Je las mijn aantekeningen. Het waren eigenlijk alleen steekwoorden. Ik ga naar buiten omdat ik simpelweg geen empathie kan opbrengen, las je.
Ik probeerde het je zo goed ik kon uit te leggen en terwijl ik vertelde, zweeg je. Een paar keer ging je ademhaling sneller: De vrouw is dronken. Ze laat een van de mannen aan haar linkerborst voelen.
‘Wat deed je die avond? Wat deed je in de uren voordat je daar bij de ambassade opdook?’
Ik had vaak aan je gedacht en mezelf afgevraagd wat je gedaan had. Waarom je daar alleen voor de ambassade stond, slechts enkele uren nadat je het café arm in arm met twee vreemde mannen had verlaten.
Niemand antwoordde. Toen ik bij het bed kwam begreep ik dat de hond daar lag. Jij was weg. Mijn nieuw verworven gehoor had me in de steek gelaten. Ik had je niet horen weggaan. Misschien had ik de bewegingen van de hond verward met de jouwe en omgekeerd. Misschien werd ik te veel in beslag genomen door mijn notitieboekjes. Of misschien hoorde ik eenvoudigweg niet zoveel als ik me verbeeldde.
Ik bonsde op de muur om het meisje van de overkant van het portaal te roepen. Tot jij weer verscheen was het buurmeisje mijn enige verbinding met de buitenwereld. Ik moet toegeven dat ik me niet goed kon herinneren hoe ze eruitzag. Toen ik nog kon zien was ik me nauwelijks bewust geweest van haar bestaan. Ze had een hele rits vriendinnen die doorlopend in- en uitliepen. Ze praatten over stomvervelende onderwerpen, speelden stomvervelende muziek, hadden mobiele telefoons met snerpende beltonen en zagen er ongeveer identiek uit. Ze droegen lompe schoenen waarmee ze over de vloer sloften en hadden blote buiken met ringetjes in hun navels.
Nadat mijn gehoor zich had ontwikkeld, was het alleen maar erger geworden. Hoe ik me ook voor die belachelijke gesprekken probeerde af te sluiten, er viel niet aan te ontkomen. Ik moest er wel naar luisteren. Werd er tegen wil en dank in meegetrokken. Jongens in de parallelklas op wie twee van hen verliefd waren, maar die ze hoe dan ook geen van beiden zouden krijgen, voor zover ik begreep. Waar maakten ze dan ruzie om?
Denkbeeldige vetrolletjes op hun ongetwijfeld volkomen platte buiken. Puistjes die zich verbazend genoeg niet met tandpasta lieten verdrijven.
Kort nadat ik had gebonsd stond ze in mijn kamer. Ik had haar een sleutel van mijn flat gegeven en had daar nu al spijt van.
‘Moet ik je ergens mee helpen?’
Ze klonk oprecht, haar stem was vriendelijk en dat maakte me argwanend.
‘Zie je de hond?’
Ze slaakte een enthousiaste kreet en ik nam aan dat ze zich bukte om hem te aaien.
‘Heeft hij een riem?’ vroeg ik.
‘Die hangt in de gang,’ zei ze.
‘Geef hem eens aan.’
Ze liep naar de gang om de riem te halen en vroeg ondertussen hoe de hond heette. Ik vertelde dat ze eigenlijk Mimi heette, maar dat ik besloten had haar Gesher te noemen.
‘Ik vind Mimi leuker,’ zei ze. ‘Gesher klinkt als een jongensnaam en dit is een meisjeshond.’
‘Tja,’ zei ik, ‘maar ik heb al besloten.’
Ze zuchtte lijdzaam en gaf me de riem. Toen hielp ze me met verrassend veel geduld, legde mijn handen op de riem en legde me uit hoe ik hem moest vasthouden. Eigenlijk wist ik dat al, maar in zekere zin was deze tedere handleiding wel prettig. Ik had ineens zin om te vragen hoe ik eruitzag, of ik op een blinde leek, of ik met mijn ogen rolde, of ik niet beter een zonnebril op kon zetten.
‘Je ziet er niet slecht uit, maar je bent dan ook nog niet zo lang blind.’
Ik wist niet goed hoe ik dat antwoord moest duiden, daarom vroeg ik haar voor de zekerheid mijn zonnebril uit de la in de gang te halen.
‘Waar ga je heen?’ vroeg ze.
‘De hond uitproberen, eten voor hem kopen... en voor mezelf,’ voegde ik eraan toe.
‘Je moet Pedigree Pal nemen. Dat is het beste,’ zei ze.
‘Hoe weet je dat?’
‘Heb ik op de reclame gezien,’ zei ze. ‘Krijgen ze een glanzende vacht van en zo.’
Toen ging haar mobiele telefoon. Ik herkende de beltoon: Daar heb je Winnie de Poeh. De kleine beer uit het bos. Tra-la-la-la-loe...
Ik haatte Winnie de Poeh. Het geluid ging me door merg en been en ik haalde opgelucht adem toen ze wegging en de deur achter zich dichttrok.