„En meiden," zei mevrouw Richards, terwijl ze een dienblad met glazen op de koffietafel zette, „wat kan ik voor jullie doen?"
„Andy denkt dat u doodgaat," flapte Tansy eruit.
„Hij denkt wat?!"
„O, wij niet, hoor," zei Peggy. „Wij weten heel goed dat u niet doodgaat."
„Dat is een hele opluchting," zei mevrouw Richards.
„U bent zwanger, hè?" zei Tansy
„Tansy!" Peggy hapte naar lucht.
Mevrouw Richards keek naar beneden, bloosde en haalde vervolgens diep adem. „Ik weet niet hoe jullie erachter zijn gekomen, maar jullie hebben gelijk."
Peggy slikte. „Kunt u het Andy niet vertellen? Want hij denkt dat u thuis bent gekomen om hier te sterven."
Tot hun schrik sloeg mevrouw Richards een hand voor haar mond; er ontsnapte haar een gesmoorde snik. „Ach, die ziel. Het komt natuurlijk doordat ik misselijk ben en niets eet en..." „En hij hoorde zijn vader zeggen dat u naar een dokter moest gaan voordat het te laat was," voegde Tansy eraan toe. „Net alsof u dood zou gaan als u dat niet zou doen."
Mevrouw Richards slikte. „Bedankt dat jullie het me allemaal verteld hebben. Ik ben jullie erg dankbaar. Ik zal met Andy praten, maar jullie moeten me beloven dat jullie..."
„We zijn hier nooit geweest," glimlachte Peggy. „We hebben hier nooit een voet binnen de deur gezet."
„Dank je," zei mevrouw Richards.
„U gaat het kind toch wel houden, hè?" vroeg Tansy
„Tansy!" Zelfs Peggy geneerde zich.
„Niet hét kind, Tansy. Ik verwacht een tweeling. En ja, ik ga de tweeling inderdaad houden."