9

 

 

 

 

De deur ging open en Ethan kwam binnenrennen. Ik tilde hem op en drukte hem tegen me aan terwijl ik hem zachtjes op zijn achterhoofd klopte.

‘Alles goed met je?’ vroeg ik. Hij knikte. ‘Waren ze lief voor je?’

‘Ik heb een ijsje gekregen. Een mevrouw wilde er nog een voor me halen. Maar dat had mama nooit goedgevonden, twee ijsjes.’

‘We hebben ook niks gegeten vanmiddag,’ zei ik.

‘Waar is mama?’ vroeg Ethan, maar het klonk niet bezorgd.

‘We gaan nu naar huis,’ zei ik.

‘Is ze thuis?’

Ik keek even naar Duckworth, die achter Ethan aan de kamer binnen was gekomen. Zijn gezicht verried niets.

‘Laten we gewoon naar huis gaan,’ zei ik. ‘En misschien gaan we daarna naar opa en oma.’

Ik hield Ethan nog steeds in mijn armen en vroeg zachtjes aan Duckworth: ‘Wat doen we nu?’

Hij haalde diep adem en liet toen de lucht ontsnappen: zijn buik ging naar binnen en naar buiten. ‘Gaat u maar naar huis. U stuurt me direct een foto. Als u iets van haar hoort, dan neemt u contact met me op.’ Hij had me zijn kaartje al gegeven. ‘En wij bellen u als er ontwikkelingen zijn.’

‘Natuurlijk.’

‘Misschien kunt u een lijstje maken. Van mensen die uw vrouw gebeld kan hebben, met wie ze contact opgenomen kan hebben.’

‘Natuurlijk,’ zei ik.

‘Nog even: hoe hadden jullie de kaartjes voor vandaag ook alweer gekocht?’

‘Dat heb ik toch al gezegd. Via de website.’

‘Hebt u ze besteld?’

‘Nee, Jan,’ zei ik.

‘Dus u hebt niet achter de computer gezeten, maar uw vrouw.’

Ik begreep niet waar hij heen wilde. ‘Dat zei ik toch.’

Duckworth leek dit te overdenken.

‘Klopt er iets niet?’ vroeg ik.

‘Er zijn maar twee kaartjes online gekocht,’ zei hij. ‘Een volwassenenkaartje en een kinderkaartje.’

Ik knipperde met mijn ogen. ‘Nou, daar begrijp ik niets van. Dan moet er een vergissing in het spel zijn. Ze was in het park. Ze hadden haar heus niet binnengelaten zonder kaartje. Het moet een vergissing zijn.’

‘Ik heb al gevraagd het na te trekken. Maar als nu blijkt dat er inderdaad maar één volwassenenkaartje gekocht is, kan dat?’

Nee. Maar als dat inderdaad gebeurd was, kon ik in elk geval één verklaring bedenken.

‘Misschien heeft Jan iets fout gedaan,’ opperde ik. ‘Soms gebeurt dat als je online iets bestelt. Ik heb een keer via internet een hotelkamer geboekt, de website zat even vast, en toen ik de bevestiging binnenkreeg bleek dat ik twee kamers geboekt had, terwijl ik er maar één wilde.’

Duckworth knikte langzaam. ‘Dat zou kunnen.’

De enige moeilijkheid aan deze theorie was dat Jan voor het hek van Five Mountains drie kaartjes uit haar tas had gehaald. Ze had mij die van mezelf en die van Ethan gegeven, en gezegd dat ze de hare hield om het park in te komen nadat ze de rugzak had gehaald.

Ze had niet gezegd dat ze problemen met haar kaartje had gehad toen ze ons bij de ijskraam trof.

Ik wilde dit tegen Duckworth zeggen, maar ik zweeg omdat me opeens een nieuwe verklaring te binnen schoot, een verklaring die zo verontrustend was dat ik die niet hardop wilde bespreken, en zeker niet waar Ethan bij was.

Misschien had Jan geen kaartje voor zichzelf gekocht omdat ze dacht dat ze er niet meer zou zijn om het te gebruiken. Misschien was dat stukje papier dat ze mij voor het park had laten zien helemaal geen kaartje.

Het heeft geen zin om een kaartje te kopen als je weet dat je zelfmoord gaat plegen.

Maar kon Jan serieus hebben gedacht dat als zij zelfmoord had gepleegd, wij naar Five Mountains zouden gaan om dat te vieren?

‘Is er iets?’ vroeg Duckworth.

‘Nee,’ zei ik. ‘Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen. Ik moet Ethan naar huis brengen en die foto voor u opzoeken.’

‘Absoluut,’ zei hij, en hij deed een stap opzij om me er langs te laten.

 

Het was een surrealistische ervaring om bij Five Mountains weg te gaan.

Ik zette Ethan in de buggy, we verlieten het kantoorgebouw en stonden opeens weer in het park, niet ver van de hoofdingang. Om ons heen klonk het gelach van volwassenen en kinderen. Ballonnen deinden op en neer of vlogen de lucht in als de kinderen die ze vasthielden het touwtje lieten schieten. Vrolijke muziek schetterde uit de luidsprekers bij etenskraampjes en giftshops. Boven ons hoofd gilden de passagiers in de achtbaan het uit van angst en verrukking.

Overal waar ik keek pret en spektakel.

Ik hield de handvatten van de buggy stevig vast en duwde door. We liepen langs een stel agenten in het uniform van de Promise Falls-politie, maar die slenterden meer rond dan dat ze doelgericht zochten. Misschien hadden ze alle plekken al gehad.

Alle plekken hier, tenminste.

Ethan draaide zich om en probeerde me vanuit zijn zitje aan te kijken. ‘Is mama thuis?’ Het was de vijfde keer dat hij me dat vroeg.

Ik gaf geen antwoord. Ten eerste omdat ik geen antwoord op zijn vraag had. En ten tweede omdat ik weinig hoopvol gestemd was. Ik kon het gevoel niet van me afzetten dat er iets ergs was gebeurd met Jan. Dat Jan zichzelf iets ergs had aangedaan.

Laat het niet waar zijn.

Toen we bij de auto waren zette ik Ethan in zijn stoeltje, gespte hem vast en legde wat speeltjes bij hem neer. ‘Ik heb honger,’ zei hij. ‘Mag ik een boterham?’

‘Een boterham?’

‘Mama had toch boterhammen in haar rugzak?’

Er was geen rugzak. Nu niet.

‘We eten wel wat als we thuis zijn,’ zei ik. ‘Hou het nog even vol, we zijn er zo.’

‘Waar is Batman?’

‘Wat?’

Ethan zocht tussen zijn poppetjes. Spider-Man, Robin, Joker, Wolverine. Een vermenging van de werelden van Marvel en DC Comics. ‘Batman!’

‘Hij moet er zijn,’ zei ik.

‘Hij is weg!’

Ik zocht rond zijn autostoeltje en in de diepten van de bekleding van de auto.

‘Misschien is-ie eruit gevallen,’ zei Ethan.

‘Waaruit gevallen?’ vroeg ik.

Hij keek me aan alsof ik het zou moeten weten.

Ik zocht onder de stoelen voorin, met het idee dat Batman misschien was gevallen en eronder was gerold.

Ethan huilde.

‘Godver, Ethan,’ brulde ik. ‘We hebben al genoeg problemen aan ons hoofd, hoor!’

Ik schoof mijn hand nog een centimeter verder door en kreeg iets te pakken. Een beentje. Ik trok Batman tevoorschijn en gaf hem aan Ethan, die de strijder in zijn cape verrukt vastgreep en hem toen op de bank naast hem gooide om met iets anders te gaan spelen.

Er stond een enorme file voor de uitgang van het parkeerterrein van Five Mountains. Iedereen op weg naar buiten werd door de politie gemaand te stoppen. Een agent tuurde door de raampjes en liep om elke auto heen alsof het een grensovergang betrof. Het kostte twintig minuten om bij de uitgang te komen, en ik liet mijn raampje zakken toen de agent zich vooroverboog om iets tegen me te zeggen.

‘Sorry, meneer, we controleren alle auto’s voor ze vertrekken. Zo gebeurd.’ Verder werd er geen verklaring gegeven.

‘Ik ben haar man,’ zei ik.

‘Wat zegt u?’

‘Mijn vrouw is degene naar wie jullie op zoek zijn. Jan Harwood. Ik moet naar huis zodat ik een foto van haar aan rechercheur Duckworth kan sturen.’

Hij knikte en gebaarde dat ik door kon rijden.

Vanaf de achterbank zei Ethan. ‘Die politiemevrouw heeft me een grap verteld.’

‘Wat?’

‘Ze zei dat jij hem leuk zou vinden, omdat je bij de krant werkt.’

‘Oké. Vertel maar.’

‘Wat is er zwart en wit en helemaal rood?’

‘Zeg het maar,’ zei ik.

‘Een krant,’ zei Ethan met een giechellachje. Hij wachtte even en zei toen: ‘Ik snap hem niet.’ Weer een stilte. ‘Is mama aan het koken?’

 

Toen we de deur door gingen riep Ethan: ‘Mama!’

Ik wilde meedoen en Jans naam roepen, maar ik besloot te wachten om te horen of Ethan antwoord zou krijgen.

‘Mama?’ riep hij nogmaals.

‘Ik denk dat ze niet thuis is,’ zei ik. ‘Ga jij maar in de kamer tv-kijken, dan kijk ik voor de zekerheid even boven.’

Hij dribbelde gehoorzaam de huiskamer in terwijl ik een rondje door het huis maakte. Ik rende de trap op naar onze slaapkamer, de badkamer, Ethans kamer. Daarna ging ik naar beneden, naar ons souterrain. Het was een open ruimte en ik had maar een seconde nodig om te zien dat ze daar niet was. De enige plek waar ze nog kon zijn was de garage.

Er was een verbindingsdeur tussen de keuken en de garage en toen ik mijn hand op de deurkruk legde aarzelde ik.

Jans Jetta stond op de oprit toen we aankwamen, dus haar auto was niet in de garage.

Ze had dus in elk geval niet…

Doe die stomme deur dan open, zei ik tegen mezelf. Ik duwde de kruk neer en ging de garage in. Het was er net zo’n rommel als altijd.

Er was niemand.

Er stonden twee grote plastic vuilnisbakken in een hoek. Het was me nooit opgevallen dat ze allebei groot genoeg waren om iemand in te verstoppen, maar mijn verbeelding betrad paden die ze nooit betreden had. Ik liep naar de vuilnisbakken toe en legde mijn hand op een van de deksels. Ik wachtte even en tilde toen het deksel op.

Er zat een volle vuilniszak in.

De tweede bak was leeg.

Terug in de keuken zag ik onze laptop dichtgeklapt naast de telefoon staan, half begraven onder de post van de afgelopen dagen en wat folders.

Ik nam de laptop mee naar de keukentafel, zette hem aan en wachtte met trommelende vingers tot hij opgestart was. Toen opende ik het fotoprogramma. We waren afgelopen herfst naar Chicago geweest en dat was de laatste keer dat ik foto’s van mijn digitale camera had overgezet op de computer.

Ik bladerde door de foto’s. Jan en Ethan onder de passagiersjet in het Museum van Wetenschap en Industrie. Een foto van hen tweeën voor de Burlington Zephyr Streamliner. Hen samen in het Millennium Park terwijl ze kaaspopcorn aten, hun handen en monden oranje van het kaaspoeder.

De meeste foto’s waren van Jan en Ethan, omdat ik meestal degene was die de foto’s nam. Maar er was één foto bij van Ethan en mij, bij het water, met zeilboten op de achtergrond, terwijl hij bij mij op schoot zat.

Ik zoomde in op een foto van Jan die bijzonder goed was. Haar zwarte haar, afgelopen herfst langer dan nu, bedekte deels de linkerkant van haar gezicht, maar je kon haar trekken nog goed onderscheiden. Haar bruine ogen, ronde wangen, kleine neus, het bijna onzichtbare L-vormige littekentje op haar kin, wat ze had gekregen toen ze als tiener van haar fiets was gevallen. Om haar hals droeg ze een fijn kettinkje met een hangertje in de vorm van een cakeje, een gouden cakeje met glazuur van namaakdiamantjes, een kettinkje dat Jan al sinds haar kindertijd had.

Ik diepte het kaartje van rechercheur Duckworth op uit mijn zak en stuurde de foto naar het e-mailadres dat erop stond. Ik deed er nog twee foto’s bij – niet zo goed als de eerste, maar vanuit een andere invalshoek, voor de zekerheid.

Ik deed er een briefje bij. ‘Ik denk dat ze op de eerste foto het best staat zoals ze is. Maar ik heb er twee extra bij gedaan. Ik kijk nog of ik er nog meer heb, en die stuur ik u dan op. Alstublieft, bel me als u iets hoort.’ Ik maakte ook een stuk of dertig prints van de eerste foto.

Ik pakte de telefoon en zette hem op de keukentafel. Ik wilde niet wachten tot Duckworth zijn e-mail zou checken. Ik wilde dat hij wist dat de foto’s er waren, dus belde ik hem mobiel.

‘Met Duckworth,’ zei hij.

‘Met David Harwood,’ zei ik. ‘Ik heb u net de foto’s gestuurd.’

‘Bent u thuis?’

‘Ja.’

‘Enig teken van leven? Heeft ze een bericht achtergelaten op de voicemail?’

Het lampje brandde niet en er waren ook geen nieuwe e-mailberichten. ‘Niets,’ zei ik.

‘Oké. Goed. We laten die foto’s van uw vrouw meteen uitgaan.’

‘Ik zal contact opnemen met de Standard,’ zei ik. Ik wilde meteen hierna bellen met de stadsredactie. Er was nog tijd om Jans foto in de zondagskrant op te nemen.

‘Waarom laat u dat niet aan ons over?’ zei Duckworth. ‘Het lijkt me beter dat alles wat hierover naar buiten komt, door één kanaal gaat, snapt u?’

‘Maar…’

‘Meneer Harwood, ze is nog maar een paar uur weg. Meestal handelen we niet zo snel als het om een vermissingszaak gaat. Maar gezien de omstandigheden, het feit dat het in Five Mountains gebeurd is, gaf het een ietwat hogere prioriteit, begrijpt u?’

Ik zweeg.

‘Het is nu eenmaal zo dat uw vrouw voor hetzelfde geld vanavond weer bij u thuis komt binnenwandelen. Dat gebeurt vaker.’

‘Denkt u dat dat dit keer ook gaat gebeuren?’

‘Meneer Harwood, dat weten we niet. Ik zeg alleen dat we het nog een paar uur moeten aanzien voor we een persbericht doen uitgaan. Ik zeg niet dat we dat niet gaan doen, ik zeg alleen dat we het over een uur of zo zullen heroverwegen.’

‘Over een uur of zo,’ herhaalde ik.

‘We houden contact,’ zei hij. ‘En nog bedankt voor de foto’s. Daar hebben we echt wat aan. Absoluut.’

Ik trof Ethan op zijn hurken op de vloer aan. Hij zat naar Family Guy te kijken.

‘Ethan, daar mag je niet naar kijken.’ Ik pakte de afstandsbediening en zette de tv uit. ‘Dat weet je best!’

Hij fluisterde: ‘Het spijt me.’ Zijn onderlip stak vooruit.

Het was nu al de tweede keer dat ik tegen hem had gebruld sinds het allemaal begonnen was. Ik nam hem in mijn armen en drukte hem tegen me aan. ‘Ik wilde niet tegen je schreeuwen. Sorry.’

Ik keek hem aan en probeerde naar hem te glimlachen. ‘Gaat het?’

Hij knikte en snufte even. ‘Wanneer komt mama thuis?’ vroeg hij. Hij dacht waarschijnlijk dat zij veel liever tegen hem was dan ik.

‘Ik heb net wat foto’s van mama naar de politie gestuurd, dus als ze haar zien dan kunnen ze tegen haar zeggen dat wij op haar zitten te wachten.’

‘Waarom zoekt de politie haar? Heeft ze iets gestolen?’ Zijn gezichtje stond bedrukt.

‘Nee, natuurlijk niet. De politie zoekt haar niet omdat ze iets slechts heeft gedaan. Ze zoeken haar omdat ze haar willen helpen.’

‘Waarmee?’

‘Met de weg naar huis terugvinden,’ zei ik.

‘Ze had de auto moeten nemen,’ zei Ethan.

‘Wat?’

‘Daar heeft ze de tv-kaart in.’

De TomTom.

‘Ik weet niet of ze op zo’n manier verdwaald is,’ zei ik. ‘Weet je wat wij moeten doen? We moeten naar opa en oma gaan, om te kijken wat zij aan het doen zijn.’

‘Ik wil hier blijven voor als mama thuiskomt.’

‘Weet je wat,’ zei ik. ‘We schrijven een briefje zodat ze weet waar we zijn. Wil je me daarmee helpen?’

Ethan rende naar boven naar zijn kamer en kwam terug met wat vellen tekenpapier en zijn doos met kleurpotloden.

‘Mag ik het briefje schrijven?’ vroeg hij.

‘Natuurlijk,’ zei ik.

Ik zette hem aan de keukentafel. Hij boog zich diep over het papier en keek hoe het potlood eroverheen gleed. Hij was al bezig met letters schrijven, hoewel hij nog niet op school zat.

Hij tekende kriskras een paar hoofdletters, sommige achterstevoren.

‘Geweldig,’ zei ik. ‘Kom op, we gaan.’ Toen Ethan even niet keek schreef ik onder aan het papier: ‘Jan, ben met Ethan naar mijn ouders. ALSJEBLIEFT, bel me.’

Ik moest wachten tot hij een nieuwe verzameling poppetjes en autootjes bij elkaar had. Ik wilde weg, maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om hem nogmaals streng toe te spreken.

Ik zette hem vast in zijn stoeltje en we reden de stad door naar het huis van mijn ouders. Gewoonlijk kwam ik niet onaangekondigd bij ze binnenvallen, maar ik wist dat ik hierover niet met hen zou kunnen praten over de telefoon.

‘Als we er zijn, dan kun jij een tijdje tv-kijken. Ik moet even met opa en oma praten.’

‘Maar niet naar Family Guy,’ zei Ethan.

‘Inderdaad,’ zei ik.

Mijn moeder stond toevallig voor het raam in de voorkamer toen we op hun oprit parkeerden. Pa hield de deur open tegen de tijd dat Ethan het trappetje van de veranda op huppelde. Hij glipte langs mijn vader en rende het huis in.

Pa kwam naar buiten, ma kwam achter hem aan. Pa keek naar de auto.

‘Waar is Jan?’ vroeg hij.

Ik stortte me in mijn vaders armen en barstte in tranen uit.

Kijk Niet Weg
4f4cba1c2a9c62.html
4f4cba1c2a9c64.html
4f4cba1c2a9c65.html
4f4cba1c2a9c66.html
4f4cba1c2a9c67.html
4f4cba1c2a9c68.html
4f4cba1c2a9c69.html
4f4cba1c2a9c610.html
4f4cba1c2a9c611.html
4f4cba1c2a9c612.html
4f4cba1c2a9c613.html
4f4cba1c2a9c614.html
4f4cba1c2a9c615.html
4f4cba1c2a9c616.html
4f4cba1c2a9c617.html
4f4cba1c2a9c618.html
4f4cba1c2a9c619.html
4f4cba1c2a9c620.html
4f4cba1c2a9c621.html
4f4cba1c2a9c622.html
4f4cba1c2a9c623.html
4f4cba1c2a9c624.html
4f4cba1c2a9c625.html
4f4cba1c2a9c626.html
4f4cba1c2a9c627.html
4f4cba1c2a9c628.html
4f4cba1c2a9c629.html
4f4cba1c2a9c630.html
4f4cba1c2a9c631.html
4f4cba1c2a9c632.html
4f4cba1c2a9c633.html
4f4cba1c2a9c634.html
4f4cba1c2a9c635.html
4f4cba1c2a9c636.html
4f4cba1c2a9c637.html
4f4cba1c2a9c638.html
4f4cba1c2a9c639.html
4f4cba1c2a9c640.html
4f4cba1c2a9c641.html
4f4cba1c2a9c642.html
4f4cba1c2a9c643.html
4f4cba1c2a9c644.html
4f4cba1c2a9c645.html
4f4cba1c2a9c646.html
4f4cba1c2a9c647.html
4f4cba1c2a9c648.html
4f4cba1c2a9c649.html
4f4cba1c2a9c650.html
4f4cba1c2a9c651.html
4f4cba1c2a9c652.html
4f4cba1c2a9c653.html
4f4cba1c2a9c654.html
4f4cba1c2a9c655.html
4f4cba1c2a9c656.html
4f4cba1c2a9c657.html
4f4cba1c2a9c658.html
4f4cba1c2a9c659.html
4f4cba1c2a9c660.html
4f4cba1c2a9c661.html
4f4cba1c2a9c662.html
4f4cba1c2a9c663.html
4f4cba1c2a9c664.html
4f4cba1c2a9c665.html
4f4cba1c2a9c666.html
4f4cba1c2a9c667.html
4f4cba1c2a9c668.html
4f4cba1c2a9c669.html
4f4cba1c2a9c670.html
4f4cba1c2a9c671.html
4f4cba1c2a9c672.html
4f4cba1c2a9c673.html
4f4cba1c2a9c674.xhtml