4

Ook de volgende dag begon als een gemiddelde dag in maart. De kans was klein dat er nog logés zouden opduiken. Zelfs geharde veteranen uit de Tweede Wereldoorlog die Utah Beach wilden bezoeken, gaven wegens hun oude knoken de voorkeur aan de zomerzon, maar we durfden de auberge toch ook niet zomaar te sluiten. Net wilden we een bordje met ons telefoonnummer aan de deur hangen, om zelf een grote winterwandeling te gaan maken in het Forêt du Croc, toen een oude rode Renault het plein van Arques opreed en stilhield voor de Auberge Lion. Er stapte een stevige, slanke man uit de wagen. Hij had donker, krullend haar en een wreed gezicht. De man droeg een oude, versleten winterjas die jaren geleden in een dure winkel was gekocht en waarvan hij de kraag omhoog had gezet. Er was iets brutaals in zijn houding, alsof hij wrokkig was tegen alles en iedereen. Een pooier, dacht ik op het eerste gezicht. Een uitsmijter in een obscure dancing. Zonder te aarzelen, duwde hij de deur van de lobby open. Hij sprak Nederlands, Vlaams zelfs, met een licht Kempens accent. Of hij een kamer kon krijgen, voor één nacht. Natuurlijk, hij had de keuze. Kon ik zijn bagage...? Nee, bagage had hij niet. Hij was op doorreis naar het Zuiden. Ik gaf hem een inschrijvingsformulier en hij vulde zijn naam in als 'Jean Peeters'. Zelfs mijn tante had meer fantasie wanneer ze loog.

Ellen, die pas opleeft als ze mensen om zich heen heeft, begon meteen te tjilpen en geïnteresseerde vragen te stellen, maar onze gast zei die middag geen woord te veel. 's Avonds stuurden we hem naar het restaurant van onze vriend Louis. Toen hij terugkwam, liep hij meteen door naar zijn kamer. Pas 's nachts begreep ik waaraan we zijn bezoek te danken hadden. Arques is een rustig dorp. Als de burgemeester een wind laat, kan iedereen het horen, 's Nachts is het er zo stil dat ik er de eerste weken zenuwachtig van werd. Toen ik dus om een uur of drie beneden een deur hoorde piepen, stond ik in een mum van tijd beneden in mijn kamerjas, met een oude baseballknuppel in mijn hand. Ellen had niks in de gaten, die sliep gewoon door.

Er brandde licht in de winkel. Vanuit de gang zag ik hoe Jean Peeters uit de Kempen systematisch onze boekenrekken onderzocht. Hij had zijn chique jas weer aan en had blijkbaar niet geslapen. We verkopen geen dure spullen in Arques, dus hij kon hoogstens aan de haal gaan met een stapel Iiures de po- che, maar al gauw viel het me op dat hij iets anders zocht dan boeken. Ik stond nog altijd vanuit het donker naar hem te kijken, toen hij op een plank vlak bij de deur de kartonnen doos ontdekte die ik er de vorige dag had neergezet. Hij zei net niet

'Aha!', maar plaatste de doos op de toog, alsof ze vol met eieren zat, en begon met twee handen tegelijk in de rommel te graaien. Na nog geen vijf seconden had hij gevonden wat hij zocht: een schriftje van hooguit tien bij vijftien centimeter, met een leren omslag dat was dichtgeknoopt met een touwtje. Hij bladerde er even in, net toen Ellen boven aan de trap verscheen en mijn naam riep. Ik kon zien wat Peeters dacht. Alsof zijn hoofd van glas was, kon ik zijn smoes al lezen: ik kon niet slapen, ik zocht iets om te lezen, sorry voor het storen, niets aan de hand. Hij legde het schriftje terug op zijn plaats en wilde de doos weer bij de encyclopedieën zetten, maar toen bedacht hij zich en begon hij opnieuw als een gek tussen de paperassen te zoeken. Omdat hij het boekje niet zo gauw meer kon terugvinden, kieperde hij de hele doos ondersteboven op de grond. Dit was het moment om in te grijpen. Ik knipte het licht aan in de gang, leunde triomfantelijk op mijn bat en zocht in het vakje 'sarcasme' naar een vernietigende opmerking. Jean Peeters wachtte mijn commentaar niet af. Zonder ook maar iets uit de winkel mee te nemen, rende hij de straat op, naar zijn auto. Nog voor ik mijn arm om Ellens schouder had gelegd, was hij er al met een rotvaart vandoor.