22

Toen we weer op straat stonden - Ralph had ons een vage hand gegeven en was teruggegaan naar het Institut - scheen de zon nog altijd op de Rive Gauche. De dagen waren stilaan aan het lengen, maar binnen drie uur zou het alweer aardedonker zijn in Parijs.

'Je weet toch waarom ik hem niks heb verteld?'

'Hm...?' Ik rukte me los van het beeld van Rika en Spener, allebei zonder kleren aan, op het tapijt in de Rue de la Huchette.

'De laatste droom van Lavoisier. De droom die Philippe beweerde ontcijferd te hebben. Ineens vertrouwde ik die hele Ralph voor geen meter meer. Hij was veel te gretig, zag je dat niet? Hoe gespeeld-achteloos hij het zei: Apropos, Hélène... Kom op, Tom, waarom denk je dat hij ons uit eten heeft gevraagd?'

'There's no such thing as ajree lunch...'

'Natuurlijk niet. Hij zat gewoon te springen om me uit te horen.'

'Maar misschien had hij je ook wel kunnen helpen. Misschien had hij het met Ralph over de droom gehad?'

'Nee, dan had hij het anders aangepakt. Ralph weet net zoveel als wij. Niets.'

'Wat had Spener ook weer gezegd?'

'Hij zei dat hij de gouden kandelaar had gevonden.'

'Dat was alles?'

'Ja. En dat ik gelijk had met mijn theorie.'

'De theorie van de voorspellende dromen?'

'Ja...' Ik zag hoe ze zich het hoofd over iets brak.

'Er was nog iets... Philippe heeft nog meer gezegd. Hoe stond het er ook alweer, bij Lavoisier?'

Tussen A en C (brieven!) -gigantische kandelaar-goud.'

'Tussen A en C... Ja, ik weet het weer! Bij A is me een licht opgegaan. Zo heeft hij het aan de telefoon gezegd.'

'Tussen A en C... Zijn dat namen? Namen van plaatsen?

Waar gaat het licht op?'

'De zon? In het Oosten.'

'Mmm... Een stad in het Oosten van Frankrijk, met een A. We moeten een atlas hebben.'

'Dat kan niet moeilijk zijn. Het stikt hier van de boekenwinkels.'

Even later stonden we in de Librairie-Galerie Racine op het overzichtskaartje van een Michelinkaart te kijken.

'Het Oosten, Thomas... Laten we zeggen: vanaf Wissernbourg.'

'Oké. Met een A... Niks, niks, niks, niks...'

'Niet zo gauw. Hier staan alleen de grote steden... Annecy... Dat zou kunnen. Albertville! Aspres-sur-Buëch.'

'Dat kan Philippe onmogelijk bedoeld hebben, meisje: bij Aspres-sur-Buëch is me een groot licht opgegaan...'

'Tussen A en C... Oké, als A Albertville is, kan Chambéry de C zijn. Dus tussen Albertville en Chambéry moet er een gigantische gouden kandelaar staan. Een toren, een monument... Een kerk. Ergens in een dorp.'

Ze zocht pagina 233 op de Michelinkaart.

'O, Thomas, kijk. Het is hopeloos.'

Ze had gelijk. Tussen Albertville en Chambéry lagen misschien wel honderd dorpen, het een al kleiner en onbekender dan het andere. Ik las hun namen vluchtig door, in de hoop ergens iets van een chandelier of iets met or tegen te komen, maar behalve een Chavanne of een Chamoux was er niets dat ook maar in de verste verte in de buurt van onze theorie kwam.

'Een licht... Bij de A is me een licht opgegaan... Albertville... Nee, dat kan Philippe nooit bedoeld hebben. Licht... Denk eens na, Thomas. Jij bent altijd zo slim in die dingen. A... Wat heeft de letter A te maken met het licht?'

En ineens wist ik het. Net zoals de naam Lavoisier nog ergens in mijn achterhoofd had gezeten, kwam nu ook die andere naam weer tevoorschijn. Licht... Een lamp... Stroomsterkte... Hoeveel stroom is er nodig om een lamp van zoveel Watt te laten schijnen? Hoeveel Ampère? Ampère was net zo'n pionier geweest als Lavoisier, misschien waren het wel tijdgenoten... Bij A is me een licht opgegaan... Het kon niet anders: A stond voor Ampère. Ik pakte een Petit Larousse van de plank, alsof ik in een bibliotheek stond in plaats van in een dure boekenwinkel. Ampère, Andre'-Marie, Lyon 1775 - Marseille 1836, Frans natuurkundige. Hij bedacht de theorie uan het elektromagnetisme en uond de eerste elektrische telegraaf uit, en samen met Arago de elektromagneet. Leverde belangrijke bijdragen op het gebied uan de wiskunde, de scheikunde en dejilosojie.

'Het zijn namen! Namen van bekende Fransen. A en C... Lavoisier staat tussen A en C, tussen Ampère en...'

We keken elkaar aan.

'Graven! Ze liggen naast elkaar begraven!'

Ik begon rond te kijken naar een gids van Parijs, maar Ellen trok stiekem aan mijn mouw. Een verkoopster in een mantelpak keek ons over haar halve bril vermanend aan.

'Een pc. Google. We moeten opzoeken waar al die gasten begraven liggen. Een cybercafé.'

De verkoopster bleek nog de kwaadste niet te zijn. Toen ik haar uitlegde wat we zochten, tikte ze zelf de naam 'Ampère' in op haar computer.

'Père Lachaise?' vroeg ik op goed geluk.

'Hetkerkhofvan Montmartre,' zei ze koeltjes, alsof ze overwoog me alsnog zoekgeld aan te rekenen. Een minuut later stonden we weer op straat, opgewonden als twee kinderen op de avond voor Sinterklaas, ongeduldig om ons heen kijkend naar een metrostation.