HOOFDSTUK ZES

Francesca ijsbeerde voor haar gevoel al uren over de kade. Ze wist niet wat ze anders moest doen, dus bleef ze lopen, bewegen, om maar iets te doen te hebben, hoe doelloos het ook was, om de tijd te laten verstrijken terwijl de politie de boot met honden doorzocht. Haar hakken tikten op de straatstenen terwijl James’ woorden in haar oren klonken. ‘Het is net de Marie Celeste,’ had hij gezegd. ‘Het is alsof Fatty in rook is opgegaan.’ De mini-helikopter die bij het jacht hoorde stond nog in de garage in de achtersteven van de Vigorosa III, samen met twee jetski’s, een bananenvlot en de duik- en waterskiuitrusting. De enige manier waarop Fatty aan wal had kunnen komen was zwemmend en Francesca wist beter dan wie ook dat Fatty niet kon zwemmen. ‘Het is niet natuurlijk,’ mopperde hij altijd. ‘Als God had gewild dat we zouden zwemmen, had hij ons voeten met zwemvliezen gegeven.’ Francesca moest altijd lachen als hij dat zei, maar plotseling was het niet meer zo grappig.

Alles gebeurde heel snel, maar de tijd kroop pijnlijk langzaam voorbij. Tien minuten geleden was er een forensisch team aan boord gegaan; drie mannen en een vrouw, in witte overalls en met serieuze gezichtsuitdrukkingen. Niemand had Francesca verteld wat er aan de hand was, maar ze wist heel goed dat de duikers van de politie, die net in het blauwgroene water van de haven waren verdwenen, naar een lichaam zochten. Het lichaam van haar vader. Hoe kon dat? Het was allemaal zo afschuwelijk onwerkelijk.

Ze had hem gistermiddag voor het laatst op kantoor gezien. Hij was in een uitstekend humeur geweest, nog luidruchtiger en zelfgenoegzamer dan anders. Zijn goede humeur hield echter niet lang stand. Ze stelde hem vragen over een zakendeal waarover hij onderhandelde met een aantal Italiaanse zakenmensen. Hij ging voortdurend naar San Remo voor vergaderingen, maar weigerde namen of bedrijfsgegevens in de agenda te zetten. Het was heel frustrerend. Francesca controleerde nieuwe relaties graag voordat ze zaken met hen deed, maar haar vader had tegen haar gezegd dat ze zich daar niet druk om moest maken. Ze was geïrriteerd geweest. Echt ontzettend geïrriteerd. Ze voelde zich opzijgezet, en maakte zich er zorgen over dat hij nog meer geld zou verspillen. Hij herinnerde haar er in een van zijn beruchte woedeaanvallen in heel duidelijke bewoordingen aan dat het nog steeds zijn bedrijf was en dat ze voor hem werkte. Fatty hoefde aan niemand verantwoording af te leggen, en zeker niet aan zijn dochter. Capise?. Hij zette haar op haar nummer en dat vond ze absoluut niet prettig.

‘Het bedrijf zou binnen de kortste keren failliet zijn als ik dit niet allemaal voor je regelde,’ zei Francesca tegen hem terwijl ze naar de perfect geprogrammeerde computers en netjes gearchiveerde documenten in het kantoor gebaarde. Er stonden rijen in leer gebonden documenten in chronologische en alfabetische volgorde op planken. Ze was trots op de goed geoliede machine die ze leidde.

Haar vader begon te lachen. ‘O, Francesca, la mia bella. Je moet nog zoveel leren. Denk je nu echt dat je dit allemaal leidt? Ik heb je laten dénken dat je de leiding hebt, maar geloof me, bambina, je ziet alleen wat ik je laat zien. Je hebt er geen idee van wat er onder de oppervlakte aan de hand is.’

‘Behandel me niet zo uit de hoogte, papa,’ antwoordde ze boos. ‘En hou geen dingen voor me geheim. Dit is een familiebedrijf. Het werkt omdat we elkaar vertrouwen en we nooit tegen elkaar liegen. Jij bent degene die dat er jarenlang in heeft gehamerd. Waarom heb je nu dan geheimen voor me? Wie zijn deze Italianen? Waar gaat het om?’

‘Basta!’ schreeuwde hij. Zijn gezicht werd rood en de ader in zijn rechterslaap klopte zoals altijd wanneer ze te ver ging. Daarna liet hij zijn schouders zakken, zuchtte en hield zijn hoofd schuin terwijl hij haar aankeek. ‘Weet je nog wat ik je altijd vertelde toen je een klein meisje was, Frankie? Als je me erop betrapte dat ik koekjes voor het avondeten at?’ vroeg hij met een serieuze uitdrukking op zijn gezicht. ‘Doe niet wat ik doe, maar doe wat ik zeg. Weet je nog? Zo werkt het nog steeds. Ik ben je vader, en ik ben de baas. Je bent een slimme vrouw, maar je weet lang niet alles.’

‘Ik weet veel meer dan je denkt,’ snauwde ze.

‘Nee,’ verkondigde Fatty botweg, waarna hij zijn hoofd schudde en het kantoor uit liep. ‘Si è ancora ingenua, bambina!’

Je bent nog steeds naïef, kind. De woorden klonken nog na in haar oren. Zouden dat de laatste woorden zijn die hij tegen haar had gezegd?

William verscheen met een dampende kop koffie voor haar. “Van Wally,’ zei hij. Wally Johnson was de kapitein van Carlo’s jacht.

‘Dank je,’ zei Francesca. ‘Heb je al iets van Carlo gehoord?’

William knikte. ‘Ik heb hem net gesproken. Hij is onderweg.’

‘En Angelica?’ Francesca beet op haar lip. Hoe moest ze het vertellen aan Angel, de jongste en meest kwetsbare LaFata? Ze was nog maar eenentwintig, en nog steeds de baby. En ze was altijd een vaderskindje geweest.

William schudde zijn hoofd. ‘Ze heeft een fotoshoot voor zwemkleding in Miami gehad en zit op dit moment op een nachtvlucht terug naar Londen. Ze landt over een paar uur. Maar dat is goed. Misschien hebben we wat positief nieuws tegen de tijd dat ze landt. Wie weet, Fatty kan elk moment opduiken, lachend over alle commotie die hij heeft veroorzaakt.’

Hij glimlachte zwakjes naar Francesca, maar keek niet overtuigd. Daarna deed hij een stap naar voren en omhelsde haar onhandig; zijn armen lagen rond haar schouders, maar zijn lichaam raakte haar niet aan. Het was het eerste fysieke contact in maanden. William was van nature geen lichamelijke man. Hij vond het niet prettig om elkaar te omhelzen of elkaars hand vast te houden of elkaar zomaar een kus te geven, ook niet in het begin, toen ze gelukkig, nou ja, min of meer gelukkig waren geweest. Hij was net zo afstandelijk tegenover zijn zoons, dus maakte Francesca dat goed door haar jongens te overladen met eindeloze omhelzingen en kussen. Hij probeerde haar nu te troosten, maar zijn onhandige, stijve poging tot genegenheid maakte alleen dat ze zich nog eenzamer voelde. Zijn hart was er niet bij betrokken, dat was duidelijk, maar hij probeerde te doen wat juist was. Wat Francesca op dit moment echter nodig had was échte liefde. Ze wilde dat Carlo opschoot en hiernaartoe kwam. Haar broer was onbetrouwbaar, egocentrisch en verwend, maar hij was in elk geval familie. En familie, zoals Fatty hun altijd had verteld, was het allerbelangrijkste op deze wereld.

 

Carlo stuurde zijn Lamborghini plankgas door de haarspeldbocht bij het Monaco Grand Hotel, net zo snel als alle Fi-coureurs deze bocht tijdens de grand prix namen. Hij had nauwelijks geslapen, maar was klaarwakker en voelde zich bloednerveus. Hij had het dak naar beneden geklapt en de wind waaide zijn haar rond zijn gezicht, waardoor hij elke keer dat hij een bocht nam halfverblind was. Hij moest zo snel mogelijk naar Port Hercule. Jezus, wat een krankzinnige, gekmakende ochtend was dit. Eerst werd hij in zijn eigen bed wakker naast Sasha, de vriendin van zijn beste vriend, die hem eerst belachelijk maakte en daarna seks met hem wilde, en daarna hoorde hij dat zijn vader vermist werd. Verdwenen van de Vigorosa III, had William gezegd. Wat was er in vredesnaam aan de hand? Het sloeg allemaal nergens op.

Terwijl hij de wijk La Condamine in de richting van de haven scheurde, zag hij dat de verdwijning van zijn vader nogal wat opwinding had veroorzaakt. Overal stonden politieagenten, sommigen met honden, en het westelijke deel van de haven was afgezet met tape. Op de kade stond een grote groep kijkers. Omdat het zaterdag was, waren er honderden toeristen voor een dagtocht naar Monte Carlo gekomen; sommigen logeerden in hotels in Nice, anderen waren afkomstig van de cruiseschepen die langs de kust bij Villefranche afgemeerd lagen. De dagjesmensen stroomden het treinstation uit en haastten zich als mieren naar de haven. ‘Verdomde parasieten!’ schreeuwde hij zonder een poging te doen zijn snelheid te minderen toen een stel Japanse kinderen vlak voor hem de weg overstak. Ze moesten rennen voor hun leven en Carlo wist dat het meer geluk dan wijsheid was dat hij hun tenen miste. Hij keek naar hen vanachter zijn gouden Ray-Ban terwijl ze hun mobieltjes omhooghielden om foto’s van zijn auto te maken.

Carlo racete naar het afgezette gedeelte en kwam met gierende remmen tot stalstand op een afstand van een decimeter voor de politieagent die de ingang bewaakte.

‘Ik ben Giancarlo LaFata junior,’ verkondigde hij arrogant. ‘Ik geloof dat mijn vader vermist wordt.’

De politieagent liet hem door en Carlo parkeerde naast Frankies Range Rover Sport. Hij zag zijn zus bij de waterrand staan. Ze hield haar hoofd schuin en luisterde aandachtig naar wat een oudere politieagent haar vertelde. Ze zag er gespannen maar beheerst uit, precies zoals ze graag wilde, dacht Carlo enigszins verbitterd. De eerstgeborene. De uitverkorene. De baas.

‘Carlo!’ riep ze. ‘Carlo, schat, wat ben ik blij dat je er bent.’

Ze omhelsde hem met echte warmte en Carlo voelde zich onmiddellijk schuldig omdat hij zo jaloers op haar was. Hij hield van zijn zus en bewonderde haar zelfs, hoewel dat met tegenzin was. Ze was een slimme meid. Goudeerlijk, betrouwbaar, stabiel, oprecht, verantwoordelijk en een echte volwassene. Ze was de dochter uit zijn vaders eerste huwelijk en ze was twaalf jaar ouder dan hij. Carlo had geen moeite met het leeftijdsverschil, maar wel met het feit dat hun vader haar onvoorwaardelijk vertrouwde. Als Fatty naar Francesca keek, straalden zijn ogen van trots; als hij naar Carlo keek zag hij alleen teleurstelling in zijn ogen.

‘Je bent een ongelofelijke nietsnut, Giancarlo! Wanneer ga je iets met je leven doen? Wanneer word je een man, hè? Neem een voorbeeld aan Francesca.’

Hoe vaak had hij die woorden van zijn vader gehoord? In elk geval zo vaak dat ze in hem verankerd zaten en etterden. Yep, Frankie was alles wat Carlo niet was en een deel van hem haatte haar daarom. Of misschien haatte hij zichzelf omdat hij niet méér op haar leek. Hij wist soms niet precies waar de rivaliteit tussen broers en zussen eindigde en de zelfhaat begon.

‘Dit is mijn broer Carlo,’ zei ze tegen de agent. ‘Misschien weet hij meer dan ik.’

Frankie draaide zich naar hem om, haar lichte, grijsblauwe ogen vol vragen. Haar ogen waren altijd een verrassing in het donkere gezicht met de olijfkleurige huid. Ze had ze samen met haar lange, veulenachtige benen van haar moeder Maggie geërfd. De rest was puur LaFata. Ook op vijfendertigjarige leeftijd was Frankie nog steeds een echte Italiaanse schoonheid. Sophia Loren met blauwe ogen.

‘Wanneer heb je papa voor het laatst gezien?’ vroeg Frankie hoopvol.

De politieagent pakte zijn notitieboekje. ‘Bedankt, mevrouw LaFata, dat is alles,’ zei hij. ‘Ik wil nu graag onder vier ogen met uw broer praten.’

‘O. Ja, natuurlijk,’ zei Frankie. Ze klopte liefdevol op Carlo’s arm en liep naar William toe.

‘Heb je je vader gisteravond nog gezien?’ vroeg de agent.

‘Ja,’ antwoordde Carlo. ‘In de Stars’n’Bars. Ik heb daar met wat vrienden gegeten. Hij kwam naar me toe om gedag te zeggen.’

‘Hoe laat was dat?’

Carlo haalde zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet precies. Een uur of tien misschien? Ongeveer.’

De politieagent zuchtte. Hij leek ook al teleurgesteld in Carlo terwijl hij nog maar een minuut in zijn gezelschap was.

‘Kan iemand me een specifieker tijdstip geven?’ ging hij geduldig verder.

‘Tja, om eerlijk te zijn waren mijn vrienden behoorlijk aangeschoten, maar misschien weet de serveerster het nog. We zijn stamgasten en ze is onze favoriet. Je moet bij Dominique zijn, het knappe zwarte meisje met benen tot haar oksels, je kunt haar niet over het hoofd zien.’

De politieagent mompelde wat en schreef iets in zijn notitieboekje, maar Carlo betwijfelde of het ‘benen tot haar oksels’ was.

‘Was je vader alleen?’

Carlo knikte. ‘Yep, maar hij zei dat hij met een vriend had afgesproken. Hij is maar vijf minuten gebleven. Hij heeft niet eens iets gedronken, wat helemaal niets voor hem is. Nu ik eraan denk, hij heeft trouwens voordat hij vertrok onze rekening betaald. Daar moet ik hem nog voor bedanken als ik hem zie…’

Zijn stem stierf weg. Stel dat hij nooit de kans zou krijgen hem te bedanken?

‘Heeft hij gezegd wie die vriend was?’

Carlo schudde zijn hoofd. ‘Mijn vader heeft heel veel vrienden. Hij is een populaire kerel. En erg bekend in Monaco, maar ik neem aan dat je dat weet.’

De politieagent haalde zijn schouders op, duidelijk niet onder de indruk van Fatty’s positie in de samenleving. ‘Het maakt me niet uit wie je vader is, alleen dat we hem veilig en in goede gezondheid terugvinden,’ antwoordde hij.

Carlo voelde dat zijn haren overeind gingen staan. Giancarlo LaFata was een van de rijkste en meest charismatische mannen in het prinsdom. Hij was verdomme een legende, en Carlo kon het niet uitstaan als mensen zijn vader niet met het respect behandelden dat hij verdiende. Carlo mocht best negatief over hem doen, het was tenslotte zijn vader, maar dat gold niet voor de een of andere omhooggevallen havenpolitieagent die dacht dat hij heel wat was omdat hij een paar strepen op zijn schouders had.

‘En in wat voor stemming was je vader?’

‘Hij was gelukkig,’ zei Carlo. Hij herinnerde zich hoe zijn vader Christian en hem joviaal op de rug had geslagen. ‘Hij was de laatste tijd behoorlijk chagrijnig, maar gisteravond leek hij vrolijker, meer ontspannen.’

‘ Weet je waarom hij de laatste tijd, eh, hoe zei je het ook alweer, chagrijnig was?’ vroeg de agent.

Carlo haalde zijn schouders op. ‘Zaken, denk ik. De kredietcrisis. Dat zul je Frankie, eh, ik bedoel Francesca moeten vragen. Zij heeft de hersenen in de familie. Ik ben niet betrokken bij het zakelijke deel. Ik ben beter in geld uitgeven dan het verdienen.’

Hij lachte om aan te geven dat hij een grapje maakte, maar de politieagent bekeek hem met afkeer. Zijn bovenlip krulde alsof hij net een slok van een bijzonder smerige, goedkope wijn had genomen. Carlo begon nu echt kwaad op hem te worden.

‘Dat is alles,’ zei de agent kortaf. ‘Ik stel voor dat jij en je familieleden naar huis gaan en ons hier ons werk laten doen. Er staat inmiddels een behoorlijk grote menigte. Het is een kwestie van tijd voordat de pers arriveert en jullie aanwezigheid zal de journalisten alleen maar aanmoedigen.’

‘Ik wil gewoon weten waar mijn vader is,’ zei Carlo. Hij was zich ervan bewust dat hij wanhopig klonk. ‘Ik wil hier zijn als er iets’ – hij keek naar de Vigorosa III, waar het nog steeds krioelde van de politieagenten, honden en forensische experts – ‘als er iets gebeurt.’

‘ We nemen contact op zodra we nieuws hebben en er komt nog een rechercheur langs om jullie allemaal uitgebreid te ondervragen. In de tussentijd moet ik je verzoeken om in Monaco te blijven. Comprenez?’

‘Begrepen,’ antwoordde Carlo onvriendelijk.

Hij stak een sigaret op en staarde naar de verdwijnende rug van de politieagent. Waar was zijn medeleven? Hij durfde te wedden dat die vent niet op die manier tegen Frankie had gepraat. Mannen mochten hem nooit. Hij was jong, knap, rijk en, tja, behoorlijk bekend. Carlo vermoedde dat mannen hem intimiderend vonden. Hmm. In Monaco blijven. Waar ging dat in vredesnaam over? Dacht de politie dat Fatty’s familie iets te maken had met zijn verdwijning? Belachelijk! Wist hij niet wie ze waren? De LaFa-ta’s bezaten Monaco verdomme zowat! En er was geen familie die meer aan elkaar hing. Ze waren hartstikke trouw en ze hadden geen geheimen voor elkaar.

Wacht maar tot zijn vader hoorde hoe hij behandeld was. Fatty was een goede vriend van de inspecteur en hij zou er absoluut iets van zeggen als hij… Als hij terugkwam? Carlo keek weer naar zijn vaders jacht en de moed zonk hem in de schoenen. Misschien kwam zijn vader helemaal niet terug. Stel dat zijn vader voor altijd weg was? Carlo voelde de tranen in zijn ogen schieten en was bang dat zijn benen het zouden begeven. Hij hurkte en legde zijn hand op zijn ogen om zijn tranen te verbergen. Echte mannen huilden niet. Wat zou zijn vader zeggen als hij hem zag huilen als een klein kind? Hij zou zeggen: ‘Gedraag je niet als een meisje, Giancarlo. Ga staan. Gedraag je als een man. Je brengt me in verlegenheid, zoon.’

‘Is alles goed met je, Carlo?’ vroeg Frankie terwijl ze haar hand op zijn schouder legde.

Carlo knikte, maar keek niet naar zijn zus.

‘Kater,’ mompelde hij. ‘En ik kreeg net rook in mijn ogen.’

Hij gooide zijn sigarettenpeuk in het water en wreef in zijn ogen. Daarna stond hij op en forceerde een glimlach. ‘Waar is die ouwe nu weer in verzeild geraakt?’ vroeg hij in een poging vrolijk te klinken.

Frankie glimlachte, maar ze had een verdrietige, gepijnigde uitdrukking in haar ogen. ‘Kom eens hier, broertje,’ zei ze teder, net zoals ze had gedaan toen zij vijftien was en hij drie en hij een uitbrander van zijn vader had gekregen. Ze trok hem naar zich toe en liet hem zijn hoofd in haar zwarte haar begraven terwijl hij snikte. Alles komt goed,’ fluisterde ze in zijn oor. ‘Wacht maar af, Carlo. Het komt goed met papa. Hij komt overal altijd zonder kleerscheuren vanaf.’

 

Toen Christian het nieuws had gehoord, rende hij de hele weg van zijn appartementengebouw in Fontvieille naar Port Hercule. Hij had vanaf zijn balkon gezien dat het verkeer muurvast stond, dus liet hij zijn auto in de garage staan en rende zo snel als zijn benen hem wilden dragen, terwijl hij tegen toeristen opbotste en op kleine hondjes trapte. ‘Sorry, sorry, eh, sorry,’ riep hij aan één stuk door.

Gisteravond was hij kwaad op Carlo geweest. Hij had gezien hoe zijn beste vriend naar zijn vriendin had gekeken en dat had hij geen stijl gevonden. Sasha deed alsof ze Carlo haatte, maar Christian was niet achterlijk. Geen enkele vrouw haatte Carlo, hoe graag ze dat misschien ook wilde. Meisjes vielen nu eenmaal op klootzakken. Natuurlijk, de meeste meisjes die hij kende zeurden over gelijkheid en feminisme, maar als puntje bij paaltje kwam wilden ze nog steeds een holbewoner die hen op hun hoofd sloeg, hen meesleepte naar zijn grot en hen daar achterliet terwijl hij de holbewoonster in de grot ernaast neukte. En Sasha was ondanks haar grote mond en houding niet anders.

Christian, die meisjes altijd met respect behandelde, begreep er niets van. Carlo leek zich niets aan te trekken van de gevoelens van vrouwen en toch kreeg hij alle meisjes. Carlo, die nooit zijn telefoonnummer gaf. Carlo, die niet deed aan tweede afspraakjes. Carlo, die alle meisjes ‘snoes’ of ‘schat’ of ‘liefje’ noemde, omdat hij er geen zin in had hun naam te onthouden. Het was niet eerlijk, maar zo was het leven. Normaal gesproken keek Christian eerder geamuseerd dan jaloers naar het gedrag van zijn vriend, maar gisteravond was Carlo te ver gegaan. Toen hij met Sasha danste, had Christian gezien dat de hand van zijn vriend van haar middel naar haar billen was gegleden. Hij had ook gezien dat Sasha Carlo’s hand niet wegduwde. Christian had zich onnozel, gekwetst en niet gerespecteerd gevoeld, maar hij was niet iemand die de confrontatie aanging. Het was gewoon dronken geflirt en zou nergens toe leiden. Christian wist zeker dat Carlo hem dat nooit zou aandoen. Het was echter niet eenvoudig geweest om ernaar te kijken, dus was hij zonder iets te zeggen naar huis gegaan.

Carlo was niet populair bij de meeste mannen. Hij was twistziek, ijdel, rijk en knap. Geen fantastische combinatie als het erop aankwam een band met andere mannen te kweken. Bovendien had hij geen carrière die andere mannen kon imponeren. Ook in Monaco werd leven van het geld van je vader niet beschouwd als een respectabele levenswijze. En dan was er natuurlijk nog zijn populariteit bij de vrouwen. Uiteindelijk kwam het allemaal op jaloezie neer.

Christian keek verder dan Carlo’s elegante kostuums en vlotte babbel. Hij zag de man erachter, en hij wist dat zijn vriend een fijne vent was. Het was niet gemakkelijk geweest om op te groeien in Fatty’s schaduw en Carlo had een façade opgebouwd om zijn leven op de best mogelijke manier aan te kunnen. En als het erop aankwam was Carlo er altijd voor Christian.

Hij herinnerde zich de keer dat ze door een stel oudere jongens waren gepest. De jongens waren tijdens de zomervakantie samen met Christians ouders op het strand geweest. Ze waren dertien en waren een eind verderop gaan zitten, uit de buurt van de volwassenen. Carlo ging iets te drinken kopen en in de tijd dat hij weg was kwamen er twee klieren van een jaar of zestien naar Christian toe. Ze begonnen hem te pesten met zijn moeder door te zeggen dat ze sexy was en te vertellen wat ze allemaal met haar wilden doen. Christian werd niet snel boos, maar deze jongens zeiden heel smerige dingen en hij raakte door het dolle heen, schreeuwde tegen hen dat ze moesten oprotten en schopte zand in hun gezicht. Het volgende moment lag hij met zijn gezicht naar beneden op het strand, met zijn mond vol zand en een vuist in zijn nieren.

Carlo was altijd lang geweest en ook op die leeftijd torende hij boven de oudere jongens uit. Christian zag zijn belager door de lucht vliegen en een paar meter verderop met een dreun landen. Daarna greep Carlo de andere jongen vast en zei tegen hem dat hij Fatty LaFata’s zoon was en dat ze heel veel goede contacten hadden. Hij zei dat als ze het waagden om ooit nog een keer naar Christians moeder te kijken, hij een huurmoordenaar van de maffia zou huren om hen dood te schieten. Dat was voldoende. Terwijl Christian de oudere jongens zag wegrennen, liet Carlo zich achterover op zijn handdoek vallen. ‘Je moeder is inderdaad behoorlijk sexy,’ zei hij. Om de een of andere reden was het niet erg als Carlo dat zei. Om de een of andere reden vond Christian alles wat Carlo deed of zei niet erg.

Maar nu had zijn vriend hulp nodig. Terwijl Christian door de menigte drong zag hij Carlo en Francesca met hun armen om elkaar heen op de kade staan. Ze leken uitgeput en van streek en werden gadegeslagen door een publiek van honderden mensen. Als je een LaFata was, was het net of je in een vissenkom met goudvissen leefde, dacht Christian terwijl hij een stel journalisten wegduwde om bij de politieafzetting te komen.

‘Ik ben een vriend van de familie,’ zei Christian tegen de politieagent.

De politieagent lachte. ‘Iedereen hier is vandaag een vriend van de familie,’ zei hij. ‘Vooruit, wegwezen.’

‘Nee, echt, dat ben ik,’ hield Christian vol.

‘Natuurlijk ben je dat,’ antwoordde de agent sarcastisch. ‘En ik ben de spoorloos verdwenen tweelingbroer van prins Albert.’

Gelukkig keek Francesca op dat moment op en zag Christian. Ze rende naar hem toe en vertelde de politieagent dat hij ‘bij de familie hoorde’. Christian glimlachte zelfvoldaan naar de in verlegenheid gebrachte agent en omhelsde Francesca warm.

‘Het spijt me zo,’ zei hij. Hij wist niet goed wat hij anders moest zeggen. Wat zei je in vredesnaam tegen een vrouw wier vader net verdwenen was van zijn jacht? Francesca knikte, bedankte hem en forceerde een bleek glimlachje. ‘We hebben er geen idee van wat er aan de hand is, Christian,’ zei ze. ‘Maar ik weet zeker dat de politie dit tot de bodem zal uitzoeken. Je kent mijn vader. Er kan van alles gebeurd zijn…’

Haar stem stierf weg en ze keek naar de duiker van de politie die net uit het water kwam. Christian had er ook geen idee van wat er aan de hand was, maar het zag er niet goed uit. Het viel hem op dat Carlo achteraf bleef staan en net deed of hij hem niet had gezien. Voelde hij zich rot omdat hij gisteravond met Sasha had geflirt? De idioot. Wat maakte dat uit op een moment zoals dit? Christian liep naar zijn beste vriend toe en sloeg zijn arm om hem heen. ‘Het spijt me, kerel,’ zei hij. ‘Dit moet heel moeilijk voor je zijn. Ik ben gekomen zodra ik het hoorde. Ik ben er voor je. Wat kan ik doen?’

Christian meende het. Hij zou alles doen om de LaFata’s te helpen.

‘Dank je, Chris,’ zei Carlo dankbaar. Zijn ogen waren rood en hij zag eruit alsof hij had gehuild. Christian was geschokt. Hij had zijn vriend nog nooit zien huilen.

‘We kunnen op dit moment alleen afwachten,’ ging hij verder terwijl hij zijn handen door zijn haar haalde zoals hij altijd deed als hij zenuwachtig was. ‘Als ik eerlijk ben is het een nachtmerrie. Ik zou niet weten hoe ik het Angel moet vertellen…’

‘Waar is Angelica?’ vroeg Christian. Hij maakte zich plotseling zorgen over de jongste LaFata.

‘Ergens tussen Miami en Londen,’ zei Carlo. Hij legde zijn hand op zijn mond en zuchtte hartgrondig. ‘Jezus, Chris, hoe moet het met Angel? Ze komt straks in deze krankzinnige toestand in Londen aan.’ Hij knikte naar de journalisten en televisieploegen die net waren gearriveerd en hun kamp bij de haven hadden opgeslagen.

‘Wanneer landt haar vliegtuig?’ vroeg Christian. ‘En waar?’

‘Om een uur,’ antwoordde Carlo. ‘Op Gatwick.’

Christian keek op zijn horloge. ‘Goed,’ zei hij. ‘Dat is dan geregeld. Ik neem de jet naar Londen om haar op te halen. Ze moet een vertrouwd gezicht zien als ze aankomt.’

‘Echt?’ zei Carlo. ‘Wil je dat doen?’

‘Probeer me maar tegen te houden,’ zei Christian met nadruk.

Carlo kneep hard in Christians schouder. ‘Je bent een goede vriend, Christian,’ zei hij. ‘Je weet dat Angel tactvol behandeld moet worden, en ze vertrouwt jou. Het geeft me een rustig gevoel als ik weet dat jij er bent om haar op te vangen.’

De waarheid was dat Christian met blote voeten over brandende kolen zou rennen om Angelica LaFata op te halen. Hij was al verliefd op haar zo lang hij zich kon herinneren. De meeste mensen groeien over hun eerste verliefdheid heen, maar die van Christian was uitgegroeid tot echte liefde. Angelica mocht hem graag, maar hij was gewoon de betrouwbare vriend van haar grote broer. Hij was er altijd om haar naar huis te brengen als ze instortte in een bar, of om haar tranen te drogen als de een of andere klootzak haar hart had gebroken. Ze had geen idee van de gevoelens die Christian voor haar had.

En gelukkig gold dat ook voor Carlo. Hij zou razend worden als hij wist dat Christian de meeste avonden in slaap viel met Angel in zijn hoofd. Carlo behandelde de meeste vrouwen als hondenpoep aan zijn beste Gucci-instappers, maar tegen Angelica was hij anders. Als het op zijn kleine zusje aankwam, kon Carlo heel beschermend zijn. Dat was nogal grappig van de man die dacht dat het niet erg was om Christians moeder ‘de milf’ te noemen, maar tegelijkertijd begrijpelijk. Carlo’s zusje was een van de bestbetaalde modellen ter wereld, en elke man op de planeet wilde haar hebben. Dat maakte Carlo stapelgek. Christian was de tel kwijtgeraakt van alle keren dat Carlo had gedreigd om de een of andere vent in elkaar te slaan omdat hij op de verkeerde manier naar ‘zijn Angel’ had gekeken. Nee, het was het best om zijn gevoelens voor Angelica voor zichzelf te houden.

Bovendien dacht Christian dat hij geen kans maakte bij Angelica. Ze was ver boven zijn niveau. Hij bleef dus afspreken met andere meisjes en probeerde wanhopig verliefd op hen te worden. Dat lukte niet. Hij mocht Sasha graag. Ze was mooi en slim en misschien een beetje angstaanjagend, maar hij vond het niet erg als een vrouw haar eigen mening had. Hij hield echter niet van haar en als Angelica LaFata ook maar een heel klein beetje interesse in hem zou tonen, zou hij Sasha onmiddellijk dumpen.

‘Goed,’ zei hij tegen Carlo terwijl hij op zijn arm klopte. ‘Dan ga ik nu. Ik neem een helikopter naar het vliegveld, dan ben ik eerder dan Angelica op Gatwick.’