Jam
Mijn kinderen taalden eigenlijk nooit naar geld. Dit helaas niet uit ascetische overwegingen of iets anders nobels, maar juist omdat ik ze in mijn oneindige gemakzucht en afkeer van conflicten gewoon altijd alles geef wat ze hebben willen. Zo was mijn dochter laatst jarig. Ik had dat niet helemaal aan zien komen, maar opeens was het zover: ze werd tien, ze kreeg twee pukkels opzij van haar neus en een laptop.
Dat laatste in het kader van voornoemde verwennerij, want bij die koddige dollarkoersen van de laatste tijd gaat geen zee mij te hoog op geschenkgebied. Grinnikend sleur ik mijn creditcard door willekeurige gleuven, alles om mijn kindjes te verzoenen met hun nieuwe leven in een land waar ze niet om gevraagd hebben.
Mijn dochter was gelukkig heel blij met de nieuwe schootcomputer. Ze plakte er wat bloemetjesstickers op, verdween met het ding in haar kamer en begon verwoed te bloggen. Haar broertje Boelie schaarde zich aan haar zijde met míjn laptop, en probeerde zo krachtig mee te bloggen als zijn beknopt vocabulaire maar toeliet. Eerst liet ik dat maar zo, onder het motto ‘bloggende honden bijten niet’. Maar ze kwamen die kamer helemaal niet meer uit en gingen pips zien, met zware wallen onder opeens niet meer kinderlijke ogen.
Zo kon het niet doorgaan, vond ik, en dus deed ik wat ik als verstandige moeder al veel eerder had moeten doen: ik kocht voor mijn kinderen een geinig, kinderbestendig videocameraatje. De bedoeling was dat ze dan naar buiten zouden gaan om in de frisse lentelucht iets met natuur te gaan filmen. Vogels of zo. Nou, dat vonden ze een reuze idee. Ze ontboden per omgaande ‘de Bonkjes’, hun Nederlandse vriendjes in den vreemde, drie stuks, in een courante prijs- en leeftijdsklasse. Helaas concludeerde het gezelschap dat de opnamen niet in de door mij zo hitsig aangeprezen frisse buitenlucht moesten plaatsvinden, maar in de kelder van ons huis. Want daar bevindt zich de verkleedkist en liggen diverse muziekinstrumenten die het daglicht niet kunnen verdragen: een elektrische gitaar met kamerbrede versterker uit huisgenoot P’s woeste periode, de restanten van een drumstel, plus een ruime sortering blokfluiten, tamboerijns en sambaballen. Niets kon een kaskraker nog in de weg staan, leek me, en die kinderen hadden eindelijk weer eens blosjes op de kaken.
Van agitatie, zo bleek algauw, want ze wilden allemaal de camera vasthouden, dus daar kwam ruzie van. Ik riep iets sussends in het genre ‘omstebeurt’ maar het oudste jongetje, Boontje Bonk, had een voor de hand liggender oplossing: er moesten gewoon meer camera’s komen. Zijn moeder, die er minder uitgelubberde opvoedingsprincipes op nahoudt dan ik, vond dat ze dat geld dan zelf maar moesten verdienen, waarop het ondernemende Boontje uit plakband en kartonnen dozen een wankel kioskje samenstelde en zich met het hele stel naar de buurtsupermarkt begaf. Limonade en cake zouden ze gaan verkopen, met ongehoorde winstmarges, zo zag ik aan de bedragen die met viltstift op het kioskje stonden vermeld. Bij thuiskomst bleken ze drie flessen limonade, één cake en zes potten jam te hebben aangeschaft, dat laatste waarschijnlijk door toedoen van de twee betrokken vierjarigen.
Het was koud in het park, het kartonnen stalletje begon in de motregen algauw te verzakken en de jongste twee entrepreneurs moesten er met steeds krachtiger meppen van worden weerhouden zich aan de jamvoorraad te vergrijpen. De schaarse passanten kochten, met de sympathieke welwillendheid jegens ondernemerschap die Amerikanen nu eenmaal eigen is, wel degelijk een enkel glaasje limonade of plakje cake, maar lieten de jam hardnekkig links liggen. Uiteindelijk schaften pa en ma Bonk, huisgenoot P. en ik ieder een pot aan tegen woekerprijzen, zodat het verkleumd nageslacht ten langen leste naar huis afgevoerd kon worden. Ze hadden veertien dollar winst gemaakt, met zijn zessen. Maar Bill Gates is ooit óók klein begonnen. En die kinderen waren in elk geval weer eens lekker in de buitenlucht geweest.