3

 

 

 

 

‘Kom eens kijken,’ zei Samantha Henry van de algemene verslaggeving, die naast me zat op de redactie van de Standard.

Ik rolde met mijn stoel naar haar toe en keek naar haar beeldscherm. Ik was dichtbij genoeg om de tekst te kunnen lezen, maar niet zo dichtbij dat ze zou kunnen denken dat ik de geur van haar haren opsnoof.

‘Dit is net binnengekomen van een van de jongens in India. Over een commissievergadering over een woningbouwproject.’ De commissie onderwierp de projectontwikkelaar aan een kruisverhoor over de afmetingen van de slaapkamers, die erg klein leken op de plattegrond. ‘Oké, lees deze alinea nou eens,’ zei Samantha terwijl ze op een stukje tekst wees.

‘Het raadslid Richard Hemmings toonde zich ontdaan omdat er in de kamers niet voldoende ruimte was voor het kontkeren.’

Ik keek ernaar en grijnsde. ‘Ik zou mijn vader even moeten bellen om te vragen of het inderdaad zo in de bouwvoorschriften staat. Een slaapkamer moet groot genoeg zijn om je kont te kunnen keren.’

‘Zo gaat het nu elke dag,’ zei Samantha. ‘Waar zijn ze in godsnaam mee bezig? Heb je dat erratum gezien, gisteren?’

‘Ja,’ zei ik. De stad had niet echt een put in eigendom en er was geen ambtenaar geweest die die put had dichtgegooid nadat er een kalf verdronken was. Het was erg genoeg dat onze verslaggevers in India de vaste uitdrukkingen en spreekwoorden niet kenden, maar als zo’n zinnetje ongemerkt door de tekstredactie kwam, was er iets heel erg mis.

‘Kan het hun niet schelen?’ vroeg Samantha.

Ik duwde me weg van de monitor, leunde in mijn stoel naar achteren en vlocht mijn vingers achter mijn hoofd. Ik voelde me altijd wat meer ontspannen als ik niet al te dicht in de buurt van Sam was. Het was al heel lang geleden dat we samen iets hadden gehad, maar als je te vaak samen voor een monitor zit, dan beginnen de mensen te kletsen.

Ik merkte dat de rugleuning van mijn stoel te ver doorboog, dus schoof ik naar voren en legde mijn handen op de armleuningen. ‘Moet je dat nog vragen?’

‘Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt,’ zei ze. ‘Ik zit hier nu vijftien jaar en ik vroeg de redactieassistente om een nieuwe pen en zij wilde eerst de lege oude zien, echt waar. En de helft van de tijd is er geen pleepapier op de wc.’

‘Ik heb gehoord dat de Russells op zoek zijn naar een koper,’ zei ik. Dat was hét gerucht van de dag. ‘Als ze winst maken door kosten te besparen, wordt het gemakkelijker de zaak van de hand te doen.’

Samantha Henry sloeg haar ogen ten hemel. ‘Toe zeg, wie wil er nu in deze tijd een krant kopen?’

‘Ik zeg ook niet dat het gaat lukken. Ik zeg alleen wat ik gehoord heb.’

‘Ik kan me niet voorstellen dat ze willen verkopen. Het bedrijf is al generaties lang in de familie.’

‘Ja, maar er staat nu een heel andere generatie aan het roer dan tien jaar geleden. Niemand van de directie heeft nog inkt in de aderen.’

‘Madeline was vroeger verslaggever,’ zei Samantha. Madeline was onze uitgever. Ze hoefde mij er niet aan te herinneren hoe Madeline op de krant begonnen was.

‘Ja, vroeger,’ zei ik.

Nu er in het hele land kranten opgeheven werden, was iedereen gespannen. Maar vooral Sam maakte zich zorgen om de toekomst. Ze had een dochtertje van acht en geen man. Ze waren jaren geleden uit elkaar gegaan en ze had nog geen stuiver alimentatie van hem ontvangen. Hij had vroeger ook voor de Standard gewerkt, maar hij was naar Dubai vertrokken en werkte nu daar voor een dagblad. Het is behoorlijk moeilijk om een vent te laten betalen wat jou toekomt als hij aan de andere kant van de aardbol zit.

Toen ze net gescheiden was, met een baby om voor te zorgen, had Sam zich dapper voorgedaan. Ze kón dit. Ze kon werken en een kind opvoeden. We zaten toen nog niet naast elkaar, maar we kwamen elkaar vaak genoeg tegen. In de kantine, en in het café na het werk. We wisselden de gebruikelijke klachten van journalisten uit over redacteuren die onze verhalen niet plaatsten of ze inkortten, en soms toonde ze zich kwetsbaar en vertelde ze hoe zwaar het was voor Gillian en haar.

Ik denk dat ik dacht dat ik haar kon redden.

Ik vond Sam aardig. Ze was sexy, geestig en intellectueel uitdagend. Ik vond Gillian aardig. Sam en ik gingen steeds meer met elkaar om. Ik bracht regelmatig de nacht bij haar door. Ik dacht dat ik meer was dan een vriendje. Ik was haar ridder op het witte paard. Ik was de man die haar leven weer goed ging maken.

Ik vond het dus niet leuk toen ze me aan de dijk zette.

‘Het gaat veel te snel,’ zei ze tegen me. ‘Daardoor is het de vorige keer ook misgegaan. Ik heb te snel gehandeld en te weinig nagedacht. Je bent geweldig, maar…’

Ik zakte weg in een depressie en daar kwam ik pas weer uit toen ik Jan leerde kennen. En nu, zo veel jaar later, was alles prima tussen Sam en mij. Maar ze was nog steeds een alleenstaande moeder en het leven was nog steeds zwaar voor haar.

Ze leefde van salarisstrookje naar salarisstrookje. Af en toe kon ze een week niet rondkomen. Jarenlang was werkgelegenheid haar onderwerp, maar de krant kon zich niet langer gespecialiseerde journalisten permitteren. Ze moest nu van alles verslaan, en ze wist van tevoren niet meer wanneer ze moest werken of niet. Dat was een ramp voor de kinderopvang. Ze was steeds wanhopig op zoek naar een oppas voor haar dochter als ze op het laatste moment weer een opdracht op haar bureau kreeg.

Ik had niet die financiële zorgen van Sam over hoe we de maand door moesten komen, maar Jan en ik praatten vaak over wat ik kon gaan doen als ik mijn baan kwijtraakte. De werkloosheidsuitkering was eindig. Ik – en Jan trouwens ook – was dood meer geld waard, want we hadden een paar weken geleden een levensverzekering op elkaar afgesloten. Als de krant ermee ophield, zou ik misschien het beste voor de trein kunnen springen, dan kreeg Jan driehonderdduizend dollar.

‘David, heb je even?’

Ik draaide me om. Het was Brian Donnelly, van de stadsredactie. ‘Ja, wat is er?’

Hij knikte in de richting van zijn kantoor, dus ik stond op en liep achter hem aan. De manier waarop hij me voorging, zonder zich om te draaien of iets te zeggen, gaf me het gevoel dat ik een hondje was dat aan een onzichtbare riem werd voortgetrokken. Ik was nog geen veertig, maar ik zag Brian als een vertegenwoordiger van het nieuwe slag mensen op de krant. Hij was zesentwintig en een manager die de directie niet had geïmponeerd met zijn journalistieke kwaliteiten maar met zijn zakeninstinct. Het was een en al ‘marketing’ en ‘trends’ en ‘presentatie’ en ‘synergie’ wat de klok sloeg. Om de zo veel zinnen liet hij het woord ‘zeitgeist’ vallen, waarop mijn onveranderlijke reactie ‘gezondheid’ was. De redacteuren Sport en Ontspanning waren allebei onder de dertig, en er heerste een gevoel, in elk geval onder degenen die al tien jaar of langer voor de krant werkten, dat de zaak langzaam maar zeker werd overgenomen door kinderen.

Brian ging achter zijn bureau zitten en vroeg me de deur dicht te doen voor ik ging zitten.

‘Over die gevangenis,’ zei hij. ‘Wat heb je nu werkelijk?’

‘Het bedrijf heeft Reeves een gratis vakantie in Italië aangeboden na het snoepreisje naar het Verenigd Koninkrijk,’ zei ik. ‘We kunnen aannemen dat als het voorstel van Star Spangled ter stemming komt in de gemeenteraad, hij vóór zal stemmen.’

‘We kunnen aannemen… Dus tot nu toe is er geen sprake van belangenverstrengeling, toch? Zolang er nog niet gestemd is. Stel dat hij zich onthoudt van stemming of zo. Wat hebben we dan echt?’

‘Wat wil je nou zeggen, Brian? Als een agent zich door een bende bankovervallers laat betalen om de andere kant op te kijken, mag dat dan zolang de bank nog niet daadwerkelijk overvallen is?’

‘Hè?’ zei Brian. ‘We hebben het helemaal niet over banken, David.’

Brian was niet zo goed in metaforen. ‘Ik probeer iets duidelijk te maken.’

Brian schudde zijn hoofd, alsof hij de laatste tien seconden van ons gesprek uit zijn geest wilde verwijderen. ‘Met name die hotelrekening,’ zei hij. ‘Weten we honderd procent zeker dat Reeves die niet betaald heeft? Of dat hij Elmont Sebastian niet gaat terugbetalen? Want in jouw verhaal,’ – hij keek nu op zijn monitor en scrolde – ‘ontkent hij het niet echt.’

‘Nee, hij heeft me voor klootzak uitgescholden.’

‘We moeten hem namelijk echt de gelegenheid bieden om het uit te leggen voor we dit artikel plaatsen. Hoor en wederhoor, hè,’ zei Brian. ‘Als we dat niet doen krijgen we wellicht een proces aan onze broek.’

‘Ik heb hem de gelegenheid geboden,’ zei ik. ‘Waar komt dit opeens vandaan?’

‘Hoe bedoel je, waar komt wat opeens vandaan?’

Ik glimlachte. ‘Hindert niet, ik snap het al. Je hebt Zij Die Gehoorzaamd Moet Worden in je nek.’

‘Zo mag je de uitgever niet noemen,’ zei Brian. ‘Dat kun je niet maken.’

‘Omdat ze je tante is?’

Hij was zo fatsoenlijk om te blozen. ‘Dat heeft er niets mee te maken.’

‘Maar het klopt toch dat het daarvandaan komt? Mevrouw Plimpton heeft ingegrepen.’

Haar meisjesnaam was Russell, maar Madeline was getrouwd geweest met Geoffrey Plimpton, een bekende makelaar in onroerend goed in Promise Falls, die twee jaar geleden op zijn achtendertigste aan een aneurysma was overleden.

Madeline Plimpton was met haar negenendertig jaar de jongste uitgever in de geschiedenis van de krant. Brian was de zoon van haar veel oudere zus Margaret, die zich nooit geïnteresseerd had voor journalistiek en in plaats daarvan haar droom najoeg om een huis te bezitten dat het waard was om opgenomen te worden in de jaarlijkse Home and Garden-tour van Promise Falls. Ze slaagde daar elk jaar in, en je hoort mij niet zeggen dat dat ook maar iets te maken heeft met het feit dat ze de voorzitster van de tourcommissie is.

Brian had nooit als verslaggever gewerkt, dus je kon het hem eigenlijk niet kwalijk nemen dat hij niets snapte van het heerlijke gevoel dat je kreeg als je een rat als Reeves in het nauw dreef. Maar Madeline, die toch een echte Russell was, was meer dan tien jaar geleden als algemeen verslaggeefster mijn collega geweest. Natuurlijk niet zo lang. Het was onderdeel van haar spoedcursus in het familiebedrijf en binnen de kortste keren was ze bevorderd. Eerst redacteur Ontspanning, vervolgens adjunct-hoofdredacteur, toen hoofdredacteur, alles erop gericht om haar klaar te stomen voor het uitgeverschap zodra haar vader, Arnett Russell, de handdoek in de ring gooide, wat hij vier jaar geleden had gedaan. Het feit dat Madeline, hoe kort dan ook, met haar poten in de modder had gestaan, maakte het des te treuriger dat ze nu bereid was haar journalistieke geweten de nek om te draaien en met een grote boog om het Reeves-verhaal heen te lopen.

Toen Brian niet ontkende dat zijn tante er achter zat, zei ik: ‘Misschien moet ik even met haar gaan praten.’

Brian hield zijn handen op. ‘Lijkt me geen goed plan.’

‘Waarom niet? Misschien kan ik dit artikel beter verdedigen dan jij.’

‘David, geloof mij nou maar, het is een slecht idee. Ze staat op het punt om…’

‘Om wat?’

‘Laat maar.’

‘Nee, ze staat op het punt om wat?’

‘Kijk eens, er zijn nieuwe tijden aangebroken, hè. Een dagblad is meer dan een vehikel om het nieuws te brengen. We zijn een… een… entiteit.’

‘Een entiteit. Zoals in Star Trek?’

Dat negeerde hij. ‘En entiteiten moeten overleven. Het gaat er niet alleen om de wereld te redden, David. We proberen een krant uit te brengen. Een krant waarmee geld verdiend wordt, een krant die er volgend jaar ook nog wil zijn, of het jaar erop. Want als we geen geld verdienen, dan kun jij je verhalen nergens meer kwijt, hoe belangrijk ze ook zijn. We kunnen ons niet permitteren iets te publiceren dat niet waterdicht is. Vandaag de dag niet meer. We moeten absoluut zeker van de feiten zijn voor we het plaatsen, meer is het niet.’

‘Ze staat op het punt om wat te doen, Brian? Me ontslaan?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘O nee, dat kan ze niet doen. Daar heeft ze toch een reden voor nodig.’ Hij zuchtte. ‘Hoe zou je het vinden om over te stappen naar Lifestyle?’

Ik leunde in mijn stoel naar achteren en probeerde de implicaties van deze opmerking tot me door te laten dringen. Voor ik iets kon zeggen ging Brian verder: ‘Dat is geen degradatie. Je bent nog steeds verslaggever, maar dan van de laatste trends, gezondheid, het belang van flossen, dat soort gedoe. Niet een overplaatsing die je voor de rechter kunt aanvechten.’

Ik haalde een paar keer diep adem. ‘Waarom is Madeline zo opgefokt over dat gevangenisverhaal? Als ik nou vervelend over de Walmart schreef, dan kan ik snappen dat ze over de rooie gaat omdat ze bang is dat we er inkomsten mee mislopen. Maar ik betwijfel toch ten zeerste of Star Spangled Corrections van plan is paginagrote advertenties te plaatsen over hun aanbieding van de week. “Geplakte zakjes voor de helft van de prijs!” Of: “Wilt u uw hersens ingeslagen? Bel de bak van Promise Falls.” Kom op, Brian, waar maakt ze zich druk over? Gelooft zij werkelijk dat dit werkgelegenheid betekent? En dat meer werkgelegenheid in de stad betekent dat we meer abonnees krijgen?’

‘Ja, dat ook,’ zei Brian.

‘Wat dan nog meer?’

Nu haalde Brian een paar keer diep adem. Er was iets en hij wist niet of hij me dat moest vertellen of niet.

‘David, hoor eens, dit heb je niet van mij, hoor, maar waar het om gaat is dat als die gevangenis hier komt, de Standard al z’n schulden kan voldoen en een frisse start kan maken. We kunnen ons dan allemaal een stuk veiliger voelen wat onze banen betreft.’

‘Hoe dan? Laten ze de bajesklanten de stukjes schrijven? Het plaatselijke nieuws verslaan als onderdeel van hun resocialisatieprogramma?’ Terwijl ik het zei dacht ik: niet te hard, straks breng je de directie nog op een idee…

‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Brian. ‘Maar als de krant aan Star Spangled Corrections het stuk grond verkoopt waarop de gevangenis gebouwd wordt, dan ziet het financiële plaatje er een stuk gunstiger uit.’

Mijn mond stond wel tien seconden open. Wat een blinde sukkel was ik geweest. Waarom had ik hier nooit aan gedacht? De acht hectare grond van de Russells aan de zuidkant van Promise Falls was jarenlang volgens de berichten de beoogde locatie voor het nieuwe gebouw van de Standard geweest. Maar sinds de inkomsten vijf jaar geleden begonnen te dalen, werd daar nooit meer over gesproken.

‘Jezus christus,’ zei ik.

‘Dit heb je niet van mij,’ zei Brian. ‘En als je dit aan iemand doorvertelt, dan zitten we allebei in de problemen. Dat begrijp je toch wel? Begrijp je nu dat alles wat wij publiceren precies moet kloppen, en dan bedoel ik tot in de details? Als je iets hebt wat deugt, écht deugt, dan moet ze het wel publiceren, want als ze dat niet doet, dan komt de lokale tv erachter en gaat ermee aan de haal, of de Times Union in Albany.’

Ik stond op.

‘Wat ga je doen, David? Je gaat toch geen domme dingen doen?’

Ik keek zijn kantoor rond, alsof ik een schilder was die een offerte moest uitbrengen. ‘Ik weet niet zeker of deze kamer aan de kontkeerstandaard voldoet, Brian. Daar moet je misschien eens iets aan doen.’

 

Ik zat een half uur achter mijn bureau te broeien. Samantha Henry vroeg me vijf keer wat er in Brians kantoor was voorgevallen, maar ik wuifde haar weg. Ik was te boos om iets te zeggen. Ondanks Brians waarschuwing overwoog ik serieus om naar het kantoor van de uitgever te stappen en haar te vragen of dit nu was wat ze werkelijk wilde. Of als we onze principes moesten verzaken om de krant te redden, de krant dan wel de moeite van het redden waard was.

Uiteindelijk deed ik niets.

Misschien was dat de toekomst. Je kwam op je werk, je perste er genoeg kopij uit om de krant te vullen, maakte niet uit wat, je nam je salaris in ontvangst en je ging weer naar huis. Ik had bij zo’n soort krant gewerkt – in Pennsylvania – voor ik terugkwam en voor de krant in mijn geboortestadje ging werken. Er waren altijd zulk soort kranten geweest. Ik was zo naïef geweest om te denken dat de Standard nooit zo’n krant zou worden.

Maar we waren de enige niet. Wat ons nu overkwam, overkwam talloze andere kranten in het land. We zouden misschien wat uitstel van executie krijgen door de troefkaart van de Russells, een groot stuk grond dat ze hoopten te verkopen aan een van de grootste private gevangenisondernemingen in het land.

Als het hier niet meer ging, kon ik misschien nog een baantje krijgen als cipier.

Ik pakte de telefoon en drukte de sneltoets voor Bertram’s Heating and Cooling in. Als ik het journalistendom niet kon redden, dan kon ik me misschien inspannen voor mijn huwelijk, dat de laatste tijd toch tekenen van verval begon te vertonen.

Een andere stem dan die van Jan zei: ‘Met Bertram.’ Het was Leanne Kowalski. Ze had de volmaakte stem voor iemand die bij een aircobedrijf werkte. Zeer koel.

‘Hoi, Leanne,’ zei ik. ‘Met David. Is Jan er ook?’

‘Moment.’ Leanne was niet goed in een praatje maken.

Het leek even of de verbinding verbroken werd, toen nam Jan op. ‘Hoi.’

‘Leanne leek me erg vrolijk vandaag.’

‘Je meent het.’

‘Zullen we mijn ouders vragen of ze nog een paar uur langer op Ethan willen passen? Dan gaan we een hapje eten. Met z’n tweetjes. En dan huren we daarna een film.’ Ik zweeg even. ‘Body Heat, bijvoorbeeld.’ Jans lievelingsfilm. En ik kreeg ook nooit genoeg van de sensuele liefdesscènes van William Hurt en Kathleen Turner.

‘Ach ja,’ zei ze.

‘Je klinkt niet erg enthousiast.’

‘Oké, goed,’ zei Jan. Ze zag het opeens wat meer zitten. ‘Waar zullen we gaan eten?’

‘Ik weet het niet. Preston?’ Een steakhouse. ‘Of de Clover?’ Aan de dure kant, maar als de krant failliet ging moesten we misschien gaan nu we het ons nog konden permitteren.

‘Wat dacht je van Gina?’ vroeg Jan.

Dat was ons favoriete Italiaanse restaurantje. ‘Prima. Als we tegen zessen komen hoeven we waarschijnlijk niet te reserveren, maar ik zal voor de zekerheid toch even bellen.’

‘Oké.’

‘Ik kan je komen ophalen op je werk. Dan halen we je auto later wel op.’

‘Maar als je me nu dronken voert om me te verleiden?’

Dat klonk een beetje als de oude, vertrouwde Jan.

‘Dan breng ik je morgenochtend naar je werk.’

 

Toen ik via de drukkerij de kortste weg naar de parkeerplaats nam, zag ik Madeline Plimpton staan.

De drukkerij gaf je het meest het gevoel dat je op een krant werkte. Het was de machinekamer van een oorlogsschip. En als de Standard ooit geen krant meer zou zijn, dan zouden die enorme persen – die ongeveer anderhalve meter nieuws per seconde verwerkten en zestigduizend kranten in een uur konden uitspuwen – het laatste zijn wat er nog van over was, het allerlaatste wat hier weggehaald moest worden. We waren de afdeling Vormgeving, waar de pagina’s van de krant opgemaakt werden, al kwijt. Die was verdwenen toen de redacteuren hun eigen pagina’s op de computer gingen opmaken.

Ik zag Madeline boven op de brug staan, het stelsel van smalle metalen looppaden langs en tussen de rotatiepersen door. Die persen bestonden niet uit enorme cilinders, maar uit tientallen kleinere cilinders die de nooit eindigende vellen krantenpapier op een circuit op en neer en eroverheen en eronderdoor voerden tot ze aan het eind van de rit op wonderbaarlijke wijze als een perfect geordende krant naar buiten kwamen. De machinerie kreeg een onderhoudsbeurt en een in overall gestoken drukker vroeg Madelines aandacht voor het binnenste van een van de grote drukpersen.

Ik wilde me deze gelegenheid om haar te spreken niet laten ontgaan, maar ik liet het wel uit mijn hoofd om de metalen trap naar boven op te gaan. De drukkers konden daar erg gevoelig op reageren. Ze waren niet zo keihard als vroeger, maar de mannen – en een handjevol vrouwen – die de persen bedienden waren loyale vakbondsleden. Als iemand van een andere afdeling van het bedrijf op de brug klom zonder hun toestemming – vooral iemand van het management – dan werd het plotseling een stuk gemakkelijker om een gesprek te voeren. De persen kwamen direct tot stilstand. En ze gingen pas weer aan de gang als de indringers vertrokken waren.

Je moest nog steeds rekening houden met de drukkers, maar in de loop der tijd waren ze wel iets soepeler geworden. Ze wisten dat de krant het moeilijk had en er misschien wel nooit meer bovenop zou komen. En de mensen die hier werkten vonden het lastig om een hekel aan Madeline Plimpton te hebben. Ze had altijd goed kunnen opschieten met de gemiddelde werknemer hier en ze kende alle namen.

Madeline droeg haar uitgeverspakje: een donkerblauwe rok tot de knie en een bijpassend jasje, dat niet alleen ongevoelig was voor drukinkt, maar ook haar zilverblonde haar geweldig deed uitkomen. Ze was op een bepaalde manier een curiositeit. Een designerpakje, maar ik vroeg me af of ze hier op de brug niet diep in haar hart liever de strakke spijkerbroek aanhad die ze als verslaggeefster gedragen had. Ze zou er nu nog net zo goed in uitzien als toen. Ik had Madeline alleen maar ouder zien worden toen haar man overleed en zelfs na zijn dood was ze erin geslaagd de rimpels in haar gezicht tot een minimum te beperken.

Ik slaagde erin haar blik te vangen toen ze naar beneden keek.

‘David,’ zei ze. De herrie was hier gewoonlijk oorverdovend, maar omdat de persen op dit moment niet draaiden, kon ik haar horen.

‘Madeline,’ zei ik. Omdat we jaren geleden collega’s van elkaar op de redactie waren geweest.was het nooit bij me opgekomen om haar niet bij haar voornaam te noemen. ‘Heb je even?’

Ze knikte, zei iets tegen de drukker en liep de metalen trap af. Ze wist dat ze me niet moest vragen om naar boven te komen. De brug was geen plek voor een gesprek.

Toen ze beneden was zei ik: ‘Dat Reeves-verhaal staat als een huis.’

‘Wat zeg je?’ zei ze.

‘Toe zeg,’ zei ik. ‘Ik snap wat er gaande is. We zijn blij met deze nieuwe gevangenis. We willen geen problemen veroorzaken. We doen aardig, bagatelliseren de plaatselijke weerstand ertegen en we verkopen hun de grond die ze nodig hebben om hun gebouw neer te zetten.’

Er flikkerde iets in Madelines ogen. Misschien bedacht ze dat Brian het me verteld moest hebben. Eigen schuld.

‘Maar uiteindelijk gaat dit zich tegen ons keren, Madeline. De lezers zullen het misschien niet meteen snappen, maar na verloop van tijd zullen ze er toch achter komen dat het nieuws ons niets meer kan schelen en dat we alleen een systeem zijn dat persberichten doorgeeft, iets om het meegevouwen reclamefoldertje in droog te houden, een plekje waar de burgemeester een foto kan aantreffen van zichzelf als hij een cheque aan de padvinders uitreikt. We zullen nog steeds stukjes schrijven over auto-ongelukken en uitslaande branden en het jaarlijkse artikel over de populairste Halloweenkostuums en de goede voornemens van plaatselijke notabelen voor het nieuwe jaar, maar we zijn geen krant meer. Wat heeft het voor zin om dit allemaal te doen als het ons niet meer kan schelen wat we zijn?’

Madeline keek me recht aan en produceerde een treurig glimlachje. ‘Hoe gaat het met je, David? Hoe gaat het met Jan?’

Dat was typisch iets voor haar. Je kon tegen haar tekeergaan en dan reageerde ze met een vraag over het weer.

‘Madeline, laat ons gewoon ons werk doen,’ zei ik.

De glimlach verdween. ‘Wat heb je, David?’

‘Ik denk dat we ons beter kunnen afvragen wat jij hebt, Madeline,’ zei ik. ‘Weet je nog dat we samen verslag deden van die gijzelingszaak, toen die man zijn vrouw en kind vasthield en zei dat hij ze ging doodschieten als de politie niet wegging?’

Ze zei niets, maar ik wist dat ze eraan terugdacht.

‘Wij kwamen tussen de politie en het huis in te zitten, en we zagen alles wat er gebeurde. Hoe de politie het huis bestormde en die vent volkomen in elkaar sloeg, ook toen ze erachter waren dat hij helemaal geen geweer had. Ze hebben hem bijna vermoord. En daarna hebben we samen dat stuk gemaakt, precies zoals het gebeurd was, ook al wisten we dat we moeilijkheden zouden krijgen met de politie. Wat inderdaad gebeurde toen we het publiceerden. Weet je nog hoe dat voelde?’

Haar ogen werden zacht bij de herinnering. ‘Dat weet ik nog,’ zei ze. ‘Ik mis het.’

‘Sommigen van ons geven nog om dat gevoel. We willen het niet kwijt.’

‘En ik wil deze krant niet kwijt,’ zei Madeline Plimpton. ‘Jij ligt ’s nachts wakker omdat je je zorgen maakt dat je verhaal niet gepubliceerd wordt, ik kan niet slapen omdat ik me zorgen maak of er wel een krant is om het in te publiceren. Ik zit dan wel niet meer op de redactie, ik zit nog elke dag in de vuurlinie.’

Daar had ik niets op te zeggen.

 

Ik parkeerde even na half zes voor Bertram’s. Leanne Kowalski stond op de parkeerplaats alsof ze op iemand wachtte.

Ik knikte naar haar toen ik uit de Accord stapte en liep naar de deur. ‘Hoe gaat het, Leanne?’ zei ik. Ik had haar vaak genoeg meegemaakt om te weten dat ik dat beter niet had kunnen vragen.

‘Het zal een stuk beter gaan als Lyall eindelijk op komt dagen,’ zei ze. Leanne was een van die mensen die maar twee gemoedstoestanden kennen. Humeurig en geïrriteerd. Ze was mager, met smalle heupen en kleine borsten, mijn moeder zou haar vel over been noemen. Ze had kort zwart haar met lichte plukjes erin, maar haar pony was zo lang dat ze hem steeds uit haar ogen moest vegen.

‘Ben je niet met de auto?’ vroeg ik. Gewoonlijk stond er een oude blauwe Ford Explorer naast Jans Jetta als ik er voorbijreed.

‘Die roestbak van Lyall is naar de garage, dus hij heeft mijn auto geleend,’ zei ze. ‘En ik weet niet waar hij uithangt. Hij had hier verdomme al een half uur geleden moeten zijn.’ Ze schudde haar hoofd en sloeg haar ogen ten hemel. ‘Ongelofelijk.’

Ik glimlachte ongemakkelijk, trok toen de deur naar het kantoor open en ging naar binnen, waar ik begroet werd door een koele golf airconditioned lucht.

Jan zette net haar computer uit en hing haar tas over haar schouder.

‘Leanne is weer haar gewone opgewekte zelf,’ zei ik.

Jan zei: ‘Ik weet er alles van.’

We keken toevallig tegelijkertijd uit het raam. Leannes Explorer was net de parkeerplaats op gedenderd. Ik zag Lyalls ronde gezicht achter de voorruit, zijn dikke vingers waren om het stuur geklemd. In de auto bewoog iets op en neer; het duurde even voor ik besefte dat het een grote hond was.

Leanne liep niet om naar de passagierskant van de auto maar ging naar het portier aan de bestuurderskant en rukte het open. Ze was behoorlijk opgewonden, zwaaide met haar handen en schreeuwde tegen Lyall. We konden niet horen wat ze zei en hoewel we nieuwsgierig waren, wilden we toch niet naar buiten gaan en het risico lopen erin betrokken te worden.

Lyall gleed achter het stuur vandaan. Hij was bijna kaal en zwaar gebouwd, en zijn singletje bood ons ruim zicht op zijn oksels. Hij liep met gebogen schouders om de voorkant van de Explorer heen terwijl Leanne over de motorkap tegen hem bleef schreeuwen.

‘Heerlijk leven heeft die jongen,’ zei ik toen Lyall het rechterportier opendeed en instapte.

‘Ik begrijp niet waarom ze bij hem blijft,’ zei Jan. ‘Ze zit alleen maar op hem te vitten. Maar ik denk dat ze gewoon van die sukkel houdt.’

Leanne ging achter het stuur zitten, zette de Explorer in zijn achteruit en reed in een stofwolk weg. Net voor ze weg waren zag ik hoe Lyall naar haar keek. Hij deed me aan een geslagen hond denken, net voordat het beest besluit om het een en ander recht te zetten.

 

Gina bracht Jan en mij naar ons tafeltje. Er waren zo’n twintig tafels in het restaurant, maar het was nog vroeg en er waren er maar drie bezet.

‘Meneer Harwood, mevrouw Harwood, wat fijn dat u er weer bent,’ zei ze. Gina was een mollige vrouw van in de zestig wier eethuis legendarisch was in Promise Falls en omstreken. Zij, en zij alleen, had het recept voor de wonderbaarlijke tomatensaus die de meeste gerechten vergezelde. Ik hoopte dat ze het ergens opgeschreven had, voor het geval dat.

‘Hoe laat heb je met je ouders afgesproken dat we Ethan komen halen?’ vroeg Jan toen de minestrone gebracht was.

‘Tussen acht en negen.’

Ze had haar lepel in haar rechterhand en toen ze met haar linker het zout wilde pakken gleed haar mouw een paar centimeter terug en zag ik dat er iets wits om haar linkerpols gewikkeld zat.

‘Ze zijn heel lief voor hem,’ zei ze.

Dat leek toch een soort concessie, gezien de manier waarop ze de dag daarvoor nog over mijn ouders had gesproken.

‘Inderdaad,’ zei ik. Het leek of er een verband om haar pols zat.

‘Je moeder is heel fit. Ze heeft nog steeds veel energie,’ zei Jan. ‘Ze is, ja, nogal jong voor haar leeftijd.’

‘Mijn vader is ook nog heel goed, behalve dat hij, nou ja, je weet wel, een beetje gestoord is.’

Jan zei even niets. Toen: ‘Het is prettig om te weten dat als er iets… iets met mij gebeurt, of met jou, dat ze dan kunnen helpen.’

‘Waar heb je het over, Jan?’

‘Het is gewoon goed om alles geregeld te hebben, meer niet.’

‘Er gaat niets gebeuren met jou of mij,’ zei ik. ‘Wat heb je aan je pols?’

Ze liet haar lepel in de soep staan en trok haar mouw omlaag. ‘Niets,’ zei ze.

‘Het ziet eruit als verband.’

‘Ik heb me gesneden.’

‘Laat eens zien.’

‘Er valt niets te zien,’ zei ze. Maar ik had haar hand gegrepen en de mouw zelf omhooggeschoven. Het verband was ongeveer tweeënhalve centimeter breed en zat om haar hele pols.

‘Jezus, Jan, wat heb je gedaan?’

Ze trok haar arm terug. ‘Laat me los!’ zei ze zo hard dat de mensen aan andere tafeltjes en Gina bij de deur naar ons keken.

‘Oké,’ zei ik rustig, en ik trok mijn hand terug. Met gedempte stem vroeg ik: ‘Vertel me nou gewoon wat er gebeurd is.’

‘Ik sneed Ethans groente en toen schoot ik uit met het mes,’ zei ze. ‘Meer niet.’

Ik kon me voorstellen dat je je in je vinger sneed als je wortels schoonmaakte, maar hoe kon het mes in je pols terechtkomen?

‘Hou erover op,’ zei Jan. ‘Het is niet… niet wat het lijkt. Ik zweer het, het was een ongelukje.’

‘Jezus, Jan,’ zei ik hoofdschuddend. ‘De laatste tijd… ik weet niet… ik maak me enorme zorgen om je.’

‘Je hoeft je niet druk te maken,’ zei ze kortaf terwijl ze naar haar soep tuurde.

‘Maar dat doe ik wel.’ Ik slikte. ‘Ik hou van je.’

Ze probeerde twee keer iets te zeggen en zweeg toen weer. Uiteindelijk zei ze: ‘Ik denk soms wel eens dat het gemakkelijker voor je zou zijn als je je niet om ons allebei zorgen hoefde te maken. Als je alleen met Ethan was.’

‘Waar heb je het in godsnaam over?’

Jan zei niets.

Ik maakte me ontzettende zorgen, maar er kroop ook iets van woede in mijn stem. ‘Jan, geef me nu eens eerlijk antwoord. Wat voor gedachten spoken er de laatste tijd door je hoofd? Heb je... Hoe moet ik dat nou zeggen? Heb je zelfdestructieve gedachten?’

Ze bleef naar haar soep kijken, ook al nam ze geen hap. ‘Ik weet het niet.’

Ik had het gevoel dat we een moment bereikt hadden. Zo’n moment in je leven dat je het gevoel hebt dat de grond onder je voeten wegzakt. Wanneer iemand belt om te vertellen dat een geliefde van je in allerijl naar het ziekenhuis is gebracht. Wanneer je door de baas op zijn kamer geroepen bent en te horen krijgt dat hij niet langer van je diensten gebruik zal maken. Of wanneer je in de spreekkamer van de dokter staat en hij je dossier bestudeert en zegt dat je even moet gaan zitten.

Je krijgt iets te horen waardoor alles wat vanaf nu gebeurt anders zal zijn dan vroeger.

Mijn vrouw is ziek, dacht ik. Er is iets met haar gebeurd. Er is iets geknapt. Er is kortsluiting opgetreden.

‘Je weet het niet,’ zei ik. ‘Dus je denkt misschíén dat je jezelf wel iets aan wilt doen.’

Haar ogen leken te knikken.

‘Hoe lang heb je al dit soort gedachten?’

Jan tuitte haar lippen en zoog ze toen weer naar binnen, alsof ze over de vraag nadacht. ‘Een week of zo. Die gedachten komen gewoon opzetten, en ik weet niet waarom ze er zijn en ik kan er niet van afkomen. Maar ik heb het gevoel dat ik jou enorm tot last ben.’

‘Maar dat slaat nergens op. Jij betekent alles voor mij.’

‘Ik weet dat ik een blok aan je been ben.’

‘Krankzinnig.’ Ik had meteen spijt van mijn woordkeuze. ‘Hoor eens, als je je al een week of zo zo voelt, hoe is dat dan gekomen? Is er iets gebeurd? Iets wat je me niet verteld hebt?’

‘Nee, niets,’ zei ze zonder veel overtuiging.

‘Is er iets op je werk gebeurd?’ Nu ik Leanne tekeer had zien gaan tegen Lyall, vroeg ik me af of ze Jan op de een of andere manier deprimeerde. ‘Gaat het om Leanne? Maakt ze ook jouw leven tot een hel?’

‘Het is altijd lastig geweest om met haar om te gaan, maar dat heb ik inmiddels wel onder de knie gekregen,’ zei Jan. ‘Ik heb er echt geen verklaring voor. Ik ben me gewoon opeens zo gaan voelen. Het gevoel dat ik iedereen tot last ben en dat ik geen doel in mijn leven heb.’

‘Maar dat is belachelijk,’ zei ik. ‘Weet je wat ik vind? Ik vind dat je misschien eens moet praten met een…’

‘Ik pieker er niet over,’ zei Jan.

‘Gewoon een keer praten, meer niet…’

‘Waarom? Zodat ze me op kunnen bergen? Me kunnen opsluiten in een gekkengesticht?’

‘Maar jezus nog aan toe, Jan, dat is paranoïde.’ Weer had ik een woord uitgekozen dat ik beter had kunnen vermijden.

‘Paranoïde? Vind je dat ik paranoïde ben?’

Ik voelde dat Gina er aankwam.

‘Dat zou je wel willen, hè?’ zei Jan met stemverheffing. ‘Dat je voorgoed van me af was.’

Gina bleef staan en we keken beiden naar haar.

‘Sorry,’ zei Gina. ‘Ik wilde alleen…’ Ze wees naar de soepkommen. ‘Ik wilde ze meenemen, als jullie tenminste uitgegeten zijn.’

Ik knikte en Gina haalde de kommen weg.

Tegen Jan zei ik: ‘Misschien kunnen we beter naar huis gaan en…’

Maar Jan schoof haar stoel al naar achteren.

Kijk Niet Weg
4f4cba1c2a9c62.html
4f4cba1c2a9c64.html
4f4cba1c2a9c65.html
4f4cba1c2a9c66.html
4f4cba1c2a9c67.html
4f4cba1c2a9c68.html
4f4cba1c2a9c69.html
4f4cba1c2a9c610.html
4f4cba1c2a9c611.html
4f4cba1c2a9c612.html
4f4cba1c2a9c613.html
4f4cba1c2a9c614.html
4f4cba1c2a9c615.html
4f4cba1c2a9c616.html
4f4cba1c2a9c617.html
4f4cba1c2a9c618.html
4f4cba1c2a9c619.html
4f4cba1c2a9c620.html
4f4cba1c2a9c621.html
4f4cba1c2a9c622.html
4f4cba1c2a9c623.html
4f4cba1c2a9c624.html
4f4cba1c2a9c625.html
4f4cba1c2a9c626.html
4f4cba1c2a9c627.html
4f4cba1c2a9c628.html
4f4cba1c2a9c629.html
4f4cba1c2a9c630.html
4f4cba1c2a9c631.html
4f4cba1c2a9c632.html
4f4cba1c2a9c633.html
4f4cba1c2a9c634.html
4f4cba1c2a9c635.html
4f4cba1c2a9c636.html
4f4cba1c2a9c637.html
4f4cba1c2a9c638.html
4f4cba1c2a9c639.html
4f4cba1c2a9c640.html
4f4cba1c2a9c641.html
4f4cba1c2a9c642.html
4f4cba1c2a9c643.html
4f4cba1c2a9c644.html
4f4cba1c2a9c645.html
4f4cba1c2a9c646.html
4f4cba1c2a9c647.html
4f4cba1c2a9c648.html
4f4cba1c2a9c649.html
4f4cba1c2a9c650.html
4f4cba1c2a9c651.html
4f4cba1c2a9c652.html
4f4cba1c2a9c653.html
4f4cba1c2a9c654.html
4f4cba1c2a9c655.html
4f4cba1c2a9c656.html
4f4cba1c2a9c657.html
4f4cba1c2a9c658.html
4f4cba1c2a9c659.html
4f4cba1c2a9c660.html
4f4cba1c2a9c661.html
4f4cba1c2a9c662.html
4f4cba1c2a9c663.html
4f4cba1c2a9c664.html
4f4cba1c2a9c665.html
4f4cba1c2a9c666.html
4f4cba1c2a9c667.html
4f4cba1c2a9c668.html
4f4cba1c2a9c669.html
4f4cba1c2a9c670.html
4f4cba1c2a9c671.html
4f4cba1c2a9c672.html
4f4cba1c2a9c673.html
4f4cba1c2a9c674.xhtml