26
Ze reden over de Massachusetts-tolweg in Dwaynes beige pick-up, die zijn broer aan hem geleend had toen hij vrijkwam. Het was een vijftien jaar oude Chevrolet, en ondanks alle roest rond de wielen reed hij prima. Maar hij slurpte benzine, zelfs als de airco uit stond, wat voortdurend het geval was omdat die niet werkte.
‘Weet je zeker dat de airco het niet doet?’ vroeg Kate.
‘Zet gewoon de ventilator aan.’
‘Dat heb ik gedaan, die geeft alleen warme lucht.’
‘Hou toch op met dat gezeur,’ zei Dwayne. ‘Zet gewoon een raampje open.’
Kate zei: ‘Heeft je broer echt zo’n hekel aan je? Heeft hij je daarom deze rammelkast geleend?’
‘Loop je liever?’
Nu hij de pick-up van zijn broer had, was de kans in elk geval groot dat het ding legaal was. Als ze toevallig van de weg gehaald zouden worden – god mocht weten of Dwayne zich op de meest ongeschikte momenten liet arresteren – dan klopten de nummerborden in elk geval. Dwayne had zelfs – de Heer zij geloofd – een geldig rijbewijs.
‘Weet je,’ zei Dwayne, ‘ik kende vroeger op de middelbare school een Kate. Die droeg altijd zo’n laag uitgesneden truitje. Als ze vooroverboog dan wist ze dat je keek, maar dat kon haar geen reet schelen. Ik vraag me af waar die nu uithangt.’
‘Ze zit in elk geval vast niet in een overjarige pick-up op de tolweg zonder airco terwijl het buiten achtendertig graden is. Misschien hadden we toch de Explorer moeten houden. Dat ding was oud, maar de airco deed het.’
Dwayne keek even opzij. ‘Wat heb je? Ben je nog steeds kwaad over die toestand zonet?’
Bij Denny’s. Ze had hem de wind van voren gegeven zodra ze weer op de weg zaten.
‘Hoe haal je het in je hoofd,’ had ze gezegd. ‘Ze hebben waarschijnlijk nu al de politie gebeld.’
‘Het stelde niet zo veel voor,’ had Dwayne gezegd. ‘Ik heb die man een dienst bewezen.’
‘Wat?’
‘Van nu af aan zal hij ervoor zorgen dat die kinderen zich gedragen. Ze zullen niet tot monsters opgroeien.’
Vijftig kilometer lang had ze steeds achteromgekeken, in de verwachting een blauw zwaailicht te zien. Maar misschien had niemand hen in de pick-up bij Denny’s zien wegrijden.
Die gewoonte van Dwayne om zijn zelfbeheersing te verliezen op momenten dat ze zich heel erg gedeisd moesten houden, was absoluut een probleem. Ze kon alleen maar hopen dat hij zich een beetje kon inhouden tot ze hun zaakjes in Boston geregeld hadden.
‘Hoor eens, het spijt me echt van zonet,’ zei Dwayne. ‘Dus wees weer een beetje lief en relax een beetje.’
Ze stak haar hand uit het raampje, voelde hoe de wind tussen haar vingers door blies. Een aantal kilometers zwegen ze. Zij was degene die de stilte verbrak.
‘Hoe was het?’ vroeg ze.
‘Hoe was wat?’
‘De gevangenis.’
‘Wat wil je precies weten?’
‘Niet wat je denkt,’ zei ze. ‘Ik bedoel het gewone, dagelijkse leven daar. Hoe was dat?’
‘Dat ging best. Je wist altijd wat je verwachten kon. Je had een routine. Je wist wanneer je op moest staan en wanneer je naar bed ging en wanneer je moest eten en wanneer je kon luchten. Je had dingetjes om je op te verheugen.’
Dit antwoord had ze niet verwacht. ‘Maar je kon nergens heen,’ zei ze. ‘Je was… nou ja, je zat gevangen.’
Dwayne legde zijn linkerarm in de raamopening. ‘Ja, maar je hoefde geen beslissingen te nemen. Wat moet ik aan? Wat moet ik eten? Wat moet ik doen? Van dat soort dingen kun je hartstikke moe worden. Ik vraag me wel eens af hoe gewone mensen dat toch doen, al die beslissingen die ze moeten nemen. Binnen wist je elke dag dat je opstond wat je kon verwachten. Dat was best geruststellend.’
‘Het was dus een hemel op aarde.’
‘Niet altijd.’ Haar sarcasme ontging hem. ‘Het eten was waardeloos, en er was niet genoeg. Als je achter in de rij stond, dan was er soms niets meer over. En ze bezuinigden op het wasgoed. Sinds de gevangenis geprivatiseerd is, draaien die klootzakken elke cent drie keer om.’
‘Geprivatiseerd?’
‘Het werd door een bedrijf gerund, niet door de staat. Sommige bewakers werden erg slecht betaald. Soms hoorde je ze erover praten of ze het eind van de maand wel zouden halen, met hun kinderen, en de hypotheek, en de lening voor de auto en al die rotzooi. Je kreeg bijna het idee dat je zelf nog goed af was. Niet dat dat nog een probleem voor ons gaat worden.’
Dwayne zwenkte naar links en passeerde een bus.
‘Snap je wat ik bedoel?’ zei hij. ‘Met die beslissingen. De enige beslissing die ik nog wil nemen is hoe groot die boot van me wordt.’
Ze dacht na over wat hij gezegd had. Ze snapte het wel degelijk. Zo was haar leven de afgelopen jaren toch ook geweest? Beslissingen. Steeds weer beslissingen. En niet alleen voor jezelf, maar ook voor andere mensen. Dat werd heel vermoeiend.
‘Nog een vraag,’ zei ze. ‘Voel jij je vrij?’
Dwayne keek scheel. ‘Ja, natuurlijk, absoluut. Ja, ik ben vrij. Ik zou niet willen ruilen met het leven binnen. Bedoel je dat?’
Het gekke was dat zij ook het gevoel had dat ze net uit de gevangenis was gekomen. Ze was ontsnapt. Hier was ze, ze reden over de snelweg, met haar voeten op het dashboard en de wind die haar haren door de war blies.
Wat een gevoel. Wat een kick.
Ze vroeg zich af waarom ze zich toch niet gelukkig voelde.
Het programma was eenvoudig genoeg.
Eerst moesten ze langs de twee banken. En dan, als ze de handel uit de kluisjes hadden gehaald, door naar die jongen over wie Dwayne gehoord had, die hun spullen zou taxeren en dan een bod zou doen. Als het bod niet goed genoeg was, dan was er ongetwijfeld ruimte om te onderhandelen, dacht Kate. Of dan zochten ze iemand anders. Er stond toch nergens zwart op wit dat je het eerste het beste bod dat je kreeg moest aannemen?
Ze hoopte maar dat het het wachten waard zou zijn. Maar ze kon zich amper voorstellen dat dat niet zo zou zijn. Zij, zij allebei, werden rijk. De enige vraag was: hoe rijk? Dat had haar al die jaren op de been gehouden. Geld was ongetwijfeld een geweldige prikkel. Dat je wist dat er – naar alle waarschijnlijkheid – miljoenen dollars op je lagen te wachten.
Misschien had ze er eerder werk van gemaakt als Dwayne en zij de sleutels niet geruild hadden en die sukkel zich niet had laten opsluiten wegens geweldpleging, ook al had ze dan alleen maar haar helft kunnen opstrijken. Maar toen Dwayne gearresteerd werd, en het sleuteltje van haar kluisje met zijn andere persoonlijke bezittingen werd bewaard op een plek waar zij niet bij kon, had ze geen andere keus gehad dan geduld oefenen.
Geduld oefenen en zich verschuilen. Dat laatste was vooral belangrijk geweest. Omdat ze wist dat iemand naar haar op zoek zou gaan. Ze had de kranten gelezen. Ze wist dat de loper het overleefd had. Tegen alle verwachtingen in. En als hij eenmaal hersteld was, dan kon ze ervan uitgaan dat hij op zoek zou gaan naar degene die hem niet alleen van een fortuin aan diamanten had beroofd, maar ook van zijn linkerhand.
Ze had altijd geweten dat zij meer risico liep dan Dwayne. De loper had haar gezicht gezien. Hij had haar recht in de ogen gekeken voor hij bewusteloos raakte. Ze had niet verwacht dat hij weer wakker zou worden.
Het bloed.
Ze wist dat het niet lang zou duren voor de loper erachter kwam hoe ze hem op het spoor gekomen was.
Via zijn vriendin, of liever, via zijn ex-vriendin. Alanna heette ze. Ze had met Alanna in een café in een voorstad van Boston gewerkt. Tijdens hun rookpauzes achter het café had Alanna het steeds maar over die jongen, en wat een sukkel het bleek te zijn. Dat hij altijd weg was, naar Afrika en zo, en dat ze nooit bij hem thuis mocht komen en dat hij zo geheimzinnig was over wat hij voor de kost deed. Een keer was ze met hem op pad geweest, in zijn Audi, en toen moest hij even een gebouw binnen omdat hij met iemand had afgesproken; hij zei dat hij over tien minuten weer terug zou zijn. En zij besloot even in zijn sporttas te kijken die achter de bestuurdersstoel op de vloer stond. Ze wist niet eens dat hij aan fitness deed. Het eerste wat haar opviel was dat het ding lekker rook voor een sporttas. Of liever, hij stonk in elk geval niet. Wie had er nu een sporttas die niet stonk? Ze ritste hem open en vond geen shorts, geen sportschoenen en geen zweetbandjes, maar wel een heleboel met fluweel gevoerde doosjes. In eentje zaten wel vijf diamanten, en ze dacht: shit, zijn ze echt? Maar hij kwam eerder terug dan ze gedacht had, betrapte haar en kreeg een woedeaanval, en daarna had ze hem nooit meer gezien.
En de vrouw die zich nu Kate noemde, dacht: diamanten?
Ze ging op dat moment al een paar weken met Dwayne, en vertelde hem wat ze gehoord had. Ze spoorden Alanna’s ex op, begonnen hem in de gaten te houden, zochten uit wat zijn dagelijkse routine was. Ze zetten een val. Ze kwamen met een limousine voorrijden toen hij vanuit New York met de trein aankwam.
Als de pijnstillers uitgewerkt waren zou de loper er wel snel achter zijn dat Alanna gekletst had.
Een paar maanden na de gebeurtenissen stond er een artikel op de website van de Globe over een vrouw, Alanna Dysart, die in het water van Rowes Wharf was aangetroffen. Je kon er wel van uitgaan dat ze voor ze stierf haar moordenaar de namen had verteld van alle mensen met wie ze ooit over zijn werk had gepraat.
Het kon heel goed dat ze hem de naam Connie Tattinger had gegeven.
En dus verdween ze.
‘Denk je dat je al op het nieuws bent?’ vroeg Dwayne.
Ze was zo in haar gedachten verzonken, dat ze de eerste keer dat hij het vroeg niets hoorde.
‘Neem bij het eerste knooppunt waar hotels zijn de afslag,’ zei ze.
Dwayne nam bij het knooppunt met de 91 een afslag in westelijke richting, en vond een hotel met een kantoortje waar je je e-mails kon checken als je die ene reiziger op de duizend was die zonder laptop reisde.
Kate liep het kantoor binnen en zei tegen de beheerder dat haar man en zij een kamer wilden nemen. Maar eerst moest ze even kijken hoe het met haar zieke tante Belinda ging. Steeds als ze belde was ze in gesprek of kreeg ze de voicemail. Misschien had iemand wel een berichtje naar haar e-mailadres gestuurd. Als tante Belinda achteruitging, dan moesten ze meteen terug naar Maine, en het had geen zin om daarachter te komen als ze net ingecheckt hadden, dus…
‘Toe maar’, zei het meisje. ‘Neem deze computer maar. Het is gratis’.
Ze bezocht eerst de website van de Standard, en daarna de websites van een aantal plaatselijke tv-zenders. Ze wilde twee dingen weten: werd er veel aandacht besteed aan de verdwijning van Jan Harwood, en was het lijk al gevonden?
Ze nam snel alle stukjes door die ze kon vinden en zei toen tegen het meisje achter de balie: ‘Dank je wel. Het gaat helaas slechter met haar, we moeten terug.’
‘Wat naar,’ zei het meisje.
In de pick-up zei ze tegen Dwayne. ‘Ze hebben haar nog niet gevonden.’
‘Dat is niet zo best, toch?’ vroeg hij.
‘Het zal niet lang meer duren,’ zei ze.
Dwayne dacht hier ongeveer drie seconden over na en toen zei hij: ‘Ik heb trek, laten we wat gaan eten.’