47
Meer dan een kwartier reed Jan in het wilde weg rond. Een paar kilometer rechtdoor, en dan sloeg ze links af. Een paar kilometer verder nam ze een afslag naar rechts. Ze kwam op de snelweg terecht, reed langs twee afritten en ging er toen weer af. Ze hoopte dat hoe meer ze kriskras rondreed, hoe moeilijker het zou zijn om haar te volgen.
En ze had geen zwarte Audi’s gezien in haar achteruitkijkspiegeltje. Toen ze op de snelweg zat en ze meer dan anderhalve kilometer achter zich kon kijken en er nog steeds geen spoor van de Audi te bekennen viel, begon ze het gevoel te krijgen dat Oscar Fine haar niet volgde.
Maar dat was niet echt een troost.
Als hij haar één keer had kunnen vinden, dan kon hij dat nog een keer.
Ze moest er voor andere automobilisten die toevallig in de pick-up naar binnen keken als een gekkin uitzien. Met grote ogen, haar haren een massa stijve pieken van de wind die door de open raampjes blies en door de barst in de voorruit. Ze hield het stuur zo stijf mogelijk vast, niet alleen om te sturen maar ook om te verhinderen dat ze zou trillen.
Ze was één grote ramp.
Dwayne was dood, dat kon niet anders. Oscar Fine zou hem nooit levend uit dat souterrain laten ontsnappen.
De vraag was, hoeveel had Dwayne verteld voor hij stierf?
Wist Oscar wie ze was? Wist Oscar wie ze was geweest? Wist hij dat al voor Dwayne binnen kwam stappen om zijn valse diamanten voor zes miljoen in te ruilen?
Denk na, zei ze tegen zichzelf terwijl ze in westelijke richting over de Massachusetts-tolweg reed. Denk na.
Eén ding was glashelder. Banura had hen verraden. Nadat ze hem hun koopwaar hadden laten zien, moest hij Oscar Fine getipt hebben. Maar waarom was Oscar Fine nu, na al die tijd, zo waakzaam? Had hij de afgelopen zes jaar regelmatig met iedereen in de diamanthandel contact gehouden, ze eraan herinnerd dat hij op zoek was naar die waardeloze stenen omdat hij op die manier Dwayne en haar kon opsporen?
Misschien. Maar het was ook mogelijk dat Oscar Fine door iets aangezet was om nu wat energieker te zoeken dan daarvoor.
Had hij een nieuwsuitzending over haar verdwijning gezien? Zelfs als dat zo was, dan werden er foto’s in getoond van haar als Jan Harwood. En Jan Harwood leek in geen enkel opzicht op dat meisje dat hem in de limousine de baas was geweest. Maar misschien, als iemand je hand had afgesneden, herinnerde je je nog wat meer dan haarkleur en oogschaduw…
Jan liet het stuur lang genoeg los om er een paar keer met haar vuist op te slaan. Was er ook nog iets wat ze niet verpest had in deze zaak?
Waar moest ze beginnen?
Dat ze er überhaupt ooit aan begonnen was. Dat ze Dwayne Osterhaus erbij gehaald had. Dat ze zo ontzettend stom was geweest dat ze niet wist wat de spullen die ze gestolen hadden waard waren. Dat ze terug was gegaan naar Banura terwijl ze wist dat de deal te mooi was om waar te zijn.
Dat ze was weggelopen van wat ze allemaal gehad had.
Ze keek op het dashboard en zag dat ze bijna geen benzine meer had. Dat was iets praktisch dat ze moest regelen. Ze nam de eerstvolgende afslag, waar zich talloze benzinepompen en fastfoodtenten bevonden. Ze tankte voor dertig dollar, stak de weg over en parkeerde op de parkeerplaats van een McDonald’s.
Ze liep langs de counter regelrecht door naar de damestoiletten. Ze rende een hokje binnen en kotste al voor ze de bril omhoog kon doen. Ze legde haar handen tegen de wand van het toilethokje om zich te ondersteunen. Ze zweette en ze was duizelig.
Vervolgens moest ze weer overgeven.
Ze trok de wc door en veegde haar gezicht af met wc-papier. Toen ze zeker wist dat ze niet nog eens hoefde te kotsen deed ze de deur open. Ze liep naar de wasbak en plensde water in haar gezicht. De vrouw die haar dochtertje hielp haar handen te wassen in de wasbak naast haar, keek Jan behoedzaam aan.
Jan wist wat ze dacht: een krankzinnige.
Er waren geen papieren handdoekjes, alleen die vervloekte blowers, en het laatste wat Jan wilde was wel warme lucht op haar gezicht. Dus verliet ze de toiletten en het restaurant terwijl de druppels nog van haar gezicht stroomden.
Ze leunde tegen de bakstenen muur van het restaurant, hield de pick-up en het verkeer in de gaten, steeds op de uitkijk naar een zwarte Audi. Ze bleef daar ruim een half uur staan, alsof ze verlamd was, omdat ze niet wist wat ze nu verder moest doen.
Een medewerker van de McDonald’s die vuilnisbakken leeggooide vroeg of hij iets voor haar kon doen. Niet omdat hij echt iets voor haar wilde doen, maar omdat hij wilde dat Jan wegging. Ze ging weer achter het stuur van de pick-up zitten en dacht na.
Er ging een mobieltje af. Jan schrok ervan, ze had geen mobieltje. Toen bedacht ze dat ze er een gestolen had uit de tas van de vrouw bij het benzinestation. Ze stak haar hand in haar tas, vond de telefoon en keek naar het nummer.
Het was toch onmogelijk dat iemand wist dat hij haar op dit mobieltje kon bereiken, of niet?
Maar Dwayne had Banura met dit mobieltje gebeld. Die had het nummer waarschijnlijk opgeslagen.
Ze klapte hem open. ‘Hallo?’
‘Met wie spreek ik?’ vroeg een vrouw. ‘Hebt u mijn mobieltje? Ik zoek er al de hele ochtend naar en ik…’
Jan brak het mobieltje doormidden, alsof ze zijn ruggengraat brak, stapte uit en gooide de twee stukken in een vuilnisbak.
Toen ze weer in de pick-up stapte, trilde ze.
En ze dacht na. Ze dacht na over lang geleden. Toen het allemaal begonnen was. Toen ze het dochtertje van de Richlers in de baan van die auto had geduwd.
Dat was toch het moment waarop het begonnen was? Als ze dat niet gedaan had – en god weet dat het nooit haar bedoeling was geweest dat zoiets zou gebeuren – dan hadden haar ouders niet hoeven verhuizen. Dan was het misschien niet misgegaan met het werk van haar vader, dan had hij misschien niet zo’n ontzettende hekel aan haar gehad, en dan was zij er niet zo op gebrand geweest om al vroeg uit huis weg te gaan en iets te beginnen met iemand als Dwayne Osterhaus en dan…
Nee, ze had het meisje Richler niet willen doden. Ze was alleen kwaad geweest, meer niet. Kwaad over iets wat ze gezegd had. Constance Tattinger was jaloers geweest op Jan Richler. Jaloers op de dingen die ze had. Jaloers omdat haar ouders zo dol op haar waren. Gretchen en Horace Richler kochten barbies voor haar, en mooie schoentjes, en op haar verjaardag mocht zij bij de Kentucky Fried Chicken bestellen. Ze hadden zelfs een kettinkje voor hun dochter gekocht, dat eruitzag als een cakeje. Constance had nog nooit zo’n mooie ketting gezien en vanaf het moment dat ze het dingetje voor het eerst zag, had ze het willen hebben.
Op een dag, toen Jan Richler het kettinkje naar school om had en het eventjes afdeed omdat het kriebelde, had Constance Tattinger het uit haar zak gepikt. Jan Richler had haar ogen rood gehuild omdat ze het niet kon vinden en ze raakte ervan overtuigd dat Constance het had gestolen. Twee dagen later zei Jan in de voortuin van de Richlers tegen Constance dat ze dacht dat zij het gedaan had, en Constance had het meisje kwaad van zich af geduwd.
Precies voor de auto.
Al die jaren had de vrouw die de identiteit van Jan Richler zou stelen zich vastgeklampt aan dat kettinkje. Ze was vaak in de verleiding geweest om het weg te gooien, maar dat had ze nooit over haar hart kunnen verkrijgen. Niet dat ze van het sieraad hield. Verre van dat. Het herinnerde haar aan iets verschrikkelijks wat ze gedaan had. Het symboliseerde niet alleen het moment waarop het leven van Jan Richler geëindigd was, maar ook het moment waarop Constance Tattingers leven voor altijd veranderde.
Ze werd van school gehaald. Haar ouders verhuisden. Haar vader ontwikkelde een wrok tegen haar die nooit meer zou overgaan.
De dag dat ze dat kettinkje stal was de dag waarop werd bepaald dat zij op haar zeventiende uit huis zou gaan en nooit meer contact zou opnemen met haar ouders. Soms vroeg ze zich wel eens af wat er van hen geworden was. En dan besefte ze dat het haar eigenlijk weinig kon schelen.
Ze klampte zich aan het kettinkje vast om wat het vertegenwoordigde. Een bepalend moment in haar leven, ook al was het een slecht moment geweest.
Op een dag had Ethan het in haar sieradenkistje zien liggen en hij had gevraagd of hij het mocht hebben – cakejes waren zijn lievelingssnack – en zijn moeder had nee gezegd, het was niet iets voor een jongetje, en toen had hij gezeurd dat zij het moest omdoen bij hun tripje naar Chicago.
Ze had het die dag gedragen, en daarna nooit meer.
Ze dacht over al deze dingen na, over haar leven, over Ethan, over David, terwijl ze daar in die pick-up zat. Ze dacht aan het leven dat ze met hen gehad had en…
Concentreer je.
De vrouw die bekendstond als Jan schudde even haar hoofd. Er zou later nog tijd genoeg zijn om in zelfmedelijden te zwelgen, zich er in onder te dompelen als in een warm bad. Er zat haar iets dwars. Iets wat geen uitstel duldde.
Ze had alle reden om aan te nemen dat Oscar Fine wist dat ze de afgelopen jaren onder de naam Jan Harwood had geleefd. Dit kon hij van Dwayne gehoord hebben, of hij had het zelf afgeleid uit de nieuwsberichten over haar verdwijning.
Als hij wist dat ze Jan Harwood was, dan zou hij binnen de kortste keren weten waar ze vandaan kwam. Als zij Oscar Fine was, hield ze zichzelf voor, zou ze dan niet eerst eens in Promise Falls langsgaan?
Ze stak haar hand uit naar de zitting van de stoel naast haar, op zoek naar de foto van Ethan die ze nog maar een paar uur eerder uit haar tas had gehaald. Hij was er niet meer.
Jan stak het sleuteltje in het contact en startte de motor. Zonder dat ze het beseft had, was ze al in de richting gereden van de plek die ze de afgelopen vijf jaar haar thuis had genoemd.
Ze moest terug. En ze moest er zijn voordat Oscar Fine er was.
Ze stopte niet meer op weg naar Promise Falls, zelfs niet toen ze om Albany heen reed en zag dat ze minder dan een kwart tank benzine had. Ze voelde dat ze het kon halen.
Ze vroeg zich af waar Ethan zou zijn. Het leek logisch – gezien de benarde toestand waarin ze David had achtergelaten – dat hun zoon niet bij hen thuis zou zijn. David zou, als hij niet al daadwerkelijk gearresteerd zou zijn, op het politiebureau zitten, of bij een advocaat, of hij reed als een gek de halve wereld rond om haar te vinden.
Jan lachte bijna hardop toen het haar inviel: kon ik hier maar met David over praten.
Ze wist dat dat onmogelijk was. Er was geen plek voor vergeving, ook al hoefde ze alleen maar een politiebureau binnen te wandelen om hem vrijuit te laten gaan. De dingen die zij gedaan had... dat liet je niet zomaar achter je om opnieuw te beginnen. Misschien zou er op een goede dag bewijsmateriaal boven water komen waardoor hij vrijuit ging. Dat moest dan maar.
Tegen die tijd zouden Ethan en zij allang verdwenen zijn.
Ethan was haar zoon. Ze zou uit dit alles tenminste één ding overhouden dat van haar was.
Hij was waarschijnlijk bij zijn opa en oma.
Ze zou daar eerst langsgaan.