27
Ethan vloog in mijn armen toen ik het huis van mijn ouders binnenging. Ik hield hem omhoog en kuste hem op allebei zijn wangetjes.
‘Ik wil naar huis,’ zei hij.
‘Nog niet, kerel,’ zei ik. ‘Nog niet.’
Ethan schudde zijn hoofd. ‘Ik wil naar huis en ik wil mama.’
‘Ik zei al: nog niet.’
Hij wurmde zo kwaad in mijn armen heen en weer dat ik hem moest neerzetten. Hij liep met besliste stappen de gang door en de voordeur uit.
‘Waar ga je naartoe?’ vroeg ik.
‘Naar huis,’ zei hij.
‘Dat had je gedroomd,’ zei ik. Ik liep achter hem aan, greep hem om zijn borst vast en zwaaide hem de lucht in. Ik bracht hem naar binnen, liet hem op de vloer neerploffen, gaf hem een tikje op zijn achterste en zei: ‘Ga iets leuks doen.’
Hij verdween in de keuken waar ik hem de koelkast hoorde opendoen. Ethan vond het gewoonlijk heerlijk bij mijn ouders, maar hij was sinds gisterochtend vroeg niet in zijn eigen huis geweest. En hoewel mijn ouders dol op hem waren, werd het hen waarschijnlijk zo langzamerhand ook iets te veel.
‘Sorry,’ zei ik tegen mijn moeder.
‘Het hindert niet,’ zei ze. ‘Hij mist haar gewoon. David, wat is er aan de hand? Waarom hebben ze je auto weggesleept?’
Pa kwam net binnen en zei: ‘Je zou eens moeten zien wat ze in zijn huis aan het doen zijn. Ze halen de hele boel overhoop.’
Ik nam ma mee naar de veranda, waar Ethan ons niet kon horen. ‘De politie denkt dat ik Jan iets heb aangedaan,’ zei ik.
‘O, David.’ Ze klonk eerder bedroefd dan verbaasd.
‘Ze denken dat ik haar vermoord heb,’ zei ik.
‘Waarom?’ zei ze. ‘Waarom zouden ze zoiets denken?’
‘Er zijn dingen… de omstandigheden lijken in mijn richting te wijzen,’ zei ik. ‘Sommige dingen zijn gewoon toeval. Bijvoorbeeld dat niemand Jan meer gezien heeft sinds ik haar vrijdag meenam naar Lake George. En dan die verwarring over de onlinekaartjes…’
‘Wat voor verwarring?’
‘Maar er zijn ook dingen die nergens op slaan. Mensen hebben gelogen. Zoals bij Lake George, die vent die die winkel daar heeft.’
‘David, ik kan er geen touw aan vastknopen. Waarom zouden mensen leugens over jou vertellen? Waarom zou iemand jou last willen bezorgen?’
‘De jongen heeft een advocaat nodig,’ zei pa door de hordeur heen.
‘Ik moet erheen,’ zei ik. ‘Ik moet erachter komen waarom die man liegt.’
‘Luisteren jullie nog?’ vroeg mijn vader.
‘Pa, alsjeblieft,’ zei ik.
‘Je vader heeft gelijk,’ zei ma. ‘Als de politie denkt dat jij iets te maken hebt met wat er met Jan gebeurd is…’
‘Ik heb nu geen tijd,’ zei ik. ‘Ik moet Jan vinden, en ik moet erachter komen waarom alles zo verdraaid is dat het erop lijkt dat…’
‘Wat?’ vroeg ma.
‘Reeves,’ zei ik.
‘Het gemeenteraadslid?’ vroeg ma. ‘Stan Reeves?’
‘Ik dacht dat hij hier pas achter was gekomen toen ik hem op het politiebureau tegenkwam. Maar stel nu eens dat hij er al een tijdje van weet?’
‘Waar heb je het over?’ vroeg pa.
‘En Elmont Sebastian,’ zei ik. ‘Ik kan het niet geloven… ik weet dat ze het op mij gemunt hebben, maar ze zouden toch niet…’
Ik dacht koortsachtig na. Ik had de puntjes snel genoeg met elkaar verbonden, maar wat voor plaatje kwam eruit naar voren?
Als Jan iets overkomen was, en als ik de schuld daarvoor in mijn schoenen geschoven kreeg, dan zou ik geen verhalen meer schrijven waarin ik vraagtekens zette achter de plannen van Star Spangled Corrections om een gevangenis in Promise Falls te vestigen.
Ik zou niet langer proberen om een artikel geplaatst te krijgen over Sebastian die gemeenteraadsleden – of in elk geval één gemeenteraadslid, Reeves – omkocht om de zaak van zijn kant te bekijken.
Kon dit? Of draaide ik helemaal door?
Was het al die moeite waard om één verslaggever het zwijgen op te leggen? Ik werkte voor de enige krant in de stad, en hoewel het blad achteruitging, had de Standard toch nog wel invloed in Promise Falls. En ik was kennelijk de enige bij de krant die iets om dit onderwerp gaf. Niet alleen of een commerciële gevangenis een goed idee was, maar ook hoe ver Star Spangled Corrections wilde gaan om zijn doel te bereiken.
En hoewel het niet alle problemen van Elmont Sebastian zou oplossen als ik van het toneel verdween, zou het in elk geval geen kwaad kunnen.
Maar zelfs als dat zo was, en Elmont Sebastian achter de schermen de zaak manipuleerde opdat ik onschadelijk werd gemaakt, hoe kon ik dan verklaren wat ik in Rochester had gehoord? Over Jans verleden, of liever, over het gebrek daaraan.
‘Ik wil een glas water,’ zei ik plotseling.
Ma liep voor me uit naar de keuken, waar Ethan op de vloer lag, zijn hoofd opzij tegen het linoleum gedrukt, en een autootje in zijn blikveld heen en weer liet rijden, terwijl hij ondertussen zachte, tevreden bromgeluidjes maakte. Ma liet de kraan lopen tot het water koud was, vulde een glas en gaf het me aan.
Ik dronk en zei daarna: ‘Er is nog iets.’
Mijn ouders wachtten.
‘Iets met Jan.’
Ik nam ze mee de keuken uit zodat Ethan niet zou horen wat ik te zeggen had.
Een half uur later reed ik in mijn vaders auto weg. Nu ik eenmaal verteld had wat ik in Rochester had gehoord, wist ik niet of dat wel zo’n goed idee was geweest. Pa had een tirade afgestoken over incompetente ambtenaren die Jan waarschijnlijk een verkeerd geboortebewijs hadden uitgereikt.
‘Ik wil er wat om verwedden,’ zei hij, ‘dat ze haar gegevens heeft opgestuurd voor een geboortebewijs en dat ze haar het bewijs van een andere Jan Richler hebben gestuurd, en dat ze er toen ze het per post binnenkreeg verder niet meer naar gekeken heeft. Ze betalen die types goud geld en ze kunnen niet ontslagen worden, dus het kan hun niet schelen hoe ze hun werk doen.’
Maar ma was ontdaan door het nieuws. Ze keek steeds uit het raam naar de achtertuin, waar Ethan nu crocketballen in het rond sloeg. Op een gegeven moment zei ze: ‘Wat moeten we hem vertellen? Wie is zijn moeder echt?’
Ik lanceerde mijn theorie over het getuigenbeschermingsprogramma, die pa zo plausibel vond dat het hem afleidde van zijn tirade over die luie ambtenaren (het scheen niet bij hem op te komen dat hij zelf ooit ook zo’n ambtenaar was geweest). De gretigheid waarmee hij de theorie omhelsde, deed mij twijfelen aan de waarde ervan.
Pa had het er nog steeds over dat ik een advocaat nodig had toen ik in zijn auto stapte. Ik moest toegeven dat hij wat dat betreft gelijk had, maar ik kon me er op dat moment niet toe zetten om alles wat me de afgelopen twee dagen was overkomen aan een onbekende uit te leggen.
Ik had te veel te doen.
Om pa te sussen zei ik: ‘Wil jij dat ik een advocaat in de arm neem? Zoek er dan een voor me. Maar niet iemand die ruzies over een oprit doet.’
Ik keek de hele weg naar Lake George af en toe in mijn achteruitkijkspiegeltje. Ik verwachtte niet dat ik de blauwe Buick zou zien die Jan de vorige keer dat ik hier reed had gezien, maar ik had het gevoel dat rechercheur Duckworth, of een van zijn ondergeschikten, een oogje op me zou houden. Als Duckworth mij echt verdacht, dan zou hij me vast niet uit het oog verliezen.
Als ik gevolgd werd, dan deden ze het goed. Geen een auto sprong er tijdens de rit uit. Even over drieën parkeerde ik op de parkeerplaats van Ted’s Lakeview General Store.
Geen florerende zaak. Niemand stond er benzine te tanken, en er stonden maar twee auto’s op de parkeerplaats. Aangenomen dat een van de auto’s van degene in de winkel was, dan betekende dat dat er maar één klant binnen was.
Er klonk een belletje toen ik de winkel binnenstapte. Een magere man, achter in de zestig of voor in de zeventig, stond achter de toonbank. Eerst dacht ik dat hij stond, toen zag ik dat hij op het randje van een hoge kruk zat. Hij knikte zo’n beetje naar me en glimlachte.
Een dikke vrouw zette een zak Dorito’s, een kingsize Snickers en een fles cola light voor hem neer op de toonbank. Hij telde haar boodschappen bij elkaar op, stopte ze in een tasje en ze kon gaan.
Toen ze weg was zei ik: ‘Bent u dé Ted?’
‘Inderdaad,’zei hij. ‘Wat kan ik voor u doen?’
‘Ik ben verslaggever van de Standard van Promise Falls,’ zei ik. ‘De politie, rechercheur Duckworth, heeft me verteld dat hij met iemand hier gesproken heeft over die vermiste vrouw. Bent u dat?’
‘Jazeker,’ zei hij. Zijn stem klonk zangerig. Het idee dat hij op het punt stond geïnterviewd te worden had hem opgekikkerd.
‘Die vrouw, Jan Harwood, was hier dus in de zaak?’
‘Ik weet zeker dat zij het was, zo zeker als ik hier voor u sta,’ zei hij.
‘En u hebt de politie gebeld? Of hebben zij u benaderd?’
‘Nou,’ zei hij. Hij gleed van zijn kruk af en leunde over de toonbank. ‘Ik zag haar gisteravond op het nieuws, ze zeiden dat ze vermist werd, en ik herkende haar meteen.’
‘Goh,’ zei ik terwijl ik aantekeningen maakte in het notitieblokje dat ik uit mijn zak had gehaald. ‘Maar hoe kunt u nu iemand herkennen die hier maar een minuutje geweest is?’
‘Normaal gesproken hebt u daar gelijk in,’ zei hij. ‘Maar ze was erg spraakzaam, en dat gaf me de gelegenheid haar eens goed te bekijken. Een aantrekkelijk vrouwtje bovendien.’
Jan? Spraakzaam?
‘Wat zei ze?’
‘Dat ze hier met haar man was, een tochtje.’
‘Dat zei ze zomaar?’
‘Nou, eerst zei ze hoe mooi het hier was, en dat ze nog nooit eerder bij Lake George was geweest, en ik vroeg of ze hier ergens in de buurt in een hotelletje of zo zat, en toen zei ze nee, dat ze hier alleen maar op een autotochtje was, met haar man.’
Dat klonk allemaal best waarschijnlijk. Een aardig gesprekje. Waarom probeerde Duckworth daar meer van te maken dan erin zat?
‘En toen?’ vroeg ik. ‘Toen kocht ze iets en ging ze weer weg?’
‘Ze kocht iets te drinken, dat weet ik nog wel. Ik weet uit mijn hoofd niet meer wat. In elk geval een ijsthee, geloof ik.’
‘En toen ging ze weer weg?’
‘Ze vroeg of er hier interessante dingen te doen waren. Iets leuks.’
‘Iets leuks?’
‘Moet u dit niet opschrijven?’ vroeg Ted.
Ik realiseerde me dat ik geen aantekeningen had gemaakt. Ik glimlachte en zei: ‘Maakt u zich geen zorgen. De interessante dingen onthou ik wel.’
‘Ik wil alleen niet dat u me woorden in de mond legt of zo.’
‘Daar hoeft u zich geen zorgen om te maken. En wat bedoelde ze daarmee, met iets leuks?’
‘Ze vroeg zich af of er hier in de buurt iets te doen was, want haar man had haar meegenomen voor een ritje, en ze vroeg zich af waarom. Ze dacht dat hij misschien van plan was haar met iets te verrassen.’
‘En gaf ze nog een andere reden waarom ze hier waren? Bijvoorbeeld omdat ze met iemand afgesproken hadden of zo?’
Ted dacht hier even over na. ‘Dat geloof ik niet. Alleen dat haar man haar hiernaartoe had meegenomen en dat hij haar niet wilde vertellen waarom.’
Ik legde mijn notitieblokje en pen op de toonbank en vroeg even niets. Dat verwarde Ted.
‘Is er iets?’
‘Waarom liegt u?’ vroeg ik.
‘Wat zegt u?’
‘Ik vroeg waarom u liegt.’
‘Waar hebt u het over? Het is de waarheid. Ik vertel u precies hetzelfde als ik aan de politie heb verteld.’
‘Ik geloof het niet,’ zei ik. ‘Ik denk dat u dit verzint.’
‘Bent u gek of zo? Ze was hier. Ze stond precies waar u nu staat. Twee dagen geleden, meer niet.’
‘Ik geloof best dat ze hier was, maar niet dat ze dat tegen u gezegd heeft. Heeft iemand u betaald om dat aan de politie te vertellen? Wat is er aan de hand?’
‘Wie bent u eigenlijk?’
‘Dat heb ik al gezegd, ik ben een verslaggever. En ik hou er niet van als mensen me ertussen proberen te nemen.’
‘Jezus christus,’ zei Ted. ‘Als u mij niet gelooft, vraag dan aan de politie of ze u de band willen laten zien.’
‘Band?’
‘Ja, ik noem het een band, maar het staat op schijf of op cd of hoe heet het. Kijk maar.’ Hij wees over zijn schouder. Een kleine camera hing aan een haak die in de muur geschroefd was. ‘Er zit ook geluid bij. Het is niet geweldig, maar als je goed luistert hoor je wat de mensen zeggen. Ik ben in 2007 overvallen, een nare zaak, die klootzak heeft zelfs op me geschoten, de kogel vloog vlak langs mijn oor, daar de muur in. Toen heb ik die camera met microfoon aangeschaft.’
‘Staat het allemaal op tape?’ vroeg ik.
‘Vraag het maar aan de politie. Ze zijn hier zonet nog geweest om er een kopietje van te maken. Waarom beschuldigt u me er in godsnaam van leugens te vertellen?’
‘Waarom zou ze zoiets zeggen?’ vroeg ik. Maar ik had het tegen mezelf, niet tegen Ted.
Ik pakte mijn notitieblokje, liet het in mijn zak glijden en liep naar de deur.
Ted riep me achterna: ‘Wanneer komt het in de krant?’
Ik schudde mijn hoofd en keek naar de grond toen ik naar buiten liep; ik probeerde een reden te verzinnen waarom Jan iemand die ze niet kende had verteld waarom ik haar daarnaartoe had meegenomen. Waarom ze gezegd had dat ik een verrassing voor haar in petto had. Het was logisch dat Jan niet aan een vreemdeling had verteld dat we hiernaartoe waren gereden omdat ik een bron zou ontmoeten. Dat zou natuurlijk oerstom zijn geweest. Maar om een gesprek te beginnen alleen maar om die dingen te zeggen... waar sloeg dat in godsnaam op?
Als ik niet zo in gedachten verzonken was geweest, had ik misschien gemerkt dat Welland, de ex-veroordeelde chauffeur van Elmont Sebastian, me verdekt opgesteld stond op te wachten toen ik naar buiten kwam.