35
Sam pleegde geen verraad. Voor zover ik dat kon beoordelen had de stadsredactie niets aan haar verhaal veranderd. Het was niet aangedikt of verdraaid. Het was een feitelijk, direct, rechtdoorzee verslag van wat er de afgelopen twee dagen gebeurd was. Er werd niet verzwegen dat de politie uitgebreid met me gesproken had over de verdwijning van Jan, maar het artikel ging niet zo ver dat ik een verdachte genoemd werd. Noch rechercheur Duckworth, noch iemand anders van de politie van Promise Falls had iets dergelijks ronduit gezegd.
Sam had ook de ontdekking van het lichaam van een vrouw bij Lake George in haar verhaal opgenomen. Een scherpzinnige lezer zou een en een bij elkaar optellen – dat ik Jan vermoord had en haar lichaam daar had begraven – maar het artikel kauwde die conclusie niet voor. De politie had het lichaam niet geïdentificeerd als dat van Leanne Kowalski, ten minste nog niet bij het verstrijken van Sams deadline. Ik ging er echter van uit dat die informatie inmiddels wel was opgenomen in de websiteversie van het artikel, maar ik kon het niet natrekken omdat de politie de vorige dag onze laptop had meegenomen.
Ik had die maandag veel te doen, dus ik moest Ethan uit bed halen en hem naar mijn ouders brengen. Ik maakte hem even over acht wakker door op de rand van zijn bed te gaan zitten en over zijn schouder te wrijven.
‘Tijd om op te staan, kerel,’ zei ik terwijl ik het dekbed van hem af sloeg. Zijn bed lag vol met autootjes en actiepoppetjes.
‘Ik ben moe,’ zei hij. Hij pakte een van de speelgoedautootjes en trok het naar zijn gezicht alsof het een teddybeer was.
‘Weet ik. Maar binnenkort ga je naar school. Dan moet je elke ochtend vroeg opstaan.’
‘Ik wil niet naar school,’ zei hij, en hij drukte zijn gezicht in het kussen.
‘Dat zegt iedereen in het begin,’ zei ik. ‘Maar als je er eenmaal op zit, ga je het leuk vinden.’
‘Ik wil alleen naar opa en oma toe.’
‘Gisteren wilde je daar niet eens zijn,’ bracht ik hem in herinnering. Hij begroef zijn hoofd weer in het kussen. Een interessante discussietechniek. ‘Je zult ze nog heel vaak zien. Maar dan zie je ook andere mensen. En heel veel kinderen die net zo oud zijn als jij.’
Hij draaide zijn hoofd om en hapte naar adem. ‘Wat maakt mama voor ontbijt?’
‘Ik maak het ontbijt. Wat wil je?’
‘Cheerios,’ zei hij. En toen voegde hij eraan toe: ‘En koffie.’
‘Dat gaat niet door,’ zei ik. ‘Hoewel het misschien heel goed zou zijn om je wakker te krijgen.’
‘Hoe smaakt het?’
‘Meestal behoorlijk smerig.’
‘Waarom drink je het dan?’
‘Gewoonte,’ zei ik. ‘Als je het maar vaak genoeg drinkt, dan merk je niet meer hoe vies het smaakt.’
‘Ik wil mama.’
Ik wreef zachtjes over zijn schouder. ‘Mama is er nog steeds niet,’ zei ik.
‘Ze is al…’ Hij sloot zijn ogen even. ‘Ze is al twee nachtjes slapen weg.’
‘Weet ik,’ zei ik.
Hij pakte al z’n bedspeeltjes op en vroeg: ‘Is ze gaan vissen?’
‘Vissen?’
‘Soms gaan mensen vissen.’ Hij bekeek Robin en trok z’n cape glad. ‘Opa gaat soms weg om te vissen.’
‘Dat is zo. Maar ik denk niet dat mama is gaan vissen.’
‘Waarom niet?’
‘Ik denk dat ze vissen niet echt leuk vindt,’ zei ik.
‘Waar kan ze dan naartoe zijn?’ Hij had Robin in zijn ene hand, Wolverine in de andere. Ze keken elkaar aan. Klaar om te gaan vechten, of gewoon een beetje te lullen. Het was moeilijk te zeggen.
‘Wist ik het maar,’ zei ik. ‘Hoor eens, ik moet even met je praten.’
Ethan keek me aan, met een heel onschuldig gezichtje, alsof ik hem zou gaan zeggen dat de Cheerios op waren en dat hij geroosterd brood moest eten. Hij had de actiemannetjes nog in zijn handen en ik duwde ze naar beneden om zijn volledige aandacht te krijgen.
‘Ook al ben je straks bij opa en oma thuis, dan zul je misschien toch dingen horen. Misschien op de tv of op de radio, of misschien van iemand die bij hen op bezoek komt. Dingen over papa die niet erg aardig zijn.’
‘Wat voor dingen?’
‘Dat ik gemeen tegen mama ben geweest.’ Hoe vertelde je aan je zoon dat mensen konden denken dat je zijn moeder vermoord had?
‘Maar jij bent niet gemeen tegen haar,’ zei hij.
‘Dat weten jij en ik, maar je weet toch wel hoe je vriendjes soms over je kletsen, ook al heb je niets gedaan?’
Hij knikte.
‘Zoiets kan mij ook overkomen. Mensen zeggen dat ik slechte dingen met mama heb gedaan. De tv-mensen, bijvoorbeeld.’
Ethan dacht even na en klopte toen zachtjes op mijn hand. ‘Wil je dat ik tegen ze zeg dat het niet waar is?’ vroeg hij.
Ik moest even wegkijken. Ik deed net alsof ik iets in mijn oog had. In beide ogen.
‘Nee,’ zei ik. ‘Maar dank je wel. Zorg jij maar dat je het leuk hebt bij opa en oma.’
‘Oké,’ zei hij. Nu dacht hij aan iets anders. ‘Dat is net zoals wat mama tegen me zei.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg ik. ‘Wat heeft ze tegen je gezegd?’
‘Ze zei dat mensen misschien erge dingen over haar zouden zeggen, maar dat ze wilde dat ik onthield dat ze echt van me houdt.’
Ik herinnerde het me.
‘Gaan de mensen ook slechte dingen over mij zeggen?’ vroeg hij.
‘Nee, nooit,’ zei ik. Ik boog naar voren en kuste zijn voorhoofd.
Toen ik de deur uit liep met Ethan, stapte Craig, mijn rechterbuurman, net in zijn Jeep Cherokee om naar zijn werk te gaan. Sinds hij hier drie jaar geleden was komen wonen, had ik nooit meegemaakt dat Craig me niet gedag zei, een opmerking over het weer maakte en me vroeg hoe het met ons ging. Het was een aardige man, en als hij je heggenschaar leende, dan bracht hij die terug zodra hij ermee klaar was.
Ik zag Craig mijn kant op kijken, maar hij zei niets. Dus ik zei: ‘Goeiemorgen.’
Hij bromde zelfs niet. Craig stapte in zijn auto, deed zijn gordel om en startte zonder mijn kant op te kijken. Hij reed achteruit de oprit af en gaf flink gas op de weg.
Terwijl ik Ethan in zijn stoeltje vastgespte, hoorde ik dat een auto die door de straat reed vaart minderde toen hij bij mijn oprit kwam.
Ik keek op. Een man in een Corolla had zijn raampje laten zakken en riep terwijl hij voorbijreed: ‘Wie ga je vandaag vermoorden?’ Toen lachte hij, trapte het gaspedaal in en verdween de straat uit.
‘Wat zei hij?’ vroeg Ethan.
‘Precies waar ik het net over had, kerel,’ zei ik terwijl ik de gesp vastklikte.
Nadat ik Ethan bij mijn ouders had afgezet, reed ik naar de krant. Er was nog tijd om even binnen te wippen voor mijn afspraak met Natalie Bondurant.
Ik ging eerst naar de redactie. Toen ik er op weg naar mijn bureau doorheen liep, stopten de weinige mensen die er waren allemaal met hun bezigheden om naar mij te kijken. Niemand riep iets, niemand zei iets. Ik was een ter dood veroordeelde op weg naar de stoel.
Er stonden verscheidene berichten op mijn antwoordapparaat. Grotendeels van dezelfde media die al hadden geprobeerd me thuis te bereiken. Een telefoontje, waarvan ik niet kon vaststellen of het een grap was of serieus, was van de Dr. Phil-show. Wilde ik in het programma langskomen om mijn kant van het verhaal te belichten, om Amerika te laten weten dat ik niet mijn vrouw had vermoord en me van haar lichaam had ontdaan?
Ik wiste het bericht.
Toen ik probeerde in te loggen op mijn computer, kreeg ik hem niet aan de praat. Mijn wachtwoord werd afgewezen.
‘Wat nou?’ zei ik.
Opeens klonk er een stem achter me: ‘Hallo.’
Het was Brian. Terwijl ik me omdraaide in mijn stoel zei hij: ‘Ik had niet verwacht dat je vandaag zou komen, met al die, nou ja, met al die toestanden op het ogenblik.’
‘Ik kwam alleen maar eventjes langs,’ zei ik. ‘Je hebt gelijk. Ik heb heel wat op m’n bordje.’
‘Heb je even?’ vroeg hij.
Toen we in zijn kantoor waren sloot hij de deur en wees op een stoel. Ik ging zitten en hij nam plaats achter zijn bureau.
‘Ik vind het echt erg vervelend om dit te doen,’ zei hij. ‘Maar ik... we... ik bedoel, je bent geschorst. Nee, je bent met verlof, dat bedoel ik.’
‘Waarom, Brian? Dacht je dat ik een boek wilde schrijven?’ Dat was de gebruikelijke reden als een journalist met verlof ging.
Ik wist wat er aan de hand was, ik begreep het, maar ook in de omstandigheden waarin ik nu verkeerde kon ik het niet laten om Brian te stangen. Vooral omdat ik hem zo’n eersteklas lafbek vond.
‘Nee, nee, daar gaat het niet om,’ zei hij. ‘Het is alleen, vanwege je huidige situatie, nu je door de politie ondervraagd wordt over je vrouw, dat daardoor je journalistieke werk gecompromitteerd wordt.’
‘Sinds wanneer maakt de krant zich druk over zijn journalistieke integriteit? Betekent dit dat we onze verslaggevers in India ontslagen hebben en van plan zijn om onze eigen mensen de gemeenteraadsvergaderingen te laten verslaan?’
‘Jezus, Dave, moet je nou echt altijd zo’n lul zijn?’
‘Zeg eens, Brian, was jij het?’
‘Huh?’
‘Was jij het die mijn e-mails gelezen heeft?’
‘Waar heb je het in godsnaam over?’
‘Weet je, laat maar zitten. Want zelfs al was jij het, dan deed je dat toch in opdracht van Madeline.’
‘Ik weet werkelijk niet waar je het over hebt.’
‘Dus, ben ik met betaald of met onbetaald verlof?’
Brian wilde me niet aankijken. ‘We zitten nogal krap, Dave. De krant kan het zich niet permitteren om mensen te betalen om niets te doen.’
‘Ik heb drie weken vakantie,’ zei ik. ‘Zal ik die nu opnemen? Dan word ik doorbetaald, maar ik schrijf niets. Als mijn problemen na drie weken nog niet voorbij zijn, kun je me schorsen zonder salaris.’
Brian dacht hier even over na. ‘Dat moet ik even met hen opnemen.’ ‘Hen’, dat was Madeline.
‘Bedankt,’ zei ik. ‘Wil je dat ik het “hun” zelf vraag?’
‘Wat bedoel je?’
Ik stond op en deed de deur open. ‘Tot ziens, Brian.’
Toen ik over de redactie liep, op weg naar de uitgang, kwam ik langs de postvakjes. Ik haalde drie of vier enveloppen uit mijn vakje – een daarvan bevatte mijn loonstrookje. Ik vroeg me af of het mijn laatste zou zijn. Ik stopte de enveloppen in mijn zak en liep door.
Ik liep naar het kantoor van de uitgever. Madeline Plimptons secretaresse, Shannon, zat achter haar bureau, vlak voor Madelines deur.
‘O, David,’ zei ze. ‘Ik vind het heel erg…’ Ze zocht naar woorden. Vond ze het erg dat mijn vrouw vermist werd? Dat de politie dacht dat ik het gedaan had? Of vond ze het erg dat de uitgever me door deze moeilijke tijden heen wilde helpen door me van de loonlijst af te gooien?
Ik liep langs haar heen en deed de deur naar Madelines met eikenhout afgetimmerde kamer open, ondanks Shannons bezwaren.
Madeline zat met een telefoon aan haar oor achter haar grote bureau en bestudeerde iets. Ze keek naar me op zonder zelfs maar met haar ogen te knipperen.
‘Er is iets tussen gekomen. Ik laat Shannon je straks terugbellen.’ Ze zette de telefoon in zijn houder en zei: ‘Hallo, David.’
‘Ik kwam even langs om je te bedanken voor je steun.’
‘Ga zitten, David.’
‘Nee bedankt, ik sta liever,’ zei ik. ‘Ik heb Brian gesproken, en heb gehoord dat ik voorlopig op straat sta.’
‘Ik leef echt wel met je mee,’ zei Madeline. Ze leunde naar achteren in haar leren stoel. ‘Aangenomen natuurlijk dat je niets te maken hebt met wat er met je vrouw gebeurd is.’
‘Als ik tegen je zou zeggen dat ik er niets mee te maken heb, zou je me dan geloven?’
Ze zweeg even. ‘Ja,’ zei ze toen.
Dat bracht me van mijn stuk.
‘Ik heb de geruchten gehoord,’ zei Madeline. ‘Ik heb hier en daar wat vragen gesteld. Ik ken mensen bij de politie. Je bent veel meer dan louter in beeld. Je bent een verdachte. Ze denken dat je vrouw iets overkomen is en dat jij het hebt gedaan. Dus ik voel dubbel met je mee. Ik vind het heel erg dat Jan iets overkomen kan zijn. Mijn hart gaat naar je uit. En ik vind het verschrikkelijk dat er een klopjacht op jou aan de gang is. Volgens mij ken ik jou wel, David. Ik heb altijd gevonden dat je een goed mens bent. Een beetje star, een beetje idealistisch, niet altijd in staat om het grote geheel te zien, maar een man met het hart op de juiste plaats. Ik weet niet wat er met Jan is gebeurd, maar ik kan moeilijk geloven dat jij er iets mee te maken hebt.’
Ik ging zitten. Ik vroeg me af of ze het echt meende of dat het een truc was.
‘Maar je kunt op het moment onmogelijk als verslaggever werken. Je kunt geen verhalen schrijven als je zelf een verhaal bent.’
‘Ik heb Brian gevraagd of ik alle vakantiedagen die ik nog te goed heb op kan nemen.’
Ze knikte. ‘Dat is een goed idee. Natuurlijk, doe dat.’
‘Ik moet je iets heel anders vragen, en ik wil eerlijk antwoord,’ zei ik.
Ze wachtte.
‘Heb jij mijn e-mails gelezen, ben je er een tegengekomen van een bron die me aanbiedt om me te vertellen over omkoperij van Star Spangled van gemeenteraadsleden, en heb je die mail gelekt aan Elmont Sebastian?’
Ze ontweek mijn blik niet. ‘Nee,’ zei ze. ‘En wanneer je weer aan het werk bent, als je bewijs hebt tegen hem of wie dan ook wiens stem gekocht wordt, dan zorg ik ervoor dat het de voorpagina haalt. Ik mag die man niet. Ik vind het een griezel en ik wil geen zaken met hem doen.’
Ik stond op en verliet haar kamer.
Toen ik Natalie Bondurants kantoor binnenkwam, stond ze op van achter haar bureau. Ik verwachtte dat ze me de hand zou drukken. Maar in plaats daarvan pakte ze een afstandsbediening en zette de tv aan die aan het andere eind van de kamer aan de muur hing.
‘Wacht even,’ zei ze. ‘Ik heb hem net ingesteld. Mooi, daar gaan we.’
Ze startte het beeld en opeens was ik daar, terwijl ik me een pad baande door een kluitje verslaggevers en zei dat het totaal niet nodig was dat ik een leugentest onderging.
Ze stopte het beeld, gooide de afstandsbediening op een stoel en wendde zich tot mij.
‘Mijn god, jij wilt echt de gevangenis in, hè?’