15
Barry Duckworth klapte zijn telefoon dicht. ‘Sorry,’ zei hij tegen Lyall Kowalski, ‘maar ik moest dit gesprek even aannemen.’
‘Was dat de man van Jan?’ vroeg Lyall. Hij en de politieman zaten in de woonkamer. Lyall droeg een zwart T-shirt en een vuile kniebroek met een hele hoop zakken. Duckworth vroeg zich af of Lyall op zijn vijfendertigste voortijdig kaal was of dat hij zijn hoofd schoor. Sommige jongens die begonnen te kalen besloten nu eenmaal het dan maar goed aan te pakken en een modestatement te maken.
Zelfs voor hij de pitbull uit de keuken zag komen wist Duckworth dat er een hond in huis was. Het stonk er.
‘Ja, inderdaad,’ zei Duckworth.
‘Heeft hij mijn vrouw gezien?’
‘Nee,’ zei Duckworth, maar hij dacht: hij zegt in elk geval niet dat hij haar wel gezien heeft. Er zat hem een aantal dingetjes niet lekker in deze zaak, ook al voor hij gehoord had dat Jans collega eveneens verdwenen was.
‘Hoe laat was uw vrouw ook alweer van huis gegaan?’ vroeg Duckworth.
Lyall Kowalski zat voorovergebogen op de bank, zijn ellebogen op zijn knieën. ‘Tja, ze was al weg voor ik opstond. Ik had het nogal laat gemaakt, gisteravond, en ik sliep uit.’
‘Waar was u geweest?’
‘In de Trenton.’ Een café in de stad. ‘Met vrienden. We hebben het een en ander gedronken en Mick heeft me thuisgebracht.’
‘Mick?’
‘Mick Angus. Een collega van me op Thackeray.’
‘Wat doet u voor werk op het college, meneer Kowalski?’
‘Mick en ik zitten allebei bij de technische dienst.’
‘En hoe laat kwam u thuis?’
Lyall vertrok zijn gezicht terwijl hij zijn geheugen raadpleegde. ‘Om drie uur? Het kan ook wel vijf uur zijn geweest.’
‘En uw vrouw was hier toen u thuiskwam?’
‘Voor zover ik weet wel,’ zei hij met een knikje.
‘Wat bedoelt u daarmee, voor zover u weet?’
‘Nou, ik heb geen reden om aan te nemen dat ze er niet was.’
‘Ik begrijp het niet.’
‘Ik heb haar niet gesproken. Ik heb de slaapkamer niet gehaald. Ik heb op de bank geslapen.’
‘Waarom was dat?’
‘Leanne doet nogal moeilijk als ik dronken thuiskom. Ze doet trouwens ook moeilijk als ik nuchter ben. Bovendien was ik vergeten dat ik haar mee uit eten zou nemen, gisteravond. Ik had geen zin om daar problemen over te krijgen, dus ben ik niet bij haar in bed gestapt.’
‘Was u de hele avond in de Trenton?’
‘Ja. Tot ze sloten. Daarna heb ik met Mick nog een paar biertjes gedronken op de parkeerplaats.’
‘En die Mick heeft u thuisgebracht?’ zei Duckworth op afkeurende toon.
Lyall maakte een wuifgebaar alsof het weinig voorstelde. ‘Mick kan een hele hoop op en dan rijdt hij nog beter dan de meeste mensen als ze nuchter zijn.’
‘Waar zou u met uw vrouw uit eten gaan?’
‘Kelly’s?’ zei hij op vragende toon, alsof hij bevestiging van Duckworth nodig had. ‘Ik weet dat ik donderdag iets heb gezegd over samen uit eten gaan, maar het is me compleet ontschoten.’
‘Hebt u uw vrouw gisteravond nog gesproken, toen u in de Trenton zat?’
‘Ik had m’n mobiele telefoon niet opgeladen.’
‘Dus u bent op de bank in slaap gevallen. Hebt u uw vrouw vanochtend nog gezien?’
‘Oké, daar gaat het om, hè. Ik geloof dat ik haar iets heb horen zeggen terwijl ik mijn roes uit lag te slapen, maar ik kan het niet zweren.’
‘Wat doet uw vrouw gewoonlijk op zaterdag?’
‘Ze heeft haar vaste gewoonten. Ze gaat rond half negen de deur uit. Meestal gaat ze in haar eentje, ook als ik de avond daarvoor niet uit ben geweest met m’n kameraden. Ik bied wel eens aan om met haar mee te gaan, maar alleen omdat ik wel weet dat ze toch nee zal zeggen. Ze vindt het prettig in haar eentje. En ik vind het prima zo.’
‘Waar gaat ze heen?’
‘Naar de winkelcentra. Ze vind het leuk om naar allemaal te gaan. Elk centrum tussen Albany en hier. Ze vindt de Crossgates en Colonie Center de beste. Hoeveel kleren en schoenen en sieraden en make-up heeft één vrouw nodig?’
‘Geeft ze veel geld uit op die zaterdagen?’
‘Ik snap niet waar ze het van doet. We zitten best krap,’ zei Lyall. ‘En ik begrijp niet wat het voor nut heeft om naar al die centra te gaan terwijl ze allemaal dezelfde winkels hebben.’
‘Daar begrijp ik ook niets van,’ zei Duckworth. Hij dacht dat dit voor het eerst was dat Lyall Kowalski iets verstandigs zei.
‘En als ze klaar is met winkelen dan doet ze de gewone boodschappen, want ze wil natuurlijk niet dat haar diepvriesmaaltijden ontdooien terwijl ze door de JCPenney loopt.’
‘Maar u weet dus niet precies waar ze geweest kan zijn?’
‘Nee.’
‘En waar doet ze de dagelijkse boodschappen?’
Lyall haalde zijn schouders op. ‘De supermarkt?’
De hond, die eruitzag als een boksbal op pootjes, liep door de kamer. Zijn nagels tikten op de kale houten planken. Hij plofte neer op een vierkant kleedje voor een lege stoel.
‘En hoe laat had u haar normaal gesproken terugverwacht?’
‘Om een uur of drie, vier. Vijf uur uiterlijk.’
‘Hoe laat bent u opgestaan?’
‘Rond enen,’ zei Lyall.
‘En hebt u nog geprobeerd uw vrouw te bellen?’
‘Ik heb haar teruggebeld, maar ik kwam direct op de voicemail terecht. En ze heeft mij niet gebeld om te zeggen dat ze wat later thuiskwam of zo.’
Duckworth knikte langzaam. Hij vroeg: ‘Wanneer precies hebt u uw vrouw voor het laatst gesproken of gezien, meneer Kowalski?’
Hij dacht even na. ‘Dat moet dan gistermiddag geweest zijn. Ze belde me vanaf haar werk om te vragen hoe laat we uit eten gingen.’ Hij vertrok zijn gezicht alsof iemand een speld in zijn arm stak.
‘Dus u hebt haar gisteren verder niet meer gesproken?’
Lyall schudde zijn hoofd.
‘En vanochtend hebt u haar ook niet echt gesproken?’
Weer schudde hij zijn hoofd.
‘Toen Mick u vannacht hier afzette, hebt u toen gezien of Leannes auto er stond of niet?’
‘Ik was toen niet erg opmerkzaam.’
‘Dus voor hetzelfde geld,’ zei Duckworth, ‘was ze hier vannacht ook al niet.’
‘Waar had ze moeten zitten als ze hier niet was?’
‘Dat weet ik niet. Ik vraag u alleen of u met zekerheid kunt zeggen dat uw vrouw thuis was toen u midden in de nacht thuiskwam, of dat ze hier vanochtend was.’
Hij keek verbaasd. ‘Ik ging er gewoon van uit dat ze hier was. Het zou raar zijn als ze er niet was geweest.’
‘Hebt u een overzicht van de betaalpasjes en creditcards die uw vrouw gebruikt?’
‘Waar is dat voor nodig?’ vroeg hij.
‘Dan kunnen we nagaan waar ze die gebruikt heeft, en dan weten we waar ze geweest is.’
Lyall krabde op zijn hoofd. ‘Als Leanne iets koopt, dan betaalt ze meestal contant.’
‘Waarom?’
‘Omdat onze pasjes geblokkeerd zijn.’
Duckworth zuchtte. ‘Heeft Leanne dit al eens eerder gedaan? Weggaan en pas laat terugkomen, of bij een vriendin blijven slapen? Is het mogelijk – sorry dat ik dit moet vragen – dat ze een vriend heeft?’
Lyall schudde zijn hoofd, balde zijn vuisten en drukte zijn vlezige lippen op elkaar. ‘Shit, nee. Ik bedoel, dat zou ze nooit doen.’
Duckworth had het gevoel dat er iets was. ‘Meneer Kowalski?’
‘Ze is van mij. Ze gaat mij niet bedriegen. Never nooit niet.’
‘Heeft ze het ooit wel gedaan?’
Hij wachtte net iets te lang voor hij antwoordde. ‘Nee.’
‘U moet eerlijk tegen me zijn,’ zei Duckworth. ‘Dit soort dingen kan de beste overkomen.’
Lyalls lippen gingen naar binnen en naar buiten. Uiteindelijk vertelde hij: ‘Het was jaren geleden. We maakten een moeilijke periode door. Niet zoals nu. Het gaat nu wel goed tussen ons. Ze heeft iets gehad met een kerel die ze in het café had ontmoet. Gewoon een onenightstand, meer niet.’
‘Wie was die man?’
‘Dat heb ik nooit geweten. Maar ze heeft me verteld dat ze het gedaan had. Niet om iets op te biechten, maar om me te pesten, snapt u. Ze zei dingen in de trant van dat als ik het haar niet naar de zin wilde maken, er zat kerels waren die dat wel wilden doen. Ik ben me daarna beter gaan gedragen.’
Duckworth keek de kamer rond en liet zijn blik toen weer op Lyall rusten.
De man stond op het punt in tranen uit te barsten. ‘Ik ben echt bang dat haar iets overkomen is. Misschien heeft ze een auto-ongeluk gehad of zo. Hebt u dat al nagetrokken? Ze heeft een Ford Explorer. Een blauwe. En hij is uit 1990 of zo, dus hij zit onder de roest.’
‘Ik heb geen melding van een ongeluk waarbij dat type auto betrokken is,’ zei Duckworth. ‘Meneer Kowalski, hoe is de verhouding tussen uw vrouw en Jan Harwood?’
Hij knipperde met zijn ogen. ‘Het zijn collega’s van elkaar.’
‘Maar zijn ze vriendinnen? Doen ze samen wel eens wat na het werk? Zijn ze samen wel eens op stap geweest, een weekendje weg of zo?’
‘Shit, nee,’ zei hij. ‘Tussen ons gezegd en gezwegen, Leanne vindt Jan een beetje verwaand, hè. Ze denkt dat ze beter is dan de rest van de wereld.’
Tot slot stelde Duckworth Lyall Kowalski nog wat standaardvragen en noteerde de antwoorden op zijn blocnote.
‘Wat is de geboortedatum van uw vrouw?’
‘Eh, 9 februari. Ze is in 1973 geboren.’
‘Haar naam voluit?’
Lyall snufte en zei toen: ‘Leanne Katherine Kowalski. Voor haar huwelijk met mij heette ze Bothwick.’
Duckworth schreef door. ‘Hoeveel weegt ze?’
‘Jezus. Vijfenzestig kilo? Nee, vijfenvijftig. Ze is nogal mager. En ze is een meter acht- of negenenzestig lang.’
‘Haar haar?’
‘Zwart. Nogal kort, met wat geverfde plukjes.’
Duckworth vroeg om een foto. Het beste wat Lyall had was een trouwfoto van hen tweeën, een foto van ongeveer tien jaar geleden waarop ze een stuk bruidstaart in elkaars mond propten.
Voor hij wegreed van het huis van de Kowalski’s pakte Duckworth zijn telefoon, wachtte tot er iemand opnam en zei toen: ‘Gunner?’
‘Spreek je mee.’
‘Zit je nog steeds in Five Mountains?’
‘Ik ben niet weggeweest,’ zei hij. ‘We zijn aan het afronden.’
‘Hoe is het gegaan?’
‘Nou, we hebben eerst geprobeerd of we dat derde kaartje dat online gekocht is konden vinden.’
‘Ja?’
‘Misschien zat er een glitch in het computersysteem, maar dat hebben we zo goed als zeker kunnen uitsluiten. Als ze het park binnen is gekomen, dan was dat niet met een kaartje dat ze via internet gekocht heeft.’
‘Oké,’ zei Duckworth.
‘Toen hebben we de rest van de dag die foto’s van haar man vergeleken met wie er allemaal naar binnen en naar buiten zijn gegaan, in de hoop z’n vrouw te vinden. We hebben ons in eerste instantie beperkt tot het tijdsbestek vanaf het moment waarop de man en het kind arriveerden tot hij de politie belde.’
‘Snap ik.’
‘Het is niet gemakkelijk. Het zijn zo veel mensen. Soms kun je ze niet goed zien, ze hebben een hoed of een pet op waardoor de helft van hun gezicht bedekt is. Het kan dus dat ze er wel geweest is maar dat we haar gemist hebben. Maar we hebben gezocht naar een vrouw die eruitzag zoals zij, en in de kleding die haar man beschreven heeft.’
‘Zonder resultaat.’
‘Inderdaad. Als ze er geweest is, dan hebben we haar niet kunnen vinden.’
‘Oké, hoor eens, goed gedaan. Kap er maar mee.’
‘Dat laat ik me geen twee keer zeggen.’
‘Is Didi Campion nog in de buurt?’
‘Ja, die is er ook al de hele dag. Ze staat hier vlakbij.’
‘Geef haar even, wil je.’
Duckworth hoorde hoe Gunner de telefoon neerlegde en Didi Campion riep. Twintig seconden later werd de telefoon weer opgepakt.
‘Met Didi Campion.’
‘Met Barry, Didi. Een zware dag, hè?’
‘Ja, zeg dat wel.’
‘Ik wil je nog wat vragen over vanmiddag, toen dat jochie bij je was.’
‘Ga je gang.’
‘Heeft hij echt gezegd dat zijn moeder bij hen was in het park?’
‘Wat bedoel je?’
‘Heeft de jongen mevrouw Harwood die ochtend gezien?’
‘Hij vroeg naar haar. Hij vroeg wat er met haar gebeurd was. Ik had echt de indruk dat hij haar in het park gezien had.’
‘Wat denk je, zou hij... Hoe moet ik dit nu formuleren? Zou het kunnen dat men hem heeft doen geloven dat zijn moeder er was terwijl dat niet zo was?’
‘Bedoel je dat de vader iets heeft gezegd als “je moeder komt zo” of “je moeder is even naar de toiletten” of zo?’
‘Precies,’ zei Duckworth.
‘Hmm,’ zei Didi Campion.
‘Kijk, dat joch is niet meer dan een jaar of vier. Als je een vierjarige maar vaak genoeg zegt dat hij onzichtbaar is, dan gelooft hij het. Misschien heeft de vader hem laten geloven dat zijn moeder er was, ook al was ze er niet.’
‘Het jochie was nogal dommelig,’ zei Campion. ‘Slaperig, bedoel ik, niet dom.’
‘Harwood zegt dat ze met z’n drieën een dagje naar Five Mountains gingen, maar er waren maar twee kaartjes. Hij zegt dat z’n vrouw het over zelfmoord had, hij zegt dat zijn vrouw naar de dokter geweest is, maar ze blijkt helemaal niet gegaan te zijn.’
‘O nee?’
‘Nee. Ik heb dokter Samuels gesproken. En haar baas, de man van het verwarmings- en aircobedrijf, zegt dat hij de afgelopen weken niet gemerkt heeft dat ze depressief was. Ze was eerder opgewonden. Alsof ze op iets zat te wachten.’
‘Wat raar.’
‘Tot nu toe is de enige die zegt dat z’n vrouw suïcidaal was, de echtgenoot. De huisarts heeft haar niet gesproken, haar baas zegt dat het prima met haar ging.’
‘Dus de echtgenoot is de boel aan het voorbereiden.’
‘Die Bertram, de baas van z’n vrouw, zegt dat Harwood haar op vrijdag mee uit rijden heeft genomen. Toen Bertram vroeg waar ze heen gingen, zei ze dat dat een geheimpje was of zo, een verrassing.’
‘Wat gaat je nu doen?’
‘Heb jij nog dienst?’
Didi Campion zuchtte. ‘Ik draai al overuren. Maar ik kan nog wel doorgaan, hoor. Vrije tijd wordt schromelijk overschat.’
‘Je hebt al eens eerder een persverklaring gedaan, toch?’
‘Jawel’
‘Ik heb tegen Harwood gezegd dat we morgen een persbericht uitbrengen, maar ik wil dat vanavond al doen. De boel een beetje opschudden, hè? We kunnen het nieuws van elf uur nog halen. Hou het simpel. Een foto van Jan Harwood, mogelijk voor het laatst gezien in de buurt van Five Mountains. De politie wil weten wat de verblijfplaats is van deze vrouw. Neem contact op enzovoort. Het bekende werk.’
‘Doe ik,’ zei Didi.
Duckworth bedankte haar en klapte zijn telefoon dicht. Hij vroeg zich zo langzamerhand af of Jan Harwood überhaupt in Five Mountains was geweest. Hij vroeg zich zo langzamerhand af wat haar echtgenoot met haar gedaan had.
En hoe dat te verenigen was met de zaak-Leanne Kowalski, was hem een raadsel. Maar twee vrouwen, collega’s van elkaar, die tegelijkertijd verdwenen waren... dat was wel erg toevallig. Hij besloot zich voorlopig op Jan Harwood te richten. Misschien kwam hij dan Leanne Kowalski vanzelf wel tegen.