8
Barry Duckworth liep de gang door en ging een kantoortuin binnen. De rechercheur van Promise Falls nam aan dat op een doordeweekse dag de bureaus vol zouden zitten met mensen die de zakelijke rompslomp rond het pretpark afhandelden, maar zij hadden in tegenstelling tot de medewerkers die de attracties bestuurden, de kaartjes verkochten of de vuilnisbakken leegden, het weekend vrij.
De manager was sowieso de hele zaterdag al aanwezig. Five Mountains was een vrij nieuwe attractie hier in de buurt en zaterdagen waren de drukste dagen. Gloria Fenwick had haar pr-vrouw opgetrommeld zodra ze vermoedde dat deze zaak op een publicitaire nachtmerrie voor het park kon uitdraaien. Als Jan Harwood op de een of andere manier in de machinerie van een achtbaan terecht was gekomen, of was verdronken in een van de ondiepe beken die door het park liepen, of gestikt was in een Five Mountains-hotdog, dan moesten ze er direct bovenop zitten.
En alsof het allemaal nog niet erg genoeg was, was er ook nog een jongetje in zijn buggy bij zijn ouders weggerold. Als dat nieuwtje eenmaal naar buiten kwam, dan konden ze het wel schudden. Voor je het wist zouden ouders aan elkaar vertellen dat een peuter bij het schminkstalletje omwille van z’n organen aan stukken was gezaagd.
Er waren maar twee mensen in dit kantoor aanwezig. Didi Campion, een agent in uniform van halverwege de dertig, en Ethan Harwood. Ze zaten tegenover elkaar op kantoorstoelen. Didi boog naar voren met haar armen op haar knieën, Ethan zat met bungelende beentjes op het randje van zijn stoel.
‘Hoi,’ zei Duckworth.
Het enige wat er nog over was van het ijsje waarop Ethan getrakteerd was, was een stukje van het hoorntje. Zijn vermoeide oogjes zochten die van Duckworth. Het kind zag er verward en heel klein uit. Hij zei niets.
‘Ethan en ik hadden het net over treinen,’ zei Didi Campion.
‘Hou je van treinen, Ethan?’ vroeg Duckworth.
Ethan knikte. Hij zoog zijn lippen naar binnen, alsof hij er alles aan deed om maar niets te hoeven zeggen.
‘We brengen je zo meteen terug naar papa,’ zei Duckworth. ‘Vind je dat goed?’
Weer een knikje.
‘Mag ik even met mevrouw Campion praten? We blijven in de buurt.’
Ethan keek met een zorgelijke blik van Duckworth naar Didi Campion. Duckworth zag dat het jongetje al een band met de politievrouw had opgebouwd.
‘Ik ben zo weer terug,’ zei Campion met een geruststellend tikje op Ethans knie.
Ze stond op en ging bij Duckworth staan, op een paar meter afstand van de jongen.
‘En?’ vroeg hij aan haar.
‘Hij wil zijn ouders zien. Allebei. Hij vraagt waar ze zijn.’
‘Wat heeft hij nog meer tegen je gezegd? Heeft hij iets gezegd over degene die hem in de buggy heeft meegenomen?’
‘Daar weet hij niets van. Ik denk dat hij sliep toen het gebeurde. En hij zei dat zijn vader en hij een hele tijd op zijn moeder hadden gewacht, maar dat ze niet kwam.’
Duckworth boog naar haar toe. ‘Heeft hij gezegd wanneer hij haar voor het laatst gezien heeft?’
Campion zuchtte. ‘Ik weet niet of hij begreep wat ik hem probeerde te vragen. Hij zegt alleen maar steeds dat hij naar huis wil, dat hij niet in een achtbaan wil, en ook niet in een draaimolen. Hij wil zijn papa en mama, meer niet.’
Duckworth knikte. ‘Oké. Ik breng hem zo meteen naar zijn vader.’ Didi Campion vatte dat op als teken dat ze waren uitgepraat, en ging weer bij Ethan zitten.
De deur ging op een kier open. Het was Gloria Fenwick. ‘Meneer Duckworth?’
‘Ja?’
‘Ik weet dat u het terrein door uw eigen mensen laat afzoeken. Maar het personeel van Five Mountains heeft al elke vierkante centimeter uitgekamd en zij zeggen dat ze geen spoor van deze vrouw gevonden hebben. Ik bedoel, van een vrouw in moeilijkheden of zo. Er is geen vrouw flauwgevallen op de wc’s. Er is niemand aangetroffen op plekken waar gasten niet mogen komen, er is geen enkele aanwijzing dat ze gevallen is of dat haar iets anders is overkomen. Ik denk echt dat het nu beter is de politieaanwezigheid in het park terug te schroeven. De mensen worden er zenuwachtig van.’
‘Welke mensen?’ vroeg Duckworth.
‘Onze gasten,’ zei Fenwick. ‘Ze moeten wel denken dat er iets aan de hand is, met al die politie. Straks denken ze nog dat terroristen bommen hebben geplaatst in een achtbaan of zo.’
‘En hoe staat het met de parkeerplaats?’ vroeg Duckworth.
‘Daar is ook grondig gezocht,’ zei ze zelfverzekerd.
Duckworth hield zijn hand op, pakte zijn mobiele telefoon en toetste een nummer in. ‘Ja, Smithy, hoe gaat het? Ik wil dat iemand bij de uitgang elke auto bekijkt die vertrekt. Kijk of er een vrouw in zit die voldoet aan het signalement van deze vrouw. Als je iemand ziet die er zo uitziet, of die zich raar gedraagt, dan hou je die auto vast tot ik er ben.’
Fenwick keek alsof ze in een citroen gebeten had. ‘U wilt toch niet beweren dat u elke auto die hier wegrijdt gaat doorzoeken?’
‘Nee,’ zei hij. Duckworth wilde dat dat wel kon. Hij wilde dat hij de bevoegdheid had om iedere automobilist zijn achterbak te laten openen voor hij naar huis reed. Duckworth had het gevoel dat alles wat hij met de auto’s op de parkeerplaats deed, te weinig en te laat was. Als Jan Harwood in moeilijkheden was gekomen, als iemand haar in zijn achterbak had gestopt, dan konden ze al uren weg zijn. Maar je deed wat binnen je mogelijkheden lag.
‘Dit is verschrikkelijk, ronduit verschrikkelijk,’ zei Gloria Fenwick. ‘Wat moet ik met dit soort publiciteit! Als die vrouw verdwenen is omdat ze psychische problemen heeft of zo, dan kunnen wij daar toch niets aan doen? Wil die man ons een proces aandoen? Is dit een of ander opzetje om ons een poot uit te draaien?’
‘Zal ik uw zorgen aan meneer Harwood overbrengen?’ vroeg Duckworth. ‘Ik weet zeker dat hij als journalist bij de Standard graag een stukje schrijft over uw blijk van medeleven met hem en zijn problemen.’
Ze verbleekte. ‘Werkt hij voor de krant?’
Duckworth knikte.
Gloria Fenwick liep om de politieman heen en liet zich voor Ethan op haar knieën zakken. ‘Hoe gaat het, ventje? Jij wilt vast nog wel een ijsje.’
Duckworths telefoon, die hij nog steeds in zijn hand hield, ging over. Hij hield hem bij zijn oor. ‘Ja?’
‘Met Gunner. Ik zit nu bij de beveiliging hier. We hebben die video van die vent met z’n kind zonet doorgestuurd naar het hoofdkantoor.’
‘Ja, ik heb hem gezien.’
‘Zijn vrouw stond daar niet op, toch?’
‘Klopt. Meneer Harwood zegt dat zijn vrouw was teruggegaan naar de auto om iets op te halen en dat ze gezegd had dat zij vooruit moesten gaan.’
‘Ja, oké. Dus dan moet zij een paar minuten later naar binnen zijn gekomen, toch?’
‘Ja,’ zei Duckworth.
‘Kijk, omdat de Harwoods hun kaartjes online besteld hadden, konden we vaststellen op welk moment de kaartjes gescand waren bij de kassa.’
‘Dat had ik al begrepen.’
‘Dus dachten wij: laten we nagaan wanneer het derde kaartje, van zijn vrouw, door de kassa was gegaan, dan konden we de beelden van de bewakingscamera daarbij zoeken.’
‘Ja. Wat is het probleem?’
‘Er is niets uit gekomen.’
‘Wat bedoel je? Wil je zeggen dat ze het park helemaal niet in gegaan is?’
‘Ik weet het niet. Maar dit weet ik wel: ik heb ze de online verkochte kaartjes laten natrekken en daar is uit gekomen dat er maar twee kaartjes gekocht zijn met Harwoods creditcard. Een voor volwassenen en een kinderkaartje.’