64
'Plotseling tikte de cipier op mijn schouder, professor. De bezoektijd was voorbij. Ellen had me alles verteld wat ze wist. Ik zou willen dat ik mijn hele verslag hier kon afbreken. Het is niet fraai wat er nu nog volgt.'
Professor R. keek me verwijtend aan. 'Dat mag u me niet aandoen, meneer Breens. Ik ben geen kleine jongen meer. Toen ik een kind was, stuurden mijn ouders me elke zaterdag stipt om halftien naar bed, ook al was het midden in een spannende televisiefilm. U ziet wat ervan gekomen is.'
Hij grijnsde.
'Ja, dat is het natuurlijk alleen maar voor u. Een spannende televisiefilm.'
Hij haastte zich om zijn stommiteit goed te maken. 'Neenee, meneer Breens, begrijpt u me niet verkeerd. Er is ook de catharsis. De verlossing. Het zal u goed doen als u volledige bekentenissen aflegt. Al is het maar tegen mij alleen.'
'Heeft het ü goed gedaan?'
'Pardon, er is een verschil. Ik hoef niets te bekennen. Ik ben onschuldig. Kan hetzelfde van u worden beweerd?'
Ik kon het niet helpen, maar hoe langer ik bij hem in de cel zat, hoe beter ik kon opschieten met deze keurige, ouderwetse man. Ik was gaan houden van zijn ironie en zijn gortdroge humor. Ik hoopte maar dat hij ook het laatste hoofdstuk van mijn boek zou begrijpen.
'Goed. U hebt gelijk. Een verhaal is geen verhaal zonder slot.'
Professor R. leunde achterover in zijn kussens en vouwde zijn mollige handjes over zijn buik. 'In uw eigen woorden alstublieft, meneer Breens. U had net een interessante ontdekking gedaan. De verleidelijke Rika bevindt zich in uw onmiddellijke nabijheid. U hoorde een auto stilhouden voor het atelier. En toen?'