images

25

REGEN

Maart 2007

ALS NEDERLANDER DURF IK te beweren dat ik weet wat regen is. Hier in Kenia kent het fenomeen regen echter een voor mij geheel nieuwe dimensie. Sinds ik hier ben, zet iedere avond iemand de hemelse kraan wijd open en dan staat binnen enkele minuten alles blank. Er stromen beekjes en zelfs hele rivieren door de straten en alles wordt totaal onbegaanbaar. Plotseling houdt het dan ook weer op, alsof iemand in zijn vingers knipt, en is het droog. Geen wonder dat de wegen zo beroerd zijn.

De regen zorgt er ook voor dat alles groen is. Er groeit hier van alles, van ananassen en bananen tot aardappels, rijst en maïs. Het ontbreekt bij het verbouwen ervan alleen aan organisatie. Daar houdt men hier niet zo van.

Alles gaat hier rommelig, ook in het ziekenhuis. Als je in Nederland als chirurg een plaatje op een gebroken bot plaatst, dan boor je gaatjes in het bot, je meet de diepte van de gaatjes en vervolgens pak je een schroefje met precies die lengte om het door de plaat in het bot te schroeven. Na een tijdje heb je alle schroefjes aangebracht, waarna je met een röntgenfoto de stand controleert en de wond dichtmaakt.

Opereren kunnen ze hier op zich wel. Zodra we echter een plaat op een stuk bot gaan zetten, begint de ellende. Dan komt de bak met schroefjes tevoorschijn. Hier zitten tienduizend schroefjes van verschillende lengte en dikte in en dan gaan we op zoek naar de juiste. Daar beginnen we altijd heel enthousiast mee, maar dat neemt meestal snel af. Soms graven we een half uurtje en nemen dan maar een korter schroefje. Ik heb het hele bakje weleens ondersteboven gegooid en tot ver na sluitingstijd van de OK staan zoeken.

Het brengt me op een heel belangrijke en simpele les die ik geleerd heb, iets waar ik hier altijd rekening mee dien te houden, namelijk dat iets er niet is, niet gebeurt of niet mogelijk is. Zoals: de bus komt zo. Of niet. Of: de elektriciteit komt zo vast wel terug. Of niet. Of: in het volgende dorp hebben ze vast iets te eten. Of niet. Sinds ik die les heb geleerd, maak ik me niet meer druk. Ik ben voortaan voorbereid op de ‘of niet’-optie en en zie wel of iets gebeurt, of niet.

Ik heb iemands leven gered. Een puber brak zijn bovenbeen doordat hij uit een palmboom viel. Otieno en ik zetten er een plaat tegenaan. Na de operatie gingen we thee drinken. Ik bleef nog even op de OK om een broeder te helpen het joch van de operatietafel in zijn bed te tillen. We reden het bed weg, ik bij het hoofdeinde. Tot me iets opviel. Ik keek nog eens goed, trok zijn shirt omhoog en zag… dat hij niet ademde. Ik keek nog een keer: nee hoor, geen ademhaling! (Onder narcose wordt de ademprikkel onderdrukt en wanneer de narcoticatoevoer stopgezet wordt, begint de patiënt weer spontaan te ademen.) Ik zei het tegen de broeder, die die kaaskop gelijk moest geven. Wij legden de jongen onmiddellijk terug op de operatietafel en zetten de zuurstofsaturatiemeter om: 84 procent moest bij deze gezonde jongen 100 procent zijn. We zetten hem een zuurstofmasker op en begonnen handmatig te beademen. Drie minuten later begon hij zelf weer te ademen en konden we hem rustig in bed leggen. De narcose was nog niet helemaal uitgewerkt en dus was de normale ademhaling nog niet op gang gekomen, maar de beademingsmachine was al wel losgekoppeld. Eikels!

Een vrouw van veertig is door een taxi aangereden en als ik de röntgenfoto zo zie, ging die taxi behoorlijk snel. De botten in haar onderbeen zijn beide verbrijzeld. Er is maar een klein wondje, hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door een stuk bot dat van binnenuit door de huid is gestoken. Het onderbeen is gezwollen en extreem pijnlijk. Als we haar onderzoeken verkrampt ze van de pijn wanneer we haar tenen strekken. De pijn zit bij haar scheenbeen, geeft ze aan. Er zijn zwakke pulsaties voelbaar aan haar voet. ‘Compartimentsyndroom,’ concludeer ik. Ik heb het nooit eerder gezien, maar dit is duidelijk. Een deel van het onderbeen vormt een gesloten compartiment, bekleed door een peesblad. Als in dit compartiment de druk hoger wordt dan de bloeddruk, kan er geen bloed meer doorstromen. In zo’n geval heb je zes uur de tijd om deze drukverhoging op te heffen, anders sterven de weefsels aan zuurstofgebrek en rest verwijdering van al het dode weefsel of amputatie. Spoed OK dus. Otieno is het met me eens dat de operatiekamer gebeld moet worden voor een spoedoperatie.

Vier uur later kom ik in de ziekenboeg en ligt de patiënte er nog steeds. ‘Waarom wordt ze niet geopereerd?’ vraag ik aan een zuster.

‘Er moet nog een formulier ingevuld worden.’

Mijn oren klapperen. ‘Kan ik dat formulier ook invullen?’

‘Yes,’ zegt ze droog.

Een half uur later rijden ze haar naar de OK. Ik ben te verbaasd om kwaad te zijn. Er heerst hier een andere cultuur en een andere mentaliteit. Niemand is verontwaardigd, zo gaat het nu eenmaal. Het lijkt een totale, verpletterende onverschilligheid. Maar dat is het ook weer niet precies. Ik weet niet wat het is. Ik weet wel dat ik de traumachirurgie het mooiste vak vind dat er is, ik bloei hier helemaal op. Mensen ‘repareren’, botten rechtzetten en vastzetten en de patiënten daarna weer vooruit zien gaan: prachtig.

Op weg naar huis loop ik langs een stalletje waar een grote glimlachende neger houten beeldjes verkoopt. ‘Wat kost die olifant?’ vraag ik hem.

‘Honderd shilling!’ antwoordt hij.

‘Waaaat!’ roep ik uit.

‘Oké, tien shilling,’ zegt hij snel.

Ik schud mijn hoofd.

‘Eén shilling dan.’

Als ik weg wil lopen, duwt hij het ding in mijn handen en zegt: ‘Vijftig cent.’

Ik grijns en betaal hem.

’s Avonds bel ik met pa. ‘Heb je als tropenarts ook veel traumapatiënten geopereerd?’ vraag ik hem.

Pa antwoordt dat de meeste botbreuken toen werden ingegipst en dat dat waarschijnlijk nog steeds zo is, en alleen de grotere traumatologie werd geopereerd. ‘En echte grote traumachirurgie moet je aan traumachirurgen overlaten, Marten!’

Dat zet mij aan het denken. Traumachirurg, dat lijkt mij wel wat!