39

'Premonitoire, Thomas. Wanneer hebben we dat woord voor het laatst gezien?'

Ik huiverde. 'Bij Lavoisier. Op de rechterbladzijde van zijn droomagenda. Un rêve pre'monitoire, een voorspellende droom.'

Ellens ogen schitterden. Van slapen zou er voorlopig niets terechtkomen.

'Er is maar één verklaring mogelijk voor het feit dat Brauner zijn portret zeven jaar voor de daadwerkelijke gebeurtenis heeft geschilderd. Hij moet gedroomd hebben over zijn ongeluk. Of nee, iemand moet over hem hebben gedroomd. Iemand heeft over hem gedroomd en is hem het slechte nieuws komen vertellen.'

'En Brauner heeft de droom in zijn dagboek genoteerd.'

'Het kan niet anders. Op 11,12 of 13 februari 1931. Nog datzelfde jaar, in de winter van 1931, heeft hij zijn zelfportret gemaakt. Iemand zit op hetzelfde spoor als wij, Thomas. Alleen heeft hij nu een kleine voorsprong. Hij weet wie het was die Brauner in 1931 gewaarschuwd heeft.'

Ze keek me aan zonder me echt te zien.

'Wat denk je? Die diefin het museum... Was dat dezelfde als die ons hier in de auberge heeft bedreigd?'

'Ik weet niet, meisje. Het was donker.'

'Hij klonk alsof hij kaal was, vond je niet? Met borsthaar. Gespierd.'

'O ja, hij klonk heel kaal.'

'Het moet dezelfde man zijn, Thomas. Hij heeft je naam gebruikt.'

'Ik heb de achterdeur bekeken. Het slot is niet geforceerd. Hij moet een loper hebben gehad. Het was een professional. Een huurmoordenaar.'

'Er is niemand vermoord, Thomas.'

'Omdat we hem zijn zin hebben gegeven. Wilden geven. En omdat de politie op de stoep stond. Ik wil niet doodgeschoten worden voor een oude Franse zakagenda. Jij wel?'

Ik nam Ellens handen in de mijne en keek haar ernstig aan.

'Kom, meisje, die onzin heeft nu lang genoeg geduurd. We geven Lavoisiers paperassen mee met het oud papier. Of we leggen zijn dromen in de vitrine, met een briefje erbij: "Voorjaarsopruiming. Gratis mee te nemen." Ik wil niet dat ze nog eens terugkomen met een paar kalasjnikovs.'

Ellen staarde me aan alsof er een groot lichtgevend kruis op mijn voorhoofd was verschenen. Ik wed dat ze me niet eens had gehoord. 'Thomas, wat zei die man hier vanavond in het donker?'

'Dat hij ons aan flarden zou schieten. Bedoel je dat?'

'De agenda... Hij zei: ik wil het boekje, ik tuil de agenda.'

'En?'

'We hebben de agenda niet. De agenda is gestolen in het appartement van Philippe Spener in Parijs. De dief wist niet dat Philippe ons alleen maar een kopie heeft gegeven.'

'Mmm...'

'Dus het kan geen mannetje van Xander zijn geweest. Xander wist dat hij hier niets te zoeken had.'

'Dacht jij dan echt dat...?'

'Kom op, Thomas. Xander is zo verdacht als de pest. Hij is op eigen houtje op onderzoek uitgegaan. Natuurlijk is hij in staat om in een museum een paar oude documenten achterover te drukken, alleen is iemand hem voor geweest. In de dagboeken van Brauner staat alles wat we willen weten. Wie er het eerst achterkomt wie hem het verhaal van de lege oogkas heeft ingefluisterd en wannéér, heeft de sleutel van de toekomst. En er zijn blijkbaar meer kandidaten voor die sleutel dan we denken.'