63

Ik moet toegeven dat ik het slechte nieuws niet had zien aankomen. Als Lavoisier gelijk had, als Ralph zijn droom had geïnterpreteerd zoals hij was bedoeld, stond op het servetje dat voor me lag niet meer of niet minder dan het doodvonnis van de wereld. Ik moest een paar keer diep ademhalen voor ik iets kon zeggen.

'Iedereen moet dit weten, Ralph. De Verenigde Naties, de paus, onze eigen Europese Unie... Misschien is het nog niette laat. Misschien kunnen we het tij nog keren.'

Ralph trok zijn mondhoeken naar beneden. 'Denk je? Denk je echt dat al die hoge omes zullen opkijken van wat mysterieuze mumbo jumbo?'

'En jouw vereniging dan? Hoe heet ze? De Club, de Lavoisier Club in Australië? We spelen hun alle gegevens door en zij trekken aan de alarmbel. We moeten het proberen, Ralph. Op dit ogenblik weten jij en ik meer dan alle geleerden ter wereld samen. Het is onze verantwoordelijkheid!'

Ik betrapte me erop dat ik op mijn horloge keek, alsof elke minuut die we nog langer aan tafel bleven zitten de ondergang van de aarde zou bespoedigen.

Ralph knikte traag en nadenkend. Toen stond hij op. 'Je hebt gelijk. De Lavoisier Club is onze enige hoop.' Hij scharrelde de kopieën van het dagboek bij elkaar en stak ze in zijn zak. 'Er is nog één ding. Een vraag. Ik reken erop dat je me naar waarheid zult antwoorden.'

'Wat wil je weten?'

'Als we naar buiten willen komen met onze ontdekking, moeten we de wereldpers iets kunnen laten zien. Aan een paar onnozele kopieën heeft niemand wat. We moeten het originele dagboek hebben.'

'Ik heb het niet.'

'Nee, dat weet ik. Daarom mijn vraag: is er buiten jou en Thomas nog iemand die weet dat het dagboek bestaat?'

'Jij.'

Ik weet niet waarom ik het er uitflapte. Misschien vertrouwde ik Ralph nog altijd niet voor honderd procent. Het kon hem blijkbaar niet erg schelen.

'Juist. Ik. En Philippe Spener, maar die is dood. Wie nog meer?' Hoorde ik een mespuntje dreiging in zijn aimabele stem?

'We hebben vrienden. Een kunstenaar en zijn vrouw.'

'Alléén die vrienden? Weet je dat zeker? Soms heb ik het gevoel dat je zomaar wat zegt. Que tu dis n'importe quoi.'

'Hoezo?'

'Je zou een bloem in je haar dragen, weet je nog, op ons eerste rendez-vous in Parijs?'

'Dat was een grapje, Ralph. Ik plaagde je maar.'

'Oké. Waar wonen die vrienden van je?'

'Waarom? Wat ben je van plan?'

Ralph zuchtte. 'Lieve Ellen, Sherlock Holmes zegt ergens in een verhaal: "Als alle onmogelijke oplossingen uitgesloten zijn, moet je kijken naar die ene uitweg die iedereen onwaarschijnlijk noemt." Ik heb het dagboek niet. Als jij en Thomas het ook niet hebben en je bent er zeker van dat niemand anders ervan afweet, dan móet het bij die mooie vrienden van je liggen. Waar zei je dat ze woonden?'

Ik beschreef de weg naar het Gele Huis, maar ik voelde me als Judas die Jezus verraadde voor dertig zilverstukken. Was er echt een kans dat Xander...? Of Rika?

Ralph rekende af en liet me hoffelijk voorgaan naar de uitgang. Zijn oude Panhard stond even verder in de Rue de la Tête-de-Boeuf. Hij was vriendelijk en voorkomend, maar de hele tijd spookte dat ene zinnetje van hem door mijn hoofd. Je zou een bloem in je haar dragen, weet je nog, op ons eerste rendez-vous in Parijs? Waarom vond ik dat die onschuldige woorden zo onheilspellend hadden geklonken?

Voor de zoveelste keer vrat ik me op van spijt, omdat de hele zoektocht naar de nalatenschap van Lavoisier zo lelijk uit de hand gelopen was. Als Xander het dromendagboek had, had hij een dode op zijn geweten, misschien wel twee. Ik voelde me als een klein meisje dat voor de grap een seriemoordenaar had opgebeld: 'Ik heb alles gezien!' en nu niet meer wist waar ze zich moest verstoppen.

Ralph stuurde zijn Panhard met vaste hand de richting van het Forêt d'Eawy uit en toetste met één hand een nummer op zijn gsm in. De verstralers van zijn auto boorden een tunnel van licht door de smalle, eenzame landwegen van Normandië.

'Wat ga je doen als Xander je het dagboek niet wil geven?'

Ralph drukte op de luidsprekertoets van zijn dure Mini Black en hield het toestel voor mijn neus.

'Oui?' zei een harde, kwade stem. Ik voelde hoe het bloed uit mijn gezicht wegtrok. 'C'est 1'heure?'

'Ik ben op weg naar het bos,' zei Ralph. 'La petite est auec moi. Dans la uoiture.'

'Dites-lui bien des choses de ma part.' Doe haar de groeten. Mijn benen werden slappe spaghettislierten, ik voelde me ineenkrimpen tot de grootte van een barbiepop. Ik was letterlijk verlamd van schrik. Ralph verbrak de verbinding. 'Heb je hem herkend?'

Nog altijd kon ik geen woord uitbrengen. Honderd gedachten verdrongen zich tegelijk in mijn hoofd. Als ik het goed had gehoord - en ik had het goed gehoord - was ik in een nachtmerrie terechtgekomen waaruit ik nooit van mijn leven nog wakker zou worden.

'Gilles,' zei Ralph met een tevreden lachje. 'Een man op wie je altijd kunt rekenen. Je had hem het dagboek die avond gewoon moeten geven.'

Ik slikte zo hard ik kon, maar ik kon niet verhinderen dat er dikke tranen over mijn wangen rolden. 'We wilden het hem geven,' zei ik zacht. 'Thomas wilde niets meer met de zaak te maken hebben.'

'Heel verstandig van hem. Waar is hij nu eigenlijk? Thuis?

Wachtend tot je terugkomt aan de arm van je vriendin?'

Ik begon onbedaarlijk te snikken. Ik denk dat ik me in mijn leven nooit zo alleen had gevoeld als toen. Thomas had gelijk gehad. Dit was al lang geen onschuldig spelletje meer. Tegen de moordwapens van onze tegenstanders hadden we ons belachelijk gemaakt met onze kermiskatapulten.

'Dus de hele tijd...?' Ik maakte mijn vraag niet af, waarschijnlijk omdat ik het verschrikkelijke antwoord al wist.

'MapetiteHelène... Zo zeiPhilippe het toch altijd, niet?' Ralph aarzelde even bij het binnenrijden van Torcy. Toen sloeg hij gedecideerd de weg in naar Saint-Martin. Binnen tien minuten zouden we het Gele Huis in het bos zien opdagen.

'Vanaf het eerste ogenblik dat ik het dagboek zag, wist ik dat ik het moest hebben. Nee, eerder al, sinds je ons zo parmantig had gebeld. Ik stond naast Philippe toen jullie praatten, toen je begon door te drammen over Lavoisier. Je kon het natuurlijk niet weten, maar in Australië kende ik de meeste leden van de Lavoisier Club. Het zijn machtige jongens, van mijn leeftijd en ouder: advocaten, hoogleraren, politici, industriëlen... Een dromendagboek van hun idool, van de grootste Franse geleerde van de achttiende eeuw... Daar had de Club miljoenen voor over, dat zeiden ze ook toen ik hen belde. En dan was er nog die gigantische kandelaar in goud... Goud, ma chère, goud! Het Institut betaalt zijn medewerkers als bedelaars, bedelaars met dubbele namen en met goede manieren, maar meestal ook met arme ouders die geen geld hebben om het voorvaderlijk kasteel te onderhouden. Ik hou van geld, Helène. Ik wil alles kunnen kopen wat ik wil. Ik wil een flat met uitzicht op de Seine in plaats van een zolderkamertje in het 20ste arrondissement. Ik wil op de Champs Elysées en de Place Vendöme wandelen en in de etalages durven kijken. Geld is een zintuig. Een zesde zintuig waarmee je de vijf andere pas volop kunt gebruiken. Als je nu gewoon eens had gedaan wat je had beloofd: een rode roos dragen in je haar, dan was alles zoveel simpeler geweest. Nu had die arme Gilles op die brug de verkeerde handtas beet. Ik kon het hem zelfs niet kwalijk nemen. We hadden je nog nooit gezien.'

Ralph keek er zowaar een tikje verontschuldigend bij. Zijn stem was zo innemend en beleefd dat ik even de indruk kreeg dat we nog altijd vrienden waren, maar toen zag ik het konijn, voor ons op de smalle weg, gevangen in het licht van de koplampen. Als verlamd staarde het beest naar de wagen die met tachtig kilometer per uur op hem afkwam. Ralph deed zelfs geen moeite om uit te wijken. Met een misselijkmakende klap vaagde hij het dier van de weg.

'Toen je het dagboek aan Philippe gaf, kreeg ik weer hoop. Hij mocht me niet echt, de oude baas, dus uit vrije wil zou hij de agenda nooit aan me hebben willen afstaan, maar ik had geen haast. Vroeg of laat kreeg ik mijn kans. Alleen: iemand was blijkbaar ongeduldiger dan ik. Iemand had Philippe in zijn appartement verleid en bestolen en had zich geen enkele zorg gemaakt over zijn dood. Vanaf dat moment wist ik dat het spelletje hard zou worden gespeeld, veel harder dan ik van plan was geweest.'

Ralph was Saint-Martin voorbijgereden. Het Forêt d'Eawy doemde voor ons op. Tot mijn verbazing sloeg hij het eerste bospad in dat hij zag en zette zijn wagen aan de kant.

'Jij was in die tijd niet de enige die me niet vertrouwde, Ellen. Ook Philippe had geen fiducie meer in mij. In het begin wist ik zelfs niet van zijn brief aan jou. Hij had zijn secretaresse bezworen me erbuiten te houden, maar zoiets lukt natuurlijk niet in een vermolmd Instituut als dat van ons. Gilles was erbij toen jullie met een verrekijker de Eiffeltoren afspeurden. In mijn opdracht is hij jullie gevolgd op het kerkhof van Montmartre. Hij heeft gezien hoe jullie stonden te zwijmelen voor het graf van Victor Brauner. Ik heb hem meteen naar het Muse'e des Lettres et Manuscrits gestuurd om Brauners dagboek uit te pluizen, maar zelfs met de notities die hij voor me had gejat, begreep ik niets van het hele plan. Zonder de agenda van Lavoisier was ik verdwaald in het labyrint.'

'En dus stuurde je Gilles op ons af? Met een pistool met een geluiddemper?'

'Ja. Was je bang? Gilles heeft me verteld hoe opwindend hij het vond: jij die op je knieën naar hem toe kroop in die donkere kamer, de angst op je gezicht, de zweetdruppels in je hals. Natuurlijk doet hij het allemaal voor de poen, maar het helpt als hij met mooie jonge vrouwen zoals jij mag werken.'

'Madame Barrès vond hij duidelijk niet zo mooi...' Ik probeerde de woede uit mijn stem te houden, maar toen dacht ik aan de bloemen in Michelines mond en de blik van afgrijzen in haar ogen. Ik spuwde Ralph in zijn gezicht, rukte het portier van de Panhard open en rende het bos uit, in de richting van de departementale. Ralph kwam meteen achter me aan. Ik vervloekte mijn hoge hakken, die ik die middag nog zo sexy en uitdagend had gevonden, maar zo goed en zo kwaad ik kon, rende ik verder het smalle asfaltweggetje op, onder het melkachtige, vage licht van een volle maan. Ik kende de buurt. Ik had goed opgelet tijdens de rit en ik wist dat er verderop twee grote boerderijen stonden, maar voor ik ze nog maar had gezien, hoorde ik het regelmatige, doffe gebrom van een zware motor die mijn richting uit kwam gereden. Het geluid klonk griezelig dichtbij. Achter mewas Ralph blijven staan. Ikvluchtte verder, maar na amper één bocht, midden op de weg, op hooguit tien meter bij me vandaan, stond dezelfde, dreigende machine die me in Arques bijna omver had gereden. De Ducati Monster draaide stationair, met kleine, venijnige uithalen, als een argwanende, grommende hond. Langzaam nam de motorrijder zijn helm van zijn hoofd. Ik herkende hem meteen, zo groot was de indruk geweest die de kleine, gespierde tasjesdief op me had gemaakt, die middag in Parijs, op de Pont des Arts. Toen Ralph hem iets toeriep, zette Gilles zijn motor uit en kwam langzaam op me af. Tegelijk voelde ik hoe achter mijn rug mijn armen met een ruk omhoog werden getrokken. Ik voelde de pijn in mijn schouders. Ik snakte naar adem.

'Hij komt net op tijd,' siste Ralph in mijn oor. 'Net nu je een beetje lastig begint te worden.'

Gilles haalde een stuk plasticdraad uit zijn leren jekker en bond mijn handen achter mijn rug. Hij grijnsde toen hij merkte hoe bang ik was.

'Tu as apportëta jlingue?' vroeg Ralph. Heb je je blaffer bij je?

Hij knikte en liet Ralph het pistool in zijn binnenzak zien.

'Oké. Zetje motor daar maar neer. We rijden verder in mijn auto. We zijn vlakbij nu.'

Gilles duwde me op de achterbank en kwam zwijgend naast me zitten. Ralph startte de wagen. Ik weet niet waarom, maar ik had het idee dat ik tijd moest winnen, dat het er alles toe zou doen als we vijf minuten later aankwamen in het Gele Huis.

'Ik snap het niet,' zei ik, hoewel ik intussen alles maar al te goed had begrepen. 'Die middag in Arques... Toen jij kwam aangereden en Ralph me nog net op tijd opzij kon duwen... Wat had je eraan om me uit de weg te ruimen?'

De twee mannen keken elkaar aan. Ralph draaide zich naar me om en tilde met één vinger mijn kin omhoog.

'Vertrouwen, ma petite Helène. Operatie Charme. Je hield niet meer van mij. Ik had je argwaan opgewekt door je keer op keer over dat verdomde dagboek door te zagen. En ik kon niet zonder je. Echt waar, ik had je nodig. Ontroerend toch? Dus redeneerde ik: ze zal me dankbaar zijn. Als ik haar leven red, staat ze voor eeuwig bij me in het krijt. Gilles was meteen bereid om me te helpen. Hij is nog een ouwe communist. Hij vindt het heerlijk om les petits bourgeois aan het schrikken te maken. Zeg ik het juist, mon vieux?'

Gilles lachte. Hij zette het gezicht van een van die gruwelijke waterspuwers van de Notre Dame en boog zich over me heen. Zijn adem stonk naar knoflook en sigaretten.

'En toen je vriendje jou zelf bijna van je sokken reed? Was dat ook Operatie Charme? Hij had net zo goedje been kunnen breken met zijn combat boots.'

'Nee, dat was Operatie Zand in de Ogen. Creëer een gemeenschappelijke vijand. Les één in het handboek Oorlogsvoering van Von Clausewitz. Ik ging ervan uit dat Gilles' aanslag ons opnieuw dichter bij elkaar zou brengen. Zat ik er heel ver naast?

Jij en ik tegen de rest van de wereld? Alleen had je het er wat minder dik bovenop mogen leggen, mon braue. Het was een behoorlijke blauwe plek.' Hij wreef met een gepijnigd gezicht over zijn been.

Op de achterbank had Gilles een hand op mijn dij gelegd. Ik had mijn handen niet vrij dus ik schoof zo ver mogelijk van hem vandaan.

'Er is nog iets dat ik niet begrijp.'

'O? Je bent toch toevallig geen tijd aan het winnen. Zoals ze altijd doen in die idiote films.'

'Nee, Ralph. Ik probeer alleen maar hoogte van je te krijgen. Ik snap niet hoe je tegelijk over lijken kunt gaan en je inzetten voor het lot van de wereld. Die Lavoisier Club wil de aarde redden. Zelfs als je hen het dagboek in handen speelt om er zelf beter van te worden, moet er toch nog een restje idealisme in je zitten. Hoe rijm je dat dan met de moord op Micheline Barrès?'

Ralph had me hoofdschuddend zitten aankijken. 'Helène, ma petite Helène... Je bent nog naïever dan ik dacht. Akkoord, Gilles heeft zich die middag bij de oude dame een beetje vergaloppeerd. Niet erg verstandig, want op die manier krijgen we de hele politiemacht van Normandië over ons heen. Maar goed, daar vinden we wel iets op. En wat de Lavoisier Club betreft: heb je het dan nog altijd niet begrepen? Natuurlijk hebben die heren in Australië fortuinen over voor het dagboek, alleen niet om de reden die jij denkt. Zo gauw ik hen de agenda in handen heb gespeeld, zullen ze hem met zijn allen plechtig verbranden, of ze stoppen hem in Melbourne in een grote, dikke kluis. Inhoudelijk stelt het dagboek niet veel voor, maar het is genoeg dat het verhaaltje de wereld rondgaat: grote Franse wetenschapper voorspelde al in de achttiende eeuw het einde van de wereld'. Beeldje in, Helène, de paniek! De perceptie! Volgens de Club loopt het trouwens allemaal niet zo'n vaart. Ze doen er in elk geval alles aan om de mensen gerust te stellen, zodat zij op hun gemak en ongehinderd kunnen doorgaan met hun mijnen en hun C02-uitstoot en hun fabrieken. Nee, Helène, de Lavoisier Club is wel degelijk geïnteresseerd in het milieu, maar jammer voor jou niet op de manier zoals jij had gehoopt. Gouuerner, c'est pre'voir. Op dit eigenste ogenblik kopen hun stromannen overal in Europa de mooiste bouwgronden op. Hooggelegen terrein te koop, bosrijk, met uitzicht op de zee en de arme sukkels die erin verdrinken. Tien percent van heel Scandinavië is al van hen. En nu hebben we genoeg gepraat. Als je het me goed hebt uitgelegd, rijden we van hieruit naar Carrel-de-la-Heuze. Hoe had je ook het weer gezegd? Het eerste huis aan de rechterkant?'