33
Duckworth en ik waren weggelopen van het open graf met het lichaam van Leanne Kowalski erin. Ik trilde.
Ik zei: ‘Ik moet overgeven.’ En ik voegde de daad bij het woord. Duckworth gaf me even de tijd om er zeker van te zijn dat ik niet nog een keer moest kotsen.
‘Hoe kan zij het nou zijn?’ vroeg ik. ‘Hoe komt ze hier?’
‘Laten we teruggaan naar mijn auto,’ zei Duckworth. Hij zweette. Hij had naast me gehurkt toen ik naar het lijk keek en hij was buiten adem geraakt bij het overeind komen.
‘Als Leanne hier is…’ begon ik.
‘Ja?’
Ik voelde dat ik het moest vragen. ‘Is er nog een graf? Of is dit het enige?’
Duckworth keek me strak aan, alsof hij in mijn hoofd wilde kijken. ‘Denkt u dat er nog een is?’
‘Wat?’ zei ik.
‘Kom mee.’
We zeiden niets terwijl we naar zijn auto liepen. Hij hield het portier voor me open en hielp me in de wagen alsof ik een invalide was, en toen stapte hij aan de andere kant in. We zwegen allebei meer dan een halve minuut. Duckworth draaide het sleuteltje zo ver om dat hij de raampjes kon laten zakken. Een lichte bries blies door de auto.
Ik draaide me opzij en keek hem aan. Hij staarde voor zich uit, handen op het stuur, ook al liep de motor niet.
‘Wist u al wie ze was?’ vroeg ik hem. ‘Wist u dat het Leanne Kowalski was?’
Duckworth negeerde de vraag en stelde er zelf een. ‘Toen u hier vrijdag met uw vrouw naartoe ging, meneer Harwood, had u Leanne Kowalski toen ook meegenomen?’
Ik legde mijn hoofd tegen de hoofdsteun en sloot mijn ogen. ‘Wat? Nee,’ zei ik. ‘Waarom zouden we?’
‘Heeft ze u hiernaartoe gevolgd? Had u met haar afgesproken?’
‘Nee, en nee.’
Even vroeg ik me af of Leanne Kowalski de vrouw kon zijn geweest die me de anonieme e-mail had gestuurd en die me bij Ted’s wilde spreken. Maar dat leek op geen enkele manier te rijmen met de rest.
‘Vindt u het niet raar dat het lichaam van Leanne Kowalski opduikt binnen drie kilometer van de plek waar u volgens u die bron van u zou ontmoeten?’
Ik keek naar hem. ‘Raar? Of ik het raar vind? Ik vind het verdomd raar. Wilt u een lijstje van al die verdomd rare dingen die mij de afgelopen twee dagen zijn overkomen? Wat dacht u hiervan? Mijn vrouw verdwijnt. Een onbekende man probeert mijn zoon te kidnappen. Ik kom erachter dat Jan een geboortebewijs had van een kind dat op haar vijfde is overreden, dat mijn vrouw misschien niet is wie ze zegt dat ze is. Ze gaat die winkel in en ze hangt een verhaal op tegen die man dat ze niet weet waarom ik haar daarnaartoe heb meegenomen, alsof ik haar erin geluisd heb. Waarom heeft ze dat gezegd? Waarom heeft ze tegen hem gelogen? Waarom was er geen kaartje voor haar voor Five Mountains? Waarom heeft ze tegen me gelogen dat ze met dokter Samuels over haar zelfmoordgedachten heeft gesproken? Dus als u mij vraagt of ik het ráár vind dat Leanne Kowalski daar dood ligt... inderdaad, ik vind het heel erg raar. Net als alle andere dingen.’
Duckworth knikte traag. Uiteindelijk zei hij: ‘En vindt u het ook raar als ik u vertel dat een voorlopig onderzoek van uw auto – de auto waarmee u vrijdag hiernaartoe bent gereden met uw vrouw – bloedmonsters en haren in de achterbak heeft opgeleverd, en een verfrommeld bonnetje van een rol duct tape in het handschoenenkastje?’
Daarvoor was ik nog spraakzaam geweest, nu kon ik geen woorden vinden.
‘Ik werd net voor u voor uw auto terugkwam gebeld. Het zal nog even duren voor we de resultaten van de dna-test binnen hebben. Wilt u ons de moeite besparen en ons vertellen wat we zullen ontdekken?’
Het werd tijd dat ik hulp kreeg.
Op de terugweg van Lake George belde ik Natalie Bondurant, de advocaat die mijn vader had geregeld. Na wat inleidend gepraat en nadat ik haar had gevraagd daadwerkelijk mijn advocaat te worden, zei ik: ‘Er is een nieuwe ontwikkeling sinds u met mijn vader gesproken hebt. Eigenlijk een aantal ontwikkelingen.’
‘Vertel,’ zei ze.
‘Leanne Kowalski, een collega van mijn vrouw. Haar lichaam is gevonden, niet ver van de plek waar ik vrijdag met Jan naartoe gereden ben.’
‘De politie zag u al als verdachte,’ zei ze. ‘En dan komt dit er nog bij.’
‘Ja.’
‘Zullen ze nog een lijk vinden, meneer Harwood? Gaan ze uw vrouw ook vinden?’
‘Ik hoop bij god van niet,’ zei ik.
‘Hoopt u dat omdat ze u anders als de dader zullen kunnen aanwijzen, of omdat u nog steeds hoopt dat uw vrouw levend thuiskomt?’
Ze was ontwapenend direct.
‘Dat laatste,’ zei ik. ‘En rechercheur Duckworth zei dat de politie bloed en haren in de achterbak van mijn auto heeft aangetroffen, plus een bonnetje voor duct tape in het handschoenenkastje.’
‘Het kan zijn dat hij u van uw stuk wil brengen. Hebt u een verklaring voor die zaken?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik bedoel, die haren? Dat kan best. We leggen spullen in de achterbak en halen ze er weer uit, dus het kan best dat er wat losse haren liggen. Maar die andere dingen? Nee. Ik weet niet waarom er bloed in de achterbak zou zitten. En ik heb al een hele tijd geen rol duct tape gekocht.’
‘Dan komt het wel erg goed uit dat ze die dingen gevonden hebben,’ zei Natalie Bondurant.
‘Wat bedoelt u?’
‘Dat er erg veel indirect bewijs tegen u is.’
Ze liet me het hele verhaal vanaf het begin doen. Ik probeerde het allemaal zo simpel mogelijk te vertellen, alsof ik het in een artikel voor de krant opschreef. Eerst het algemene plaatje, en daarna zoomde ik in op de details. Ik vertelde haar over mijn tocht naar Rochester, over de ontdekking dat Jan misschien niet was wie ze beweerde te zijn.
‘Hoe verklaart u dat?’ vroeg ze.
‘Ik kan het niet verklaren. Ik heb aan rechercheur Duckworth gevraagd of ze zo’n ondergedoken getuige kan zijn, maar ik geloof niet dat hij me serieus nam, omdat ik hem al verteld had dat Jan zich de laatste paar weken depressief gedragen had en hij niemand kon vinden die dat verhaal kon bevestigen.’
Natalie zweeg even en toen zei ze: ‘U zit behoorlijk in de nesten.’
‘Bedankt,’ zei ik.
‘Maar de politie heeft geen lijk,’ zei ze. ‘Ze hebben het lichaam van Leanne Kowalski, maar niet dat van uw vrouw. Dat is het goede nieuws. Niet alleen omdat we willen dat uw vrouw gezond en wel weer thuiskomt, maar het betekent dat de politie de zaak nog niet rond heeft. Niet dat ze het niet rond kunnen krijgen zonder lijk. Zat mensen zijn voor moord de gevangenis in gegaan zonder dat er ooit een lijk gevonden is.’
‘U vrolijkt me nou niet bepaald op.’
‘Dat is mijn werk ook niet. Mijn werk is om u uit de gevangenis te houden, of als u er uiteindelijk toch in moet, het verblijf zo kort mogelijk te maken.’
Als ik niet aan het rijden was, had ik mijn ogen dichtgedaan. We hadden zo lang gepraat dat ik bijna thuis was. Het was even over achten.
Er viel me iets in.
‘Er was iets raars aan dat graf,’ zei ik. ‘Aan de plek waar ze Leannes lichaam hebben gevonden.’
‘Wat dan?’
‘Dat gat dat gegraven was om haar lichaam in te leggen. Het was vlak naast de weg. Het was ook niet echt een graf. Net diep genoeg om iemand in te leggen en er een beetje aarde overheen te doen. Als de moordenaar maar een klein eindje verder van de weg af het bos in was gegaan en haar daar had begraven, had niemand haar gevonden. Het lijkt me nogal stom dat iemand haar zo dicht bij de weg heeft begraven, ook al is het een stil weggetje.’
‘U zegt dat het de bedoeling was dat ze gevonden werd?’ zei Nathalie.
‘Tot nu toe had ik er niet over nagedacht, maar inderdaad, ik vind het vreemd.’
‘Kom morgen om elf uur naar mijn kantoor,’ zei ze. ‘En breng uw chequeboek mee.’
‘Oké,’ zei ik.
‘En praat niet meer met de politie als ik er niet bij ben,’ zei ze.
‘Begrepen,’ zei ik. Ik reed de straat van mijn ouders in. Het huis was vlakbij.
Er stond een minimediacircus op straat. Twee tv-reportagebusjes. Drie auto’s. Een hoop mensen.
Shit.
‘En,’ zei Nathalie, ‘praat niet met de pers.’
‘Ik doe m’n best,’ zei ik, en ik beëindigde het gesprek.
Ik nam aan dat als er hier bij mijn ouders al zo veel verslaggevers stonden, het bij mijn eigen huis ook wel vol zou staan. Een van de reportagebusjes blokkeerde deels de oprit, dus ik moest aan de overkant van de straat langs de stoeprand parkeren.
Ik wist niet hoe ik een confrontatie kon vermijden. Ik wilde mijn ouders zien. En ik wilde ontzettend graag mijn zoon zien.
Ik stapte uit mijn vaders auto en stak de straat over. Een verslaggever en een cameraman sprongen uit een van de tv-busjes en riepen mijn naam. Jonge mensen met notitieblokken en digitale recordertjes sprongen uit de drie auto’s. Samantha Henry dook op uit een vaalrode Honda Civic die me al zo bekend was voorgekomen. Haar gezicht droeg een gepijnigde, verontschuldigende uitdrukking terwijl ze naar me toe liep, alsof ze had willen zeggen: hé, sorry, ik doe ook maar gewoon m’n werk.
De verslaggevers zwermden om me heen en vuurden vragen op me af.
‘Meneer Harwood, hebt u al iets van uw vrouw gehoord?’
‘Meneer Harwood, weet u wat er met uw vrouw gebeurd is?’
‘Waarom ziet de politie u als verdachte?’
‘Hebt u uw vrouw vermoord, meneer Harwood?’
Ik weerstond de neiging om me een weg te banen en het huis in te rennen. Ik had Natalies advies nog vers in mijn geheugen, maar ik had lang genoeg bij de krant gewerkt om te weten hoe schuldig het overkomt als je haastig langs de pers loopt en weigert iets te zeggen. Dus bleef ik staan en hield mijn handpalmen vragend op om te laten zien dat ik bereid was op hun vragen te antwoorden als ze maar kalm aan deden.
‘Ik wil een paar dingen zeggen,’ zei ik terwijl de twee cameramannen zich in bochten wrongen om een goede shot te krijgen. Ik had even tijd nodig om rustig te worden en mijn gedachten op een rijtje te zetten. Toen zei ik: ‘Mijn vrouw, Jan Harwood, is gisterochtend verdwenen toen we met ons zoontje in Five Mountains waren. Ik heb alles wat ik kon gedaan om haar te vinden, en ik hoop en bid dat het goed met haar is. Als je hiernaar kijkt, alsjeblieft lief, alsjeblieft, neem contact op en laat me weten dat het goed met je is. Ethan en ik houden van je, we missen je, en het enige wat we willen is dat jij weer veilig thuiskomt. Wat er ook gebeurd is, hoe erg het ook is, we vinden wel een oplossing. We kunnen samen een oplossing vinden. En voor iedereen die dit ziet: als iemand Jan heeft gezien, of weet waar ze kan zijn of wat er met haar gebeurd kan zijn, ik smeek u, alstublieft, neemt u contact op met mij of met de politie. Het enige wat ik wil is dat mijn vrouw weer thuiskomt.’
Een van de chic gekapte tv-verslaggeefsters duwde een microfoon onder mijn neus en zei: ‘We hebben informatie dat u zich gedwongen voelde om tegen de politie te zeggen dat u uw vrouw niet vermoord hebt. Waarom had u het gevoel dat u dat moest zeggen? Bent u officieel verdachte?’
‘Ik zei het omdat het de waarheid is,’ zei ik. Ik probeerde mijn stem rustig te laten klinken. Ik keek naar het huis en zag dat mijn moeder door de vitrage naar me keek. ‘Ik begrijp dat de politie rekening moet houden met elke mogelijkheid in een zaak als deze, en daar hoort de echtgenoot van een vermiste persoon ook bij. Dat begrijp ik. Dat is gewoon standaardprocedure.’
‘Maar bent u een verdachte?’ hield ze aan. ‘Gelooft de politie dat uw vrouw vermoord is?’
‘Er zijn geen bewijzen dat er iets gebeurd is met mijn vrouw,’ zei ik.
‘Komt dat omdat u het lijk zo handig hebt verborgen?’ vroeg ze.
Ik deed erg mijn best om rustig te blijven. ‘Op zo’n vraag ga ik geen antwoord geven.’
De tweede, zo mogelijk nog mooier gekapte verslaggeefster, van het andere tv-station, vroeg: ‘Hoe verklaart u dat er geen bewijs is dat uw vrouw met u in Five Mountains is geweest?’
‘Er waren gisteren in Five Mountains ongetwijfeld wel duizend andere mensen die moeilijk kunnen bewijzen dat ze daar geweest zijn,’ zei ik. ‘Ze was er, en toen is ze verdwenen.’
‘Hebt u een leugentest ondergaan?’ vroeg een verkreukelde reporter die volgens mij uit Albany kwam.
‘Nee,’ zei ik.
‘Hebt u geweigerd hem te ondergaan?’
‘Niemand heeft me gevraagd er een te doen,’ zei ik.
De best gekapte tv-verslaggeefster kwam tussenbeide. ‘Zou u erin toestemmen hem te doen?’
‘Ik zeg net, niemand heeft me gevraagd…’
Zou u er een doen als wij hem regelen?’ zei de iets minder mooi gekapte verslaggeefster.
‘Ik zie geen enkele reden waarom ik me zou onderwerpen aan een door u…’
‘U weigert dus? U wilt verbonden aan een polygraaf geen vragen beantwoorden over uw vrouws verdwijning?’
‘Dit is belachelijk,’ zei ik. Ik begon de controle te verliezen. Ik was stom geweest om te denken dat ik hier ongeschonden uit zou komen. Je denkt dat je het klappen van de zweep kent omdat je zelf journalist bent. Dan kom je erachter dat je geen haar slimmer bent dan de rest.
Samantha zag wat er gebeurde en probeerde me te helpen door met een makkelijke vraag te komen. ‘David,’ zei ze. ‘Kun je me vertellen hoe je dit ondergaat? Het moet een ondraaglijke spanning zijn voor jou en je zoontje.’
Ik knikte. ‘Het is verschrikkelijk… dat je het niet weet, dat is gruwelijk. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt. Je hebt er geen idee van tot je zoiets zelf doormaakt.’
‘Hoe voelt het,’ ging ze verder, ‘om het onderwerp van een verhaal te zijn in plaats van dat je het zelf schrijft? Het moet heel raar zijn, dat wij ons als haaien op je storten.’
De tv-verslaggeefsters keken Sam kwaad aan toen ze over haaien begon.
Ik glimlachte bijna. ‘Dat hindert niet. Ik weet hoe het werkt. Hoor eens, ik moet nu echt naar binnen.’
De verslaggevers maakten ruim baan voor me toen ik naar voren liep. Ik pakte Sam bij haar elleboog en nam haar met me mee, wat tot enig gemopper bij de rest leidde. Wat ging ik doen? Kreeg ze een exclusief interview met me?
‘Dave, ik vind dit echt heel naar,’ zei ze toen we de verandatrap op liepen. ‘Je weet dat ik alleen maar…’
‘Jawel,’ zei ik. Voor ik de deur open kon doen had ma hem opengezwaaid. Ze was een paar jaar ouder geworden sinds ik haar eerder die dag gezien had, en ze wierp Sam een verzengende blik toe.
‘Hai, ma,’ zei ik. ‘Je kent Sam nog wel.’ Ze hadden elkaar een paar keer ontmoet toen ik met haar ging.
Ma beantwoordde Sams knikje niet. Ze zag Sam in haar professionele rol duidelijk als de vijand.
‘Waar is Ethan?’ vroeg ik.
Ma zei: ‘Je vader heeft hem meegenomen. Ze zijn ergens wat gaan eten en daarna gingen ze naar het spoor om naar echte treinen te kijken. Ik zou bellen als het hier een beetje rustiger was geworden.’
Dat leek me een goed plan. Ik was blij dat Ethan dit allemaal niet hoefde mee te maken.
Ik zei tegen Samantha: ‘Bedankt voor die vraag net. Dat hielp om de zaak een beetje te sussen.’
‘Graag gedaan,’ zei ze. ‘Ik moet dit verhaal schrijven, maar ik ben er niet op uit om jou te grazen te nemen.’
‘Dat waardeer ik.’
‘Ik bedoel, ik weet dat je Jan nooit iets zou aandoen.’ Ze keek me strak aan. ‘Toch?’
‘Jezus, Sam.’
‘Ik denk echt van niet.’
‘Bedankt voor dit halfhartige blijk van vertrouwen.’
Haar mondhoeken gingen omhoog. ‘Ik moet in elk geval doen alsof ik objectief ben. Maar ik sta aan jouw kant, echt. Ik kan echter niet beloven dat de bureauredactie van m’n stuk afblijft als ik het ingeleverd heb. Over inleveren gesproken.’ Ze keek op haar horloge. Het was tien over acht. Ik wist dat ze tot ongeveer half tien de tijd had om haar artikel te schrijven voor de krant van morgen.
‘Wat wilde je me vertellen?’ vroeg ze. ‘Ik bedoel, als ik een exclusief interview van je krijg, dan graag. Dit is tenslotte je eigen krant.’
‘Je moet oppassen,’ zei ik.
‘Wat?’
‘Ik bedoel niet dat je gevaar loopt of zo, maar je moet voorzichtig zijn. Ik geloof dat Madeline alle e-mails controleert.’
‘Wat?’ Sams mond viel open. ‘Leest Madeline mijn persoonlijke mails?’
‘Als die via de krant binnenkomen, inderdaad, ik denk van wel.’
‘Jezus christus,’ zei ze. ‘Waarom? Waarom denk je dat?’
‘Ik heb een paar dagen geleden een anonieme e-mail gekregen van een vrouw die met me wilde praten, over de gevangenis, over raadsleden die smeergeld of wat dan ook aannemen in ruil voor hun stem.’
‘Ja?’
‘De e-mail kwam bij me binnen, hij heeft maar een paar minuten in m’n mailbox gezeten, ik heb hem meteen gewist. Maar Elmont Sebastian wist ervan. Hij wist dat iemand geprobeerd had contact met me op te nemen. Ik dacht eerst dat hij de tip vanaf de andere kant had gekregen, de kant van die vrouw, maar ik denk nu van niet. Ik denk dat hij door de Standard getipt is. En wie anders dan Madeline heeft het recht om alle e-mails te lezen?’
‘Maar waarom zou ze dat willen?’
‘Misschien is ze niet geïnteresseerd in jouw mails, maar ze heeft wel een reden om geïnteresseerd te zijn in de mijne. De familie Russell heeft een stuk grond dat ze aan Star Spangled Corrections willen verkopen voor die gevangenis. Het is niet in het belang van onze krant om het bedrijf aan de schandpaal te nagelen. Ik denk dat Madeline Sebastian heeft ingelicht toen ze die e-mail zag.’
‘En Brian dan?’ vroeg ze. ‘Misschien laat Madeline hem de mails natrekken. Ze zit voortdurend bij hem op z’n kamer.’
Daar dacht ik even over na. ‘Dat zou kunnen. Waar het op neerkomt, is dat onze uitgever niet te vertrouwen is. Dat moet je weten.’
‘Ik maakte net een grapje, toen ik het over de bureauredactie had en mijn verhaal over jou, maar nu denk ik dat ze er misschien echt wat aan zullen veranderen. Gaan ze dit verhaal over Jan zo verdraaien dat jij er slecht van afkomt? Omdat dat verhaal over de gevangenis jouw ding is? Als jij buitenspel bent gezet, dan is het niet erg waarschijnlijk dat iemand anders het oppikt.’
‘Ik weet het niet.’ Ik vertelde haar niet hoe ver Elmont Sebastian al was gegaan om me tegen te houden. De baan die hij me had aangeboden. Bedekte dreigementen aan het adres van mijn zoontje. Ik had het idee dat hij iets te maken had met wat er met Jan was gebeurd nog niet opgegeven, maar ik kon er geen zinnige draai aan geven.
‘Ik moet ervandoor,’ zei Sam. ‘Ik moet dit stuk inleveren.’
‘Ik heb niets van doen met Jans verdwijning,’ zei ik nog een keer.
Ze legde zachtjes haar hand op mijn borst. ‘Dat weet ik. Ik geloof je. Ik ga je niet verraden in m’n stuk.’
Ze ging weg.
Ma zei: ‘Ik mag haar niet.’
Het was al negen uur toen ik de oprit van mijn eigen huis op reed. Er waren geen mediamensen meer die er hun tenten hadden opgeslagen. Ze hadden alles wat ze wilden hebben bij het huis van mijn ouders gekregen en gunden me in elk geval de rest van de avond rust.
Ethan was onderweg in slaap gevallen. Ik tilde hem voorzichtig uit zijn stoeltje en hij legde zijn hoofd op mijn schouder toen ik hem het huis in droeg. Toen ik de deur opende, zag ik meteen weer dat het huis die dag door de politie doorzocht was. De kussens van de bank lagen overal, de boeken waren uit de boekenkast gehaald, het kleed lag teruggeslagen. Er leek niets beschadigd, maar ik moest flink opruimen.
Ik legde Ethan zachtjes op de bank en trok een plaid over hem heen. Daarna ging ik naar boven en ruimde z’n kamer een beetje op. Ik legde de matras weer op z’n plek, het speelgoed in de bakken, zijn kleren in de laden van de commode.
Toen ik begon zag het er vreselijk uit, maar het kostte maar tien minuten om het netjes te krijgen. Ik liep weer naar beneden, tilde hem van de bank en bracht hem naar bed. Ik legde hem op zijn rug en trok zijn kleren uit. Ik was bang dat hij wakker zou worden als ik z’n T-shirt over z’n hoofd trok, maar hij sliep rustig door. Ik trok hem z’n Wolverine-pyjama aan, legde hem onder het dekbed, stopte het in en kuste hem zachtjes op z’n voorhoofd.
Zonder zijn ogen te openen fluisterde hij slaperig: ‘Slaap lekker, mama.’