14

 

 

 

 

Ik dacht na over mijn bezoek aan het huis van de Richlers toen ik met mijn vader terugreed van de brug.

Stel dat Jan al jaren tegen haar ouders wilde zeggen wat ik had willen zeggen toen ik voor hun huis geparkeerd stond? Stel dat de manier waarop haar vader haar behandeld had al jaren aan haar vrat, hoewel ze dat nooit had laten merken? Misschien had ze zich kwetsbaar gevoeld als ze liet blijken hoezeer haar vaders houding haar nog steeds pijn deed. En toch had Jan me de afgelopen twee weken verteld hoe breekbaar ze was en hoe zelfdestructief ze zich gevoeld had.

Ik wist het gewoon helemaal niet meer.

Ik probeerde me in Jans positie in te leven. Ik voel me niet goed, ik overweeg me van het leven te beroven. Voor ik dat doe, wil ik dan de confrontatie aangaan met mijn vader? Tegen hem zeggen hoe ik over hem denk? Tegen mijn moeder zeggen dat ze voor me op had moeten komen? Hun beiden vertellen dat ze mijn leven hebben kapotgemaakt voor ik er een einde aan maak?

Ik huiverde.

‘Alles goed?’ vroeg mijn vader.

‘Ja,’ zei ik.

‘Het is een geluk,’ zei hij, ‘dat we haar daar niet gevonden hebben. Onder die brug. Dat is een groot geluk. Want als dat de plek was waar ze zich van kant wilde maken, dan is het dus logisch dat ze dat niet gedaan heeft.’

Pa deed echt zijn best. Maar de kans dat we haar bij die brug zouden vinden, was klein geweest. En het feit dat Jan er niet was, betekende niet meer dan dat Jan daar niet was. We wisten gewoon niet waar ze was. Maar ik wilde mijn vader niet ongelukkig maken door het zonnestraaltje dat hij achter de wolken meende te zien meteen van tafel te vegen.

‘Dat kan,’ zei ik. ‘Dat kan.’ Jan had het ook over een veel hogere brug gehad, in het centrum van Promise Falls, maar als ze daar iets geprobeerd had, hield ik mezelf voor, dan zouden er getuigen zijn geweest. De politie zou er vrijwel direct van gehoord hebben.

Pa wees voor ons op de weg. ‘Zag je dat? Die vent gebruikte zijn richtingaanwijzer niet. En hoe moeilijk is dat nou eigenlijk! Jezus christus.’

Niet lang daarna reden we achter een automobilist die op de rijbaan van de tegenligger ging staan om links af te slaan, zodat wij er aan de rechterkant langs konden.

‘Wat moet dat nou weer?’ zei pa. ‘Dat doen die boeren hier de hele tijd. Wat als iemand ons inhaalt? Of als er opeens een tegenligger aan komt? Ik zweer je, ik begrijp niet hoe die lui aan een rijbewijs komen.’

Toen ik niet reageerde op zijn opmerkingen besloot pa te zwijgen. Uiteindelijk zei hij: ‘Heb je nog nagedacht over mijn idee? Dat Jan naar haar ouders toe is?’

‘Jawel.’

‘Kun je hen op de een of andere manier bereiken? Je moeder heeft me verteld dat Jan niet over ze praat, dat ze je zelfs nooit verteld heeft wie ze zijn en waar ze wonen.’

‘Ik denk dat ik ze wel kan bereiken,’ zei ik.

‘Ja? Hoe dan?’

‘Ze wonen in Rochester,’ zei ik. ‘Ik heb het adres.’

‘Dus ze heeft het je wél verteld?’

‘Nee, dat weer niet,’ zei ik.

‘Als ik jou was, dan zou ik ze bellen, vragen of ze contact met hen heeft opgenomen. Als ze in Rochester wonen, heeft Jan ruimschoots de tijd gehad erheen te rijden.’

‘Waarmee dan? Ik heb mijn auto en die van Jan staat nog op de oprit.’

‘Hoe lang is het rijden? Drie uur, vier uur?’

‘Minder dan drie uur,’ zei ik.

‘Als we terug zijn, dan bellen we ze. Het is interlokaal, maar dat kan me niet schelen.’

Pa deed hiermee een enorme concessie, hij vond het verschrikkelijk als er interlokaal gebeld werd met zijn telefoon.

Ik keek naar hem en glimlachte. ‘Bedankt, pa. Maar ik denk dat ze zullen ophangen zodra ze Jans naam horen.’

Hij schudde zijn hoofd terwijl hij dit verwerkte. ‘Hoe kunnen ouders zo zijn?’

‘Ik weet het niet.’

‘Ik bedoel, jij hebt ook niet altijd gedaan wat wij wilden, maar wij hebben je nooit verstoten,’ zei pa met een gedwongen lachje. ‘Jij was af en toe een enorme lastpak, hoor.’

‘Daar twijfel ik niet aan.’

‘Je moet je kinderen hun eigen beslissingen laten nemen, of die nu goed of slecht zijn.’

‘Daarom ben je zeker zo zuinig met je goede raad,’ zei ik.

Pa keek me even aan. ‘Geestig, hoor.’

We waren weer in Promise Falls, nog maar een paar blokken van het huis van mijn ouders. Het was bijna donker en de straatlantaarns brandden al. Ik had een gevoel van dreigend onheil toen we de hoek om gingen, ik verwachtte dat er een of meer politieauto’s voor ons huis zouden staan. Maar er stond geen onbekende auto langs de stoeprand.

Mijn moeder stond in de deuropening. Ze kwam naar buiten toen we de oprit op reden. Haar gezicht stond hoopvol, maar ik schudde mijn hoofd.

‘Niets,’ zei ik. ‘We hebben Jan niet gevonden.’

‘Dus ze is niet… ze heeft geen…’

‘Nee,’ zei ik. ‘Hier nog nieuws? Heeft de politie gebeld?’

Ze schudde haar hoofd. We gingen naar binnen, waar ik Ethan op de derde tree van de trap zag staan, op het punt naar beneden te springen.

‘Ethan, niet…’

Hij sprong en kwam met een dreun neer. ‘Moet je kijken!’ riep hij. Hij rende weer naar de derde tree en deed het nog eens.

‘Hij is helemaal gek geworden,’ zei ma. ‘Hij mocht een half glaasje cola van me bij de macaroni.’

Ma vond het prettig om de schuld voor Ethans wilde gedrag op iets wat hij had gegeten of gedronken te schuiven. Mijn ervaring was dat het niets uitmaakte.

Ik gaf haar een zoen en liep naar de keuken om te telefoneren. Ik had het kaartje van Duckworth in mijn hand en toetste zijn mobiele nummer in.

‘Met Duckworth.’

‘Met David Harwood,’ zei ik. ‘Ik weet dat u wel gebeld zou hebben als u nieuws had, maar ik wilde toch even contact met u hebben.’

‘Ik heb geen nieuws,’ zei Duckworth. Hij klonk op zijn hoede.

‘Maar er wordt toch nog wel naar haar gezocht?’

‘Zeker, meneer Harwood.’ Hij zweeg even. ‘Ik denk dat als er vannacht geen nieuwe ontwikkelingen zijn, als mevrouw Harwood niet thuiskomt, we morgen een persbericht doen uitgaan.’

Ik stelde me voor dat ze binnen zou komen wandelen, hier in het huis van mijn ouders. Er klonk een harde bons toen Ethan weer op de vloer terechtkwam.

‘Dat is goed,’ zei ik. ‘En een persconferentie?’

‘We zijn nog niet zover,’ zei hij. ‘Een foto en het signalement van uw vrouw, en een beschrijving van de omstandigheden waaronder ze verdwenen is, zijn voorlopig genoeg.’

‘Ik vind dat we een persconferentie moeten houden,’ zei ik.

‘We kijken morgenochtend wel waar we staan,’ zei hij. Er was iets in zijn stem. Die klonk beheerst, gereserveerd.

‘Misschien ben ik er morgenochtend niet,’ zei ik.

‘Waar gaat u heen?’

‘Jans ouders wonen in Rochester.’

Ma’s ogen werden groot toen ik dit zei. Ik had haar nooit verteld over mijn rit om het huis uit Jans jeugd te zien.

Tegen Duckworth zei ik: ‘Ze heeft in geen twintig jaar contact met ze gehad. Ze zijn niet op onze bruiloft geweest en ze hebben hun kleinzoon nog nooit gezien. Maar ik zat te denken, stel dat Jan naar hen toe is gegaan? Stel dat ze na al die jaren een reden had om ze op te zoeken, die ze niet aan mij verteld heeft? Misschien wilde ze hun eindelijk vertellen wat ze van hen vindt.’

Duckworth zei alleen maar heel rustig: ‘Dat kan.’

‘Ik zou ze wel kunnen bellen, maar het lijkt me beter ze persoonlijk te spreken. Ik bedoel, ze hebben mij nog nooit gezien. Wat zullen ze wel niet denken als een of andere vent opbelt die beweert dat hij hun schoonzoon is en dat trouwens hun dochter vermist wordt en of ze bij hen langs is geweest? En ik ben bang dat als Jan daar is en niet wil dat ik dat weet, ze de benen neemt als ik bel.’

‘Zou kunnen,’ zei Duckworth, maar het klonk weinig overtuigd.

Vanuit de huiskamer riep ma: ‘Ethan, nu is het welletjes.’

Ik zei: ‘Ik stap over een paar minuten in de auto, ik neem een hotel in Rochester en dan ga ik morgenvroeg meteen naar Jans ouders.’

Duckworth ging hier niet verder op in. In plaats daarvan zei hij: ‘Vertel me nog eens over uw vrouw en Leanne Kowalski.’

De vraag bracht me van mijn stuk. ‘Dat heb ik toch al gezegd? Ze zijn collega’s. Dat is het wel zo’n beetje.’

‘Hoe laat kwamen u en uw zoontje aan in Five Mountains, meneer Harwood?’

Waarom stelde hij die vraag op die manier? Waarom vroeg hij niet hoe laat Ethan en ik en Ján in Five Mountains aankwamen?

‘Dat zal om een uur of elf zijn geweest, misschien iets later. Hebben ze het tijdstip niet op de minuut af van toen ze onze kaartjes bij de ingang scanden?’

‘Dat klopt wel, denk ik,’ zei Duckworth.

‘Is er iets?’ vroeg ik. ‘Alstublieft, vertelt u het mij als er iets gaande is.’

‘Als ik nieuws heb, meneer Harwood, dan neem ik contact met u op. Ik heb het nummer van uw mobiele telefoon.’

Ik hing op. Pa en ma stonden daar en staarden me aan.

‘Heeft Jan je over haar ouders verteld?’ vroeg ma.

‘Ik ben er zelf achter gekomen.’

‘Wie zijn het?’

‘Horace en Gretchen Richler,’ zei ik.

‘Weet Jan dat jij het weet?’

Ik schudde mijn hoofd. Ik wilde hier niet verder op doorgaan. Ik leunde tegen het aanrecht, ik was uitgeput.

‘Je moet naar bed,’ zei ma.

‘Ik ga naar Rochester,’ zei ik.

‘Morgenochtend?’

‘Nee, nu.’ Ik besefte opeens dat het stil was. ‘Waar is Ethan?’

‘Hij is op de bank in slaap gevallen,’ zei ma. ‘Godzijdank.’

‘Mag hij vannacht hier blijven?’

‘Natuurlijk.’

Mijn moeder maakte bezwaren. ‘Maar je kunt nu niet rijden,’ zei ze. ‘Je krijgt een ongeluk.’

‘Maak maar een thermosfles koffie voor me, dan zeg ik Ethan welterusten,’ zei ik.

Zonder haar verdere bezwaren af te wachten liep ik de woonkamer in. Ethan lag met zijn hoofd op de armleuning van de bank. Hij had een sprei over zich heen getrokken.

‘Ik moet ervandoor, kerel,’ zei ik. ‘Jij logeert vannacht hier.’

Hij reageerde niet. Toen sloeg hij zijn ogen op. ‘Mama is vast in het winkelcentrum.’

‘Misschien wel,’ zei ik.

‘Oké,’ zei hij. Zijn oogleden zakten dicht als de blaadjes van een bloem die zich sluiten voor de nacht.

Kijk Niet Weg
4f4cba1c2a9c62.html
4f4cba1c2a9c64.html
4f4cba1c2a9c65.html
4f4cba1c2a9c66.html
4f4cba1c2a9c67.html
4f4cba1c2a9c68.html
4f4cba1c2a9c69.html
4f4cba1c2a9c610.html
4f4cba1c2a9c611.html
4f4cba1c2a9c612.html
4f4cba1c2a9c613.html
4f4cba1c2a9c614.html
4f4cba1c2a9c615.html
4f4cba1c2a9c616.html
4f4cba1c2a9c617.html
4f4cba1c2a9c618.html
4f4cba1c2a9c619.html
4f4cba1c2a9c620.html
4f4cba1c2a9c621.html
4f4cba1c2a9c622.html
4f4cba1c2a9c623.html
4f4cba1c2a9c624.html
4f4cba1c2a9c625.html
4f4cba1c2a9c626.html
4f4cba1c2a9c627.html
4f4cba1c2a9c628.html
4f4cba1c2a9c629.html
4f4cba1c2a9c630.html
4f4cba1c2a9c631.html
4f4cba1c2a9c632.html
4f4cba1c2a9c633.html
4f4cba1c2a9c634.html
4f4cba1c2a9c635.html
4f4cba1c2a9c636.html
4f4cba1c2a9c637.html
4f4cba1c2a9c638.html
4f4cba1c2a9c639.html
4f4cba1c2a9c640.html
4f4cba1c2a9c641.html
4f4cba1c2a9c642.html
4f4cba1c2a9c643.html
4f4cba1c2a9c644.html
4f4cba1c2a9c645.html
4f4cba1c2a9c646.html
4f4cba1c2a9c647.html
4f4cba1c2a9c648.html
4f4cba1c2a9c649.html
4f4cba1c2a9c650.html
4f4cba1c2a9c651.html
4f4cba1c2a9c652.html
4f4cba1c2a9c653.html
4f4cba1c2a9c654.html
4f4cba1c2a9c655.html
4f4cba1c2a9c656.html
4f4cba1c2a9c657.html
4f4cba1c2a9c658.html
4f4cba1c2a9c659.html
4f4cba1c2a9c660.html
4f4cba1c2a9c661.html
4f4cba1c2a9c662.html
4f4cba1c2a9c663.html
4f4cba1c2a9c664.html
4f4cba1c2a9c665.html
4f4cba1c2a9c666.html
4f4cba1c2a9c667.html
4f4cba1c2a9c668.html
4f4cba1c2a9c669.html
4f4cba1c2a9c670.html
4f4cba1c2a9c671.html
4f4cba1c2a9c672.html
4f4cba1c2a9c673.html
4f4cba1c2a9c674.xhtml