52
Toen ik thuiskwam in de auberge, was Ellen al naar bed. Ik weet niet zeker of ze sliep, maar ik ging in het donker naast haar liggen en begon haar traag en voorzichtig te strelen, haar billen en haar buik, tot ze zich lui kreunend naar me omdraaide en vroeg wat er met me aan de hand was. Ik antwoordde niet. Een man die naar zijn vrouw verlangde, was dat dan zo ongewoon? Toen ik bij haar naar binnen wilde komen, trok Ellen haar nachthemd weer naar beneden en schoof ze naar de rand van het bed. Ze zei iets dat ik niet verstond, maar toen ik me opnieuw tegen haar aandrukte en mijn handen op haar borsten legde, knipte ze haar nachtlampje aan en bekeek me alsof ik iets was dat de kat mee naar binnen had gebracht.
Hoe ik die nacht in slaap ben geraakt, weet ik niet meer. Waarschijnlijk heb ik intens aan een bergwandeling in de Alpen gedacht. Toen ik om zes uur wakker werd, was het omdat ik had gedroomd. Het was een bijzonder heldere droom, waarvan elk detail zo duidelijk en herkenbaar was en het einde zo verraderlijk mooi, dat ik hem voor de rest van mijn leven niet meer zal vergeten.
Ik droomde van een kerk, een mooie middeleeuwse kerk in Normandische gotiek, met steunberen en torentjes en pinakels aan de zijbeuken, op een plein vanwaar ik uitkeek op de stad. Ik kénde het gebouw: het was de kapittelkerk van de NotreDame-et-Saint-Laurent in Eu, aan de Bresle, vlak bij het kasteel, een van de lieflijkste stadjes uit de streek. Eu ligt op een steenworp van de zee, vlak bij Le Tréport en in vogelvlucht op amper vijfentwintig kilometer van Arques en de auberge. Ik was er vaak met Ellen geweest. Ze hebben er een aardig bos.
In mijn droom stond ik midden op het plein. Ik was alleen. Het weer was koud en nat. Donkere, dreigende wolken werden door de wind naar het zuiden geblazen. De bomen in het park achter het kasteel waren kaal en zwart. Het was duidelijk winter in mijn droom. Ik wachtte op iemand. Het regende. Ik had mijn paraplu opgezet. Ik probeerde zo onbeweeglijk mogelijk te blijven staan, alsofik een stenen beeld wilde worden, zoals dat van de praalgraven van de heren van Eu en Artois, in de crypte onder het koor. In mijn droom had ik het gevoel dat niemand me kon zien.
Plots kwam er een gedaante aangelopen in de richting van de kerk. Het was een vrouw, het was Rika. Ze zag eruit zoals ze was komen aanfietsen in het Gele Huis: dezelfde halfversleten jeans, de laarzen, het slordig opgestoken haar, een regenjas. Ze was gehaast. Ze liep recht op me af, maar ze zag me niet. Ik wist dat ik op haar had gewacht.
Bij het kerkportaal bleef Rika staan. Tien seconden, misschien wel een halve minuut lang, keek ze om zich heen, opvallend-onopvallend, zoals een slechte actrice in een goedkope film. Ze had een doosje in haar hand, of liever: in allebei haar handen, want hoewel het maar klein was, amper de grootte van een pakje sigaretten, was het doosje blijkbaar ook heel zwaar. Ze ging de kerk binnen en ik volgde haar op de voet. Rika's stappen klonken hol en hard op de uitgesleten vloer. Ze liep naar de linkerkruiskapel. Daar bleef ze staan voor een Lieve-Vrouwebeeld. Er stonden kaarsen op een ijzeren kandelaar. De helftervan was aangestoken, bijna opgebrand zelfs. Rika legde het doosje op de vloer en nam twee nieuwe kaarsen uit een houten kist. Ze stak ze aan en knielde neer voor een gebed. Nog altijd waren wij de twee enige bezoekers van de kerk. Ik was er zeker van dat ze mij nog altijd niet had gezien.
Toen ze opstond had Rika het doosje opengemaakt, maar vanwaar ik stond, kon ik niet uitmaken wat erin zat. Ze boog zich voorover naar het offerblok, waar de gelovigen een paar euro's konden geven voor elke kaars die ze hadden aangestoken. Boven de gleuf deed ze haar handpalm open en liet de inhoud van het doosje in de offerbus glijden. Ik herinner me dat ik in mijn droom bijna gek werd van nieuwsgierigheid. Ik spande me in om iets te horen, gerinkel, geritsel, een doffe plof, maar er was alleen maar haar eigen stem en een onduidelijk gefluisterde naam, bijna even onhoorbaar als die andere naam, de middag daarvoor, toen ze in de bungalow mijn vingers had gekust. Thomas.
Rika draaide zich om. Ik liep op haar toe. Ze lachte en nestelde zich in mijn armen, alsof ze haar hele leven naar dit moment had uitgekeken. Ik zoende haar, ik streelde haar haren, ik voelde me volstromen met een onuitsprekelijk geluk. Toen ik haar even losliet, hield ik een bankbiljet in mijn hand, een biljet van 17 euro. Het leek net of de cijfers oplichtten in het donker van de kerk.
En toen werd ik wakker.
Naast me lag Ellen nog te slapen. Ik wilde haar alles vertellen: de droom, mijn bezoek aan het Gele Huis, waarom Xander naar België was vertrokken en hoe Rika hem verdacht. Maar toen herinnerde ik me weer hoe ze me de vorige avond had aangekeken. Het deed me pijn aan mijn hart, maar ik wist dat mijn lief voorlopig mijn maatje niet meer kon zijn.