HOOFDSTUK ZESENDERTIG

Francesca lag in bed terwijl de tranen over haar gezicht stroomden. Ze was vroeg wakker geworden na een gebroken nacht vol nachtmerries en koud zweet. Ze had haar mobiel gepakt en gezien dat ze twee sms’jes van Robbie had. Ze zouden samen ontbijten en ze kon niet wachten. Hij vloog vandaag naar huis, maar daar wilde ze niet aan denken. Ze wilde zich er alleen op concentreren dat ze hem nog een laatste keer zag.

Nadat ze het eerste sms’je had gelezen, had ze zich getroost gevoeld. Hij had gezegd dat hij van haar hield. Hij wilde ervoor zorgen dat hun relatie werkte. Tot dat moment had Francesca er niet aan gedacht dat ze vrij was van William. Ze was zo gevangen in haar woede en wanhoop dat ze het enige positieve aan de treurige situatie over het hoofd had gezien. William was weg, hij was met Jade naar bed geweest, hij had hun geld gestolen en hij had zijn huwelijksbeloften verbroken. Ze kon van hem scheiden en vrij zijn. Ze had het gevoel dat er een zware last van haar schouders viel. Ze zou hier doorheen komen. Ze kon de Rus aan, en Angelica ook. Ze kon de dood van haar vader en het verlies van het familiefortuin accepteren. En als deze afschuwelijke toestand voorbij was, had ze Robbie.

Ze glimlachte terwijl ze zijn volgende sms’je opende. Hij had het om twee uur ’s nachts gestuurd. O, hemel. Hij was vast een beetje aangeschoten geweest… Ze leunde achterover in haar kussens en begon het sms’je te lezen, waarvan ze vermoedde dat het dronken en sentimenteel zou zijn.

MIJN ALLERLIEFSTE FRAN, WE KUNNEN MORGENOCHTEND NIET SAMEN ONTBIJTEN. HET SPIJT ME. WE KUNNEN ELKAAR NIET MEER ZIEN. IK HEB THUIS KINDEREN. JE BENT EEN FANTASTISCHE VROUW, EN IN EEN ANDER LEVEN WEET IK DAT HET HAD KUNNEN WERKEN, MAAR HET IS EEN FANTASIE DIE NOOIT WERKELIJKHEID KAN WORDEN. IK MEENDE HET TOEN IK ZEI DAT IK VAN JE HIELD. HEEL VEEL. MAAR IK MOET DIT DOEN. BEGRIJP ALSJEBLIEFT DAT IK GEEN KEUS HEB. HET SPIJT ME ZO DAT IK JE IN DE STEEK LAAT NU JE LEVEN ZO’N CHAOS IS. WEET DAT IK ALTIJD AAN JE ZAL DENKEN EN DAT IK WILDE DAT HET ANDERS KON ZIJN. WEES VOORZICHTIG EN GELUKKIG. R XXX

Ze gooide haar mobiel door de kamer en kreunde als een gewond dier. Hij was haar laatste sprankje hoop geweest en nu was hij weg. Drie uur later rolden de tranen nog steeds over haar wangen en doorweekten haar kussen. Er was een kraan opengedraaid die ze niet meer dicht kon krijgen. Ze stompte met haar vuist in het natte kussen en huilde: ‘Waarom, Robbie? Waarom?’ Ze snapte er niets van. Had ze niets voor hem betekend? Was het gewoon een flirt geweest? Had hij haar voor de seks gebruikt? Nee, het was meer geweest dan dat. Hoe had ze zich zo in hem kunnen vergissen? Ze was er zeker van geweest dat het echt was. Hun speciale band, de manier waarop haar lichaam naar hem hunkerde zodra ze in dezelfde ruimte waren, de manier waarop ze uren konden praten zonder adem te halen, of gewoon zwijgend tegen elkaar aan konden liggen, verloren in elkaars armen. Ze wist dat het echt was, maar waarom behandelde hij haar dan als een vakantieflirt? Het voelde allemaal zo verschrikkelijk verkeerd en het deed zoveel pijn dat Francesca wilde dat haar geest uit haar lichaam kon ontsnappen en naar een gelukkige plek kon verdwijnen, ver weg van al haar verdriet en pijn.

Ze pakte haar mobiel van de plek waar hij terecht was gekomen en sms te hem terug met de vraag waarom. Ze eiste een verklaring en smeekte hem haar te bellen voordat hij in het vliegtuig stapte. Hij beantwoordde haar sms’jes niet en belde ook niet. Ze probeerde hem telkens opnieuw te bellen, maar hij nam niet op. Ze keek op haar horloge en realiseerde zich dat zijn vliegtuig vertrok. Hij liet haar achter en hij was duidelijk niet van plan ooit nog terug te komen.

Het enige dat ze wilde was in elkaar kruipen en zich voor de wereld verbergen, maar Francesca had over vier uur een afspraak met de Rus. Vier uur om tien miljoen euro te vinden. Het kon haar niet schelen. Wat zou er gebeuren als ze het geld niet bij elkaar kreeg? In het ergste geval zou hij haar vermoorden, maar wat maakte dat nog uit?

Ze hoorde het geluid van kindergelach buiten. Francesca sleepte haar pijnlijke lichaam uit bed en liep het balkon op. Ze zag Luca en Benito in hun schooluniform met het kindermeisje op de oprit. Ze lachten terwijl ze elkaar met hun petten sloegen en om de auto achter elkaar aan renden, terwijl het kindermeisje tegen hen mopperde. Francesca’s hart maakte een sprongetje. O, god, hoe kon ze zo egoïstisch zijn om ook maar één moment te denken dat ze niets had om voor te leven? Benito keek omhoog en zag zijn moeder op het balkon staan. ‘Hallo, mama,’ riep hij terwijl hij enthousiast naar haar zwaaide. ‘Ik hou van je, mama!’

‘Ik hou van je, mama,’ riep Luca ook. ‘Mwa! Mwa!’ Ze gaven haar allebei kushandjes.

‘Ik hou ook van jullie, jongens,’ riep ze terwijl ze zichzelf dwong te glimlachen. ‘Veel plezier op school en ik zie jullie als jullie terugkomen. En nu snel in de auto, anders komen jullie te laat.’

Ze zag hoe ze achter in de 4x4 stapten en wegreden terwijl ze uit het raam bleven zwaaien. Ze zou ze weer zien als ze uit school kwamen. Ze waren alles wat ze had en zij was alles wat zij hadden nu William weg was. Ze moest het geld voor Dubrovski bij elkaar krijgen. Ze had geen keus. Francesca had haar eigen leven opgegeven, maar ze kon haar kinderen niet opgeven. Vanaf nu zou ze voor hen, en alleen voor hen leven.

 

Carlo zat naast Angelica’s bed en hield haar hand vast. ‘Hoe voel je je, meisje?’ vroeg hij bezorgd. Ze zag nog bleker dan ze een dag eerder had gedaan en haar gezicht was zo strak dat ze alleen oogkassen en jukbeenderen was, zonder vlees. Als een striptekening van een spook, dacht hij.

‘Goed,’ zei ze zwakjes. ‘Mijn hoofd doet pijn en ik ben de hele tijd misselijk. Ze moeten me hiermee voeden,’ ze wees naar het slangetje waardoor ze vloeibare voeding kreeg, ‘omdat ik helemaal geen trek heb in eten.’

‘Dat komt terug,’ verzekerde Carlo haar. ‘Het zijn de medicijnen. De dokter heeft het uitgelegd, weet je nog? Daar word je misselijk van.’

Angelica knikte. ‘Ik weet dat het goed komt,’ zei ze terwijl ze probeerde te glimlachen.

‘Dat is mooi, liefje,’ zei Carlo. ‘Dat is het halve gevecht. Zeg tegen jezelf dat je beter wordt en je wordt het.’

‘Papa heeft me verteld dat het goed komt,’ antwoordde ze ernstig. ‘Hij is vannacht bij me op bezoek geweest.’

De moed zakte Carlo in de schoenen. Hij had gehoopt dat de hallucinaties en de stemmen een symptoom van de kalmerende middelen waren geweest, maar die kreeg ze niet meer. ‘Angelica, je weet toch dat papa dood is?’ vroeg hij terwijl hij probeerde de frustratie uit zijn stem te houden.

Angelica lachte. ‘Doe niet zo gek, Carlo,’ zei ze. ‘Papa is niet dood. Hij was hier vannacht. Hij is bij me op bezoek geweest. Hij heeft gezegd dat ik het niemand mag vertellen omdat hij dan problemen krijgt, maar ik kan het jou wel vertellen. Jij zorgt er toch voor dat papa geen problemen krijgt?’

‘Natuurlijk,’ zei Carlo. ‘Ik breng hem niet in de problemen.’

O god, ze was er veel erger aan toe dan hij had gedacht.

‘Papa zei dat hij trots is op de manier waarop je met de situatie omgaat, Carlo.’ Ze kneep in zijn hand. ‘Hij is er nog steeds voor ons, weet je dat?’

Nu wist hij absoluut dat ze hallucineerde. Alsof hun vader ooit zou zeggen dat hij trots was op Carlo!

‘Dat is goed,’ zei Carlo geduldig. ‘Zorg dat je wat rust krijgt, liefje. Ik ga met de artsen praten.’

Angelica knikte en deed haar ogen dicht. Hij zag haar in slaap vallen en werd overspoeld door een golf van liefde. Hun vader was er niet om voor haar te zorgen, dat was een fantasie, maar Carlo was er voor haar en hij zou alles doen wat in zijn macht lag om haar erbovenop te helpen.

‘Ik wil dat ze psychiatrische zorg krijgt zodra ze daar sterk genoeg voor is,’ zei hij tegen de dienstdoende arts.

De dokter knikte. ‘Ik ben blij dat u er zo over denkt, meneer LaFata. Ik denk dat een psychiatrisch ziekenhuis de beste plek voor haar is, maar ik neem aan dat u beseft dat ze daar niet uit vrije wil naartoe zal gaan?’

Carlo knikte. ‘Ze denkt dat er niets mis met haar is.’

‘Nee, helaas zijn de patiënten gewoonlijk de laatsten die accepteren dat ze geestelijk ziek zijn,’ beaamde de dokter. ‘Wie is haar naaste familielid?’

Carlo zei bijna ‘mijn vader’, maar stopte nog net op tijd. ‘Mijn moeder, denk ik,’ zei Carlo. Shit, dat betekende dat hij met Sandrine moest praten. ‘Maar wat als ze weigert toestemming te geven?’ vroeg hij. Hij maakte zich zorgen dat Sandrine zoals gewoonlijk zou weigeren te geloven dat er iets mis was met Angelica.

‘Praat met haar,’ moedigde de dokter hem aan. ‘Leg de situatie uit. Misschien verrast ze u.’

Sandrine verraste Carlo inderdaad. De vrouw verraste hem altijd met haar gebrek aan moederlijk instinct.

‘O, ik ben Angels naaste familielid niet,’ zei ze luchtig aan de telefoon. ‘Ik heb dat allemaal aan je vader overgedragen toen we scheidden. Giancarlo was zo’n controlfreak, hij wilde me nooit beslissingen over de kinderen laten nemen.’

‘En wie is Angelica’s naaste familielid nu papa er niet meer is?’ vroeg Carlo terwijl hij probeerde de wrevel uit zijn stem te houden.

‘Ik neem aan dat jij dat bent, Carlo. Jij en Francesca. En nu moet ik ophangen, er komen vrienden lunchen en mijn haar is nog nat. Ciao, schat.’

Het was ongelofelijk. Carlo zuchtte en koos het nummer van Francesca. ‘We moeten papieren ondertekenen zodat Angelica de behandeling kan krijgen die ze nodig heeft,’ legde hij uit.

‘Natuurlijk,’ antwoordde Francesca. Ze klonk vreemd afstandelijk en onverschillig. ‘Alles wat haar beter maakt.’

‘Frankie, die formulieren geven toestemming om haar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.’

Het werd stil aan de andere kant van de lijn.

‘Het is het beste voor haar,’ voegde hij eraan toe omdat hij wist dat Frankie het een vreselijk idee vond dat Angel psychiatrische hulp zou krijgen. Hij vond het ook een vreselijk idee, maar wat was het alternatief? Angel was ziek en hij was degene die daarmee om moest gaan.

Hij hoorde Francesca diep zuchten. ‘Goed, Carlo,’ zei ze. ‘Ik teken de papieren. Als jij denkt dat dit het beste voor haar is, vertrouw ik op je oordeel.’

‘Doe je dat?’ Carlo was verbaasd. Frankie had hem nog nooit een beslissing laten nemen, niet zonder een gevecht. ‘Kun je hiernaartoe komen om het nu te doen? Hoe eerder hoe beter…’

‘Nee, Carlo,’ zei ze. ‘Niet nu, lieverd. Ik heb een zakelijke afspraak en daarna kom ik naar het ziekenhuis. Het kan toch wachten tot vanavond?’

‘Ik neem aan van wel,’ antwoordde Carlo. ‘Ze is de komende dagen toch nog niet sterk genoeg om vervoerd te worden.’

‘Goed, doe haar de groeten van me en zeg dat ik straks kom, oké?’ zei Frankie. ‘Oké.’

Carlo liep terug naar Angelica’s kamer en vond Christian naast haar bed, die bezorgd naar haar keek.

‘Je vindt het toch niet erg?’ vroeg Christian terwijl hij opkeek. ‘Ik wilde haar heel graag zien.’

Carlo schudde zijn hoofd. ‘Natuurlijk vind ik het niet erg, Chris. Je bent een deel van de familie. Jij bent degene die haar heeft gered. Ze zal blij zijn je te zien als ze wakker wordt.’

‘Is alles goed met je, Carlo?’ vroeg Christian. ‘Je ziet er moe uit, kerel.’

Carlo haalde zijn schouders op. Hij was inderdaad moe. Hij had de afgelopen twee nachten nauwelijks geslapen, maar wat maakte dat uit? Angelica was degene die belangrijk was.

‘Luister, dit zal je opvrolijken,’ zei Christian. ‘Je raadt nooit wat er met James Sanderson is gebeurd.’

‘Wie? Papa’s kapitein?’ vroeg Carlo ongeïnteresseerd. James was een aardige vent, maar Carlo had op dit moment andere dingen aan zijn hoofd.

‘Yep,’ knikte Christian. ‘Hij heeft gisteravond de bank in het casino bijna laten springen. Hij heeft blijkbaar elf miljoen euro gewonnen.’

‘Jezus!’ Carlo schudde ongelovig zijn hoofd. ‘Wat een geluksvogel.’

Christian lachte. ‘Ik heb gehoord dat hij zo bezopen was dat hij daarna aan de bar in slaap is gevallen.’

‘Ik ben blij dat het iemand voor de wind gaat,’ zei Carlo. ‘Want er is op dit moment niet veel geluk.’

‘Het wordt beter,’ zei Christian. ‘Wacht maar af.’ Hij keek weer naar Angel. De uitdrukking op zijn gezicht was zo teder en liefdevol dat Carlo zich plotseling een indringer voelde. Op dat moment drong het tot hem door dat zijn beste vriend verliefd was op zijn zusje, en dat was een goed gevoel.

 

Francesca keek naar de flessen wijn en maakte een mentale notitie van hun waarde. Vijfduizend hier, een paar honderd daar, af en toe een vintage fles die tienduizend of meer waard was… Nee, de verzameling was groot en een klein fortuin waard, maar het zou nooit voldoende zijn om de Rus te betalen. Ze deed de kluis open en wachtte tot het licht aansprong. Het enige schilderij dat over was, een groot doek, was verpakt tegen de muur gezet. Ze pakte het voorzichtig uit en liep naar achteren om ernaar te kijken. Het was de Cézanne. Een prachtig, postimpressionistisch landschap in geel en groen en blauw, dat haar vader had gekocht in het jaar dat ze naar de Rivièra waren verhuisd. Cézanne was een plaatselijke schilder geweest, die was geboren in de Provence, en Fatty had het gepast gevonden om een stukje plaatselijke geschiedenis te kopen.

Net als bijna al zijn andere kunst was het echter te kostbaar geweest om op te hangen, dus was het in de onderaardse kluis beland. Francesca keek naar het meesterwerk en bedacht hoe triest het was dat zo’n mooi schilderij verborgen moest blijven. Wat een tragische ironie dat het te duur was om tentoongesteld te worden. Het was niet logisch. Geld was zo’n verwoestend iets, dacht ze terwijl ze het schilderij weer zorgvuldig inpakte en het met moeite uit de kluis droeg. Geld vertekende en tastte alles aan. Misschien moest ze blij zijn dat ze er bevrijd van was. Misschien zou het leven voor haar en de jongens beter worden nu alles weg was.

Francesca moest naar kantoor lopen. De grand prix werd verreden en Monaco barstte uit zijn voegen. Ze sjouwde het kostbare kunstwerk de heuvel af en worstelde zich door de drommen mensen heen. De geur van verbrand rubber en benzine hing in de lucht. De straten waren een chaos, maar het kantoor was verlaten toen ze er aankwam. De politie was verdwenen en had alle computers en documenten meegenomen. Er waren alleen lege bureaus en stoelen achtergebleven. Francesca deed deze keer geen moeite om de sleutel te pakken. Het was twee minuten voor twaalf, hij zou in haar vaders stoel op haar zitten te wachten. Ze gooide de deur dapper open. ‘Hallo, meneer Dubrovski,’ zei ze. Ze was niet bang. Ze was alles kwijt en niets kon haar nog raken.

De Rus glimlachte naar haar alsof ze een lang geleden uit het oog verloren vriendin was.

‘Francesca, schoonheid, je bent er,’ zei hij. ‘Heb je mijn geld?’

‘Nee,’ zei Francesca botweg. ‘Maar ik heb het schilderij. Daarvoor hebt u mijn vader tien miljoen euro betaald. U hebt de Cézanne gekocht.’

Dubrovski zoog de lucht scherp tussen zijn tanden door en schudde zijn hoofd. ‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Ik wil het schilderij niet. Ik heb om geld gevraagd.’

‘Meneer Dubrovski,’ antwoordde Francesca kalm. ‘Ik heb het met drie onafhankelijke experts overlegd. Dit schilderij is getaxeerd op tien miljoen euro. Het is het enige kunstwerk dat van mijn vaders collectie over is en het stond ingepakt in de kluis, klaar om verkocht te worden. U hebt mijn vader dat bedrag gegeven. Je hoeft geen genie te zijn om te bedenken dat u de Cézanne hebt gekocht. Hier is het dus.’

Ze legde het schilderij op het bureau voor hem neer.

‘Tja, misschien ben ik van gedachten veranderd,’ zei Dubrovski bijna kregelig. Hij leek geïrriteerd dat Francesca had ontdekt waar het geld voor was geweest.

‘Ik geloof niet dat beroemde kunstwerken op proef kunnen worden gekocht,’ antwoordde ze. ‘Je krijgt je geld niet terug omdat je hebt besloten dat de kleur je niet aanstaat. Het is geen vest.’

‘Dat klopt niet. Mevrouw Dubrovski heeft de zitkamer opnieuw laten schilderen. Ze zegt tegen me dat de Cézanne zal vloeken.’ Hij vouwde zijn armen koppig over elkaar. ‘Ik wil het schilderij niet. Ik wil mijn geld terug.’

Francesca was niet in de stemming voor Dubrovski’s nukkigheid. Ze hield voet bij stuk. ‘U hebt het schilderij gekocht. Mijn vader heeft het geld in goed vertrouwen aangenomen,’ zei ze.

‘Hmm,’ zei Dubrovski gepikeerd. ‘Je vader deed nooit iets in goed vertrouwen. Hij speelde vals bij het kaarten en hij speelde vals in zaken. Ik wil dit schilderij niet. Het is aangetast. De politie zal het waarschijnlijk in beslag nemen. En voor zover ik Fatty ken, kan het net zo goed een imitatie zijn. Geef me mijn geld, Francesca, of je zult er spijt van krijgen.’

Hij haalde zijn pistool uit zijn broekband en legde het op het bureau naast het schilderij.

‘Goed, wat wordt het, Frankie?’ zei hij met een spottende lach. ‘Je geld of je leven?’

Francesca slikte moeizaam. Dit ging niet volgens plan. Ze had gedacht dat hij blij zou zijn met het schilderij waarvoor hij de tien miljoen euro had betaald. Ze dacht dat ze het probleem had opgelost, maar nu stond ze in een leeg kantoor met een boze Rus en een geladen pistool. ‘Ik heb geen geld, meneer Dubrovski,’ antwoordde ze met een trillende stem. ‘Dat moet u weten. Ik heb alleen dit schilderij.’

‘Ik wil het schilderij niet.’

‘Of mijn jacht,’ bedacht ze razendsnel. ‘U mag mijn jacht hebben. Het heeft een waarde van minstens…’

‘Ik heb een heel mooi jacht, Francesca. Bovendien heb ik de Conqueror gezien. Het is lelijk. Ik vind het geen mooie boot. Ik zou er geen tien euro voor over hebben, laat staan tien miljoen euro.’

Francesca was het met hem eens. Het jacht was Williams keus geweest en zij had het ook altijd lelijk gevonden.

‘Ik heb een landhuis bij Valbonne.’ Ze begon wanhopig te worden.

‘Dat is misschien vijf miljoen waard.’ Dubrovski haalde zijn schouders op. ‘Ik heb het gezien. Het is aardig, maar niet speciaal.’

‘Tja, wat stelt u dan voor?’ Francesca keek behoedzaam naar het pistool. ‘U kunt me doodschieten als u dat wilt, maar daar hebt u uw geld niet mee terug.’

‘Frankie, ik wil je niet doodschieten,’ zei de Rus. ‘Je lijkt me een heel aardige, jonge vrouw. Ik weet dat je kinderen hebt en ik wil ze hun moeder niet ontnemen, maar ik wil mijn geld.’

Ze hadden een impasse bereikt. Dubrovski pakte het pistool bijna teder op. ‘Ik dacht niet dat ik het vandaag zou hoeven te gebruiken,’ zei hij enigszins verdrietig. ‘Je hebt me teleurgesteld, Frankie. Ik dacht dat jij de enige LaFata was die ik misschien kon vertrouwen.’

Francesca hoorde de veiligheidspal verschuiven. Ze sprong op. Ging hij het echt doen? Wat leverde hem dat op?

Hij leek haar gedachten te lezen. ‘Ik ben bang dat het een kwestie van trots is, Francesca. Ik kan je hier niet laten vertrekken terwijl je me zoveel geld schuldig bent. We hadden een afspraak en je hebt je niet aan jouw deel daarvan gehouden, dus moet ik me helaas aan mijn deel houden.’

Hij pakte het pistool en richtte het op haar hoofd. De lucht leek uit de kamer te verdwijnen en Francesca had moeite met ademhalen. Ze was niet bang voor zichzelf, maar toen ze de gezichten van Luca en Benito voor zich zag knikten haar knieën en viel ze op de grond. ‘Alstublieft, doe dit niet,’ smeekte ze. ‘Mijn zoons. Denk aan mijn zoons. Ze zijn hun opa en hun vader al kwijt. Neem hun niet ook hun moeder af. Alstublieft, meneer Dubrovski. Ik doe alles. Alles.’

‘Frankie, ik heb tegen je gezegd dat ik niets van je wil, behalve je geld.’ Hij zuchtte terwijl hij het pistool zekerde en op het bureau legde. Hij krabde op zijn hoofd en keek nadenkend. Het begon tot Francesca door te dringen dat hij haar echt niet wilde vermoorden. Hij voelde zich verplicht om zijn dreigement uit te voeren, maar hij deed het liever niet als er een alternatief was.

‘Bel je broer,’ zei de Rus terwijl hij haar de telefoon toewierp. ‘Zeg tegen hem dat hij een uur heeft om het geld bij elkaar te krijgen.’

Wat voor soort uitstel was dat? Francesca wist dat Carlo niet zoveel geld tot zijn beschikking had. Hij leefde van een toelage van vijfhonderdduizend euro per maand. Dat was veel, maar lang niet genoeg om haar te redden. ‘Hij heeft het niet,’ antwoordde ze. ‘Wat heeft het voor zin?’

‘Als hij van je houdt, vindt hij een manier,’ zei Dubrovski terwijl hij achteroverleunde in haar vaders stoel. ‘Bel hem.’

Frankie koos het nummer zenuwachtig. Hoe moest ze Carlo in vredesnaam vragen om in een uur zoveel geld voor haar te vinden?

‘Frankie, hoe is het?’ Carlo klonk moe. Het waken bij Angel greep hem aan. Ze vond het verschrikkelijk om hem zo’n onmogelijke vraag te stellen nu hij al zo onder spanning stond.

‘Luister, Carlo,’ zei ze terwijl ze probeerde haar stem kalm te houden om hem niet in paniek te brengen. ‘Ik zit met een probleem.’

‘Een probleem?’ Carlo klonk nu al zenuwachtig.

‘Stel geen vragen, en wat je ook doet, raak niet in paniek,’ ging Francesca verder. ‘Luister gewoon naar me en doe wat ik vraag. Ik ben op kantoor met een man die Andrea Dubrovski heet. Papa is hem tien miljoen euro schuldig. Hij heeft een pistool, Carlo, en hij zegt dat hij me doodschiet als jij dat geld niet binnen een uur hiernaartoe brengt.’

‘Wat is dat verdomme!’ Francesca moest de telefoon bij haar oor weghouden omdat Carlo zo hard schreeuwde.

‘Ik zei dat je niet in paniek moet raken,’ herhaalde ze. ‘Een uur, Carlo. Het kantoor. Tien miljoen euro contant.’

‘Ma… ma… maar…?’ stamelde Carlo.

‘Doe gewoon je best, liefje,’ zei Francesca en daarna hing ze op. ‘Brave meid,’ zei Dubrovski. ‘Ga zitten, ga zitten. Wil je mijn krant lenen terwijl we wachten? Er staat een interessant verhaal over je vader in.’