41
Toen Jan in de pick-up stapte, zei ze niets. Maar Dwayne voelde dat er iets niet in orde was. Jans gezicht stond strak en haar hand leek te trillen toen ze de kruk greep om het portier dicht te slaan.
‘Wat is er?’ vroeg Dwayne. ‘Wat zeiden ze?’
Jan zei: ‘Rijden.’
‘Waarnaartoe?’
‘Gewoon rijden, maakt niet uit waarheen.’
Dwayne draaide het contactsleuteltje om, zette de pick-up in de versnelling en reed de weg op, vlak voor een Lincoln, waarvan de bestuurder op de rem moest trappen.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Dwayne. ‘Je ziet eruit alsof je een geest hebt gezien. Of dat je een drol dwarszit.’ Toen Jan niet lachte zei hij: ‘Hé, zeg, ik probeer een grapje te maken. Wat zeiden ze in die winkel?’
Jan draaide zich om en keek hem aan. ‘Het is allemaal voor niets geweest.’
‘Wat? Waar heb je het over?’
‘Alles. Alles wat we gedaan hebben. Het wachten, alles. Het was allemaal voor niets.’
‘Jezus, Connie, kun je me even vertellen waar je het over hebt?’
‘Ze zijn waardeloos,’ zei ze.
‘Wat?’
‘Ze zijn nep, Dwayne!’ schreeuwde ze tegen hem. ‘Het zijn allemaal kubische weet-ik-veels. Het zijn geen diamanten. Ze zijn waardeloos. Begrijp je wat ik zeg?’
Dwayne trapte midden op straat op de rem. Achter hen werd er getoeterd.
‘Godverdomme! Wat vertel je me nou?’ zei hij, met zijn voet nog steeds op de rem.
‘Ben je doof, Dwayne? Ben je gehoorgestoord? Ik zal het nog één keer heel langzaam zeggen, zodat je het begrijpt. Ze. Zijn. Vals.’
Dwaynes gezicht was vuurrood geworden. Hij greep het stuur zo stevig beet dat zijn knokkels wit werden.
Weer werd er getoeterd, en toen passeerde de Lincoln hen. De bestuurder remde even en riep: ‘Hé, klojo, waar heb jij je rijbewijs gehaald?’
Dwayne liet het stuur los, tastte onder zijn stoel naar zijn revolver en stak hem uit het raampje.
‘Wil je mij leren rijden?’ riep hij.
De bestuurder van de Lincoln gaf plankgas en reed met gierende banden weg.
Dwayne draaide zich om naar Jan, zijn wapen nog in zijn hand, en hij zei: ‘Vertel.’
‘Ik heb die vrouw zes diamanten laten zien. Ik heb ze er op goed geluk uit gehaald. Ze zijn allemaal nep, zei ze.’
‘Dat kan niet,’ zei Dwayne met opeengeklemde kaken.
‘Ik zeg toch wat ze heeft gezegd. Ze zijn niets waard.’
‘Dat is niet zo,’ zei hij. ‘Dat heb je mis.’
‘Ik ben het niet die dat zegt,’ zei Jan. ‘Zij heeft dat stomme loepje van haar gepakt en ze bekeken.’
Dwayne schudde woedend zijn hoofd. ‘Ze heeft het bij het verkeerde eind. Die trut speelt een spelletje met je. Ze dacht natuurlijk dat als ze zei dat ze vrijwel niets waard waren, ze een heel laag bod kon doen. Daar was ze mee bezig.’
‘Nee, nee,’ zei Jan. ‘Ze heeft helemaal geen bod gedaan. Ze heeft…’
‘Niet nú,’ zei Dwayne. ‘Maar ik wil er wat om verwedden dat ze gewoon wacht tot jij weer terugkomt en aan haar vraagt: wat geeft u me hiervoor? Duizend, vijfhonderd?’
Jan begon tegen hem te gillen: ‘Je snapt het niet! Het zijn geen…’
Hij dook over de stoel en met zijn linkerhand – de revolver had hij nog in zijn rechter – greep hij haar bij de keel en duwde haar tegen de hoofdsteun.
Jan zei verstikt: ‘Dwayne…’
‘Nu moet je eens heel goed naar me luisteren. Het kan me geen reet schelen wat dat stomme wijf jou zonet verteld heeft. We hebben hier een vent die bereid is om ons zes miljoen voor die diamanten te geven, en ik ben bereid dat aanbod te accepteren, kan me niet schelen wat jij ervan vindt.’
‘Dwayne, ik krijg geen adem…’
‘Of misschien… laat me eens raden. Heeft ze soms gezegd dat die diamanten nog meer waard zijn? Jij dacht zeker dat je gewoon aan die stomme Dwayne kon vertellen dat ze vrijwel niets waard zijn, zodat ik zou denken: shit, laat zitten, ik vertrek. En dan ga jij terug en haalt er nog meer geld uit, en dat hou je dan allemaal zelf? Ik heb al de hele tijd het vermoeden dat je daarop uit bent.’
Jan snakte naar adem terwijl Dwayne haar nek nog steeds vasthield. Ze probeerde zijn armen weg te slaan, maar dat waren net stalen kabels.
‘Je hebt die man van je jarenlang kunnen bedonderen, dus zo moeilijk zou het niet zijn om Dwayne een paar dagen te bedonderen, hè. Wachten tot ik vrijkwam, zodat je de andere sleutel ook had, al de diamanten ophalen en dan alleen nog maar iets verzinnen om al het geld te kunnen innen en mij erbuiten te laten.’
Jan voelde dat ze haar bewustzijn verloor.
‘Denk je dat ik stom ben?’ vroeg Dwayne met zijn gezicht vlak voor het hare. Zijn warme McDonald’s adem omhulde haar. ‘Denk je dat ik niet weet waar jij mee bezig bent?’
Jans oogleden begonnen te trillen en haar hoofd zakte naar een kant.
Dwayne liet haar los.
‘Laat zitten,’ zei hij. ‘Ik ga die diamanten voor onze zes miljoen inwisselen. En als ik het geld heb, dan beslis ik wel hoeveel jij ervan krijgt.’
Jan hoestte en hapte naar adem. Ze legde haar hand tegen haar hals en liet hem daar terwijl Dwayne de wagen in de versnelling zette en wegspoot.
Ze had de dood nog nooit van zo dichtbij in de ogen gekeken. Twee gedachten waren door haar heen geflitst voor ze dacht dat het voorbij was.
Ik zou het wél kunnen. Ik zou hem kunnen vermoorden.
En: Ethan.
Dwayne reed rondjes, wachtte tot het twee uur was en tijd om terug te gaan om zijn geld op te halen. Jan had stilletjes in de stoel naast hem gezeten, wachtend tot ze dacht dat hij gekalmeerd zou zijn.
Uiteindelijk fluisterde ze: ‘Je moet naar me luisteren.’
Hij duwde zijn tong tegen de binnenkant van zijn wang en draaide zijn hoofd niet opzij om haar aan te kijken.
‘Het enige wat ik wil is dat je luistert. Je mag doen wat je wilt, maar luister eerst naar mij.’ Hij zei niet dat ze haar mond moest houden, dus ze ging door. ‘Als iets te mooi lijkt om waar te zijn, dan is het meestal ook niet waar.’
‘O, alsjeblieft, zeg.’
‘Ik weet dat je denkt dat ik lieg over wat die vrouw in de juwelierszaak gezegd heeft. Maar stel nou dat ik de waarheid spreek. Als dat zo is, waarom heeft Banura dan gezegd dat het eersteklas diamanten waren?’
Dwayne schudde zijn hoofd. ‘Oké, als jij niet liegt, misschien weet dat mens er dan niets van.’
‘Maar het is haar werk,’ zei Jan. ‘Het is haar vak.’
Dwayne dacht hier even over na. ‘Misschien weet Banura er wel niets van.’
Nu schudde Jan haar hoofd. ‘Het is ook zíjn werk.’
Dwayne snoof. ‘Nou, als ze er allebei zo veel van weten, hoe kan het dan dat een van hen het bij het verkeerde eind heeft? Een van hen weet duidelijk niet waar hij of zij het over heeft.’
‘Ik denk dat ze allebei heel goed weten waar ze het over hebben,’ zei Jan. ‘Maar een van de twee liegt. En het slaat nergens op dat die vrouw in de juwelierszaak zou liegen.’
‘Waarom niet? Als jij zou besluiten haar de hele handel voor een schijntje te verkopen, dan heeft zij een klapper gemaakt.’
‘Dat geloof ik niet.’
Dwayne kneep zijn ogen toe. ‘Wat wil je nou beweren? Dat Banny Boy tegen ons liegt?’
‘Ja.’
‘Over hoeveel hij ons gaat geven? Denk je dat als we daar straks aankomen, dat hij dan drie miljoen heeft klaarliggen in plaats van zes?’
‘Hij gaat natuurlijk niets betalen voor stenen die waardeloos zijn,’ zei Jan. Terwijl ze het zei, kon ze het zelf amper geloven. Al die tijd die ze erin geïnvesteerd had, het wachten…
Dwaynes gezicht werd weer rood. De woede kwam terug. Jan wist wat er in zijn hoofd omging. Hij was zo dicht bij het geld dat hij het bijna kon proeven. En hij wilde niet dat iemand zijn droom verstoorde.
‘Als ze waardeloos zijn, waarom heeft hij dat dan niet tegen ons gezegd toen hij ze bekeek?’ vroeg Dwayne. ‘Waarom laat hij ons om twee uur terugkomen?’
‘Dat weet ik niet,’ zei Jan.
‘Ik zal het je uitleggen,’ zei Dwayne. ‘Omdat het niet veilig is om zo veel geld in je huis te laten slingeren. Hij moest waarschijnlijk ergens heen om het te halen. Of misschien is het door een loper gebracht. Misschien heeft hij ook wel een kluisje, en moest hij daar het geld uit halen. Zo zit het.’
Opeens stuurde Dwayne de pick-up naar de stoeprand.
‘Geef me een diamant,’ zei hij.
‘Wat?’
‘Geef me een diamant, maakt niet uit welke.’
Jan haalde uit de zak in haar tas een kleine steen en gaf die aan Dwayne. Hij sloot zijn hand eromheen, stapte uit en liep naar de stoep, bij Jans raampje. Hij bukte zich, legde de steen op de stoep, ging rechtop staan en stampte toen met de hak van zijn schoen op de steen. Toen hij zijn voet optilde, was het ding weg.
‘Shit,’ zei hij. ‘Waar is dat kreng gebleven?’
Toen bekeek hij de onderkant van zijn schoen, en zag de steen in zijn rubberzool zitten. Terwijl hij zich met een hand aan de pick-up vasthield, peuterde hij de steen er met een vinger uit en hield hem onder Jans neus.
‘Kijk, kijk maar,’ zei hij. ‘Nog helemaal gaaf.’
Jan wist dat deze proef helemaal niets bewees, maar ze wist ook dat Dwayne op dit moment niet te overtuigen was.
Hij gaf haar de steen voor hij om de pick-up heen liep en weer achter het stuur kroop.
Hij zei tegen haar: ‘Als ik m’n boot heb, dan gooi ik jou als ballast overboord.’