55
'Toen je gisteren was vertrokken, ben ik in Xanders spullen gaan zoeken.'
Rika was op de rand van een bidbank gaan zitten en fluisterde zo zacht dat zelfs God het niet kon horen. 'Ik heb overal gezocht. In zijn atelier, in de slaapkamer, tussen de rijen schilderijen in het huis. Ik weet niet wat ik zocht, maar ik wilde een bewijs, een bewijs dat hij mijn zuster had vermoord, zodat ik hem voorgoed kon haten, zodat ik vrij zou zijn van hem.'
Ze sprak duidelijk en beslist, alsof ze geen twijfel wilde laten bestaan over de draagkracht van haar woorden die me blij en angstig tegelijk maakten.
'Ik vond foto's, foto's die ik nooit eerder had gezien. Van hem, van hen samen, van Julie. Op alle foto's droeg ze hetzelfde kettinkje. Mijn ouders hadden het haar cadeau gedaan, op haar zestiende verjaardag. Misschien hadden ze gehoopt dat het kruis haar zou beschermen. Misschien hadden ze toen al het gevoel dat het slecht met haar zou aflopen.'
Rika voelde onwillekeurig aan haar hals. 'De ketting zelf lag onderin Xanders schilderskist, tussen zijn tubes, onder zijn palet. Ze zat in een geschenkdoosje, de originele doos met een fluwelen kussentje erin. Er zaten verfvlekken op. Ik dacht: Julie zou haar ketting nooit zomaar afgedaan hebben. Ze was gek op het ding, ze hield het altijd om, ook onder de douche, ook als ze sliep. Maar ineens zag ik het. Het slotje was kapot. De twee uiteinden waren aan elkaar geknoopt. Iemand had de ketting van haar hals getrokken toen ze... voor ze...' Ik sloeg mijn arm om haar schouders en fluisterde lieve woordjes in haar oor. Dat het allemaal goed kwam. Dat ze niet bang moest zijn. Dat ik er was voor haar en er altijd voor haar zou zijn. Ze lachte en snoot haar neus in een grote, witte zakdoek.
'Ik dacht: als ze ooit op zoek gaan naar aanwijzingen, is dit een verschrikkelijk bewijs. Misschien zitten Xanders vingerafdrukken op het kruis. Misschien kunnen ze iets afleiden uit de...' Ze legde haar hoofd tegen mijn schouder en ik streelde haar haren, net als in mijn droom.
'Vind je me dom, Thomas? Ik dacht: hier vinden ze de ketting nooit. Niemand heeft me gezien. De pastoor zal denken dat het een geschenk is, een offergave aan de Maagd, als dank voor een gekregen gunst. Wat doen pastoors met die juwelen?
Misschien smelten ze ze wel om. Voor een kelk.'
'Maar waarom wilde je de ketting laten verdwijnen, Rika?'
Ik sprak haar naam uit als een geheim codewoord. 'Het is een bewijsstuk. Wil je niet dat Xander gestraft wordt dan?' Ze schudde haar hoofd. 'Ik weet het niet, Thomas. Echt waar, ik heb zoveel van hem gehouden. Misschien hou ik nog wel van hem. Nee, kijk niet zo. Hou me vast.'
Ik nam haar hand en leidde haar de kerk uit, even trots alsof ik net met haar was getrouwd. Rika's fiets hing scheefgezakt tegen een plataan. In de Rue des Fontaines sprak ik een bejaard stel onder een paraplu aan. Ze wezen naar het riviertje en de Rue Astier die uitkwam bij het station. Vijf minuten later stonden we voor de ingang van Hotel-Restaurant Du Maine, een groot, streng gebouw uit de negentiende eeuw, met aan de straatkant een ruime, gezellig verlichte eetzaal. De man aan de balie stelde geen vragen. Hij keek achter zich en haakte een sleutel van het rek. Het was de enige kamer die ze nog hadden, zei hij, maar het was wel hun mooiste. Het was kamer zeventien.
'Waarom lach je?' vroeg Rika. Ze had haar arm opgewekt in de mijne gehaakt.
'Zomaar.'
'Kom op, wat is er zo grappig aan het nummer zeventien?'
Ze probeerde me te kietelen, maar ik was de trap al opgelopen. De kamer was ruim en warm, met witte tulen gordijnen aan beide kanten van het bed.
'Rika, kun je je nog herinneren wanneer jij en je zus in dat programma van mij waren? Het moet op een vrijdag geweest zijn, ergens in maart. Ongeveer rond deze tijd.'
In de badkamer liet Rika de badkuip vollopen. Ze had haar kleren uitgetrokken en ze in de hoek op een stoel gegooid. Alleen haar kleine zwarte slipje had ze aangehouden. 'Wat vroeg je?' zei ze, terwijl ze haar teen in het water stak.
'De datum. De dag waarop ik jullie voor het eerst heb gezien.'
Ze spatte badschuim naar me en lachte uitgelaten.
'Nee, meneer Breens, dat weet ik niet meer. Is het belangrijk?'
Ik wilde haar zoenen en haar borsten in mijn handen nemen, maar ze duwde me de kamer uit. 'Nog niet. Ga weg!'
Ik schonk twee flesjes whisky uit de minibar voor mezelf in en belde roomservice. Ze konden twee tartaar van oesters naar boven brengen, pavé de chocolat en een fles Chablis. In een ingeving zocht ik het gsm-nummer van David Maes op, met wie ik de laatste jaren had samengewerkt bij tv5.
'David? Stoor ik je?'
'Ben jij het, Thomas? Gadverdikkie, jongen, long time no see. Vanwaar bel je? Ben je in het land?'
'Godbewaarme. Wil je iets voor me doen? Het is een dringende zaak.'