HOOFDSTUK TWEE

Haar gouden Cartier Tank Française vertelde haar dat het nog maar halfzes was, maar Francesca was klaarwakker en het had geen zin om weer te gaan slapen. Het bedrijf nam haar gedachten in beslag en als ze nu opstond kon ze twee uur werken voordat de kinderen wakker werden. De kredietcrisis begon LaFata International eindelijk te raken. Een hotelcomplex in Dubai was half afgebouwd in de steek gelaten omdat de aannemers failliet waren gegaan, de waarde van de familiebeleggingen was gehalveerd door de dalende rentevoeten, de restaurantketen in Engeland liep slecht omdat de mensen de broekriem aanhaalden en thuis aten, en zelfs het formule I-team dat de familie sponsorde zat in de problemen omdat het de nieuwe superauto niet was gelukt om één enkele race te winnen. Niet dat de kredietcrisis daar de schuld van kon krijgen, dat was de schuld van de Duitse auto-ontwerper (die haar vader net had ontslagen).

Haar vader bleef tegen haar zeggen dat het goed zou komen en dat hij alles onder controle had. Hij schepte op dat hij de vorige recessie ook had overleefd en dat hij deze helemaal zou overleven. Jezus, hij zou er zonder kleerscheuren vanaf komen. Net als altijd. Wat zei hij ook alweer? ‘Hoe groter het risico, des te groter is de beloning, Frankie!’

Fatty was altijd een gokker geweest. Hoe had hij anders op zijn vijfenveertigste miljardair kunnen zijn? Hij zei altijd dat hij zoveel geld had dat niets hem nog kon raken. Francesca wist dat dat grote onzin was. Zij ging meer uit van het ‘hoge bomen vangen veel wind’ -principe, maar dat kon ze haar vader niet wijsmaken. Hij wilde niet luisteren. Het enige dat omvangrijker was dan Fatty’s middel, was zijn ego. Die man had nooit ongelijk. Je kon hem een schoppenboer voorhouden en dan beweerde hij net zo lang dat het een hartenkoning was tot je aan jezelf begon te twijfelen.

Dus bleef Fatty geld in nieuwe projecten stoppen en zwakke bedrijven, winkels, restaurants en hotels voor bodemprijzen opkopen. Hij gedroeg zich eerder als een failliete shopaholic die met haar creditcard schoenen blijft kopen dan als een scherpzinnige zakenman die miljarden op zijn rekening heeft staan. Het enige waarover Francesca en William het eens waren, was dat het net was alsof Fatty niet rationeel meer kon denken. Ze probeerden achter zijn rug om stiekem de broekriem aan te halen. Ze ontsloegen personeel, verplaatsten beleggingen en sloten een aantal kleinere restaurants en hotels in de hoop dat hij het niet zou merken. Tot nu toe waren ze ermee weggekomen, maar hun inspanningen waren nutteloos als Fatty bleef uitgeven. Het was alsof ze de Titanic met een theelepel probeerden leeg te hozen.

Francesca liet zich uit bed glijden en duwde de witte houten luiken van de kamerhoge ramen open. De wereld was gevangen in het romantische, nevelige licht tussen nacht en dag. Het was magisch. De zon begon op te komen, maar de lichtjes van Monte Carlo twinkelden nog onder haar. Ze liep het Julietbalkon op en ademde de koele voorjaarslucht in. De hemel was wolkeloos. Straks werd het warm en trotseerden de toeristen de stranden, tot groot plezier van de plaatselijke bevolking. Het is mei, geen augustus, zouden ze mompelen terwijl ze hun jassen om zich heen trokken. Op dit tijdstip was het echter opvallend koud. Francesca hoorde de deur achter zich opengaan en Audrey, het mooie, jonge dienstmeisje dat haar vader net had aangenomen (ze waren altijd mooi, maar deze kon in elk geval een lekkere cappuccino maken) kwam binnen met haar koffie. Ze bedankte het meisje, pakte de koffie dankbaar aan en warmde haar handen aan het verfijnde porselein terwijl ze huiverde op het balkon.

Het uitzicht vanaf de heuvel was fantastisch. Ze keek uit over de moderne appartementengebouwen, villa’s, hotels en winkels van Monaco. Het herenhuis van de LaFata’s, Le Grand Bleu, was een zeldzaam juweel in het prinsdom, een imposant en prachtig gerestaureerd tweehonderd jaar oud gebouw in Italiaanse stijl, op eigen grond, een stuk van de kustweg naar Italië. Het had twaalf enorme ramen met luiken die op zee uitkeken, een gedetailleerde fries die langs de daklijn liep en de meest verfijnde duiventil die je je kon voorstellen op het dak. Francesca had altijd gevonden dat het gebouw op een enorm poppenhuis leek. Het was bijna te mooi om echt te zijn.

Er waren gedurende de jaren steeds meer appartementengebouwen tussen Le Grand Bleu en de zee gebouwd, maar Francesca had nog altijd een ongestoord uitzicht over de Middellandse Zee. Het was alsof het huis gezegend was, of misschien had haar vader de projectontwikkelaars omgekocht om de gebouwen een paar meter naar links of naar rechts te verplaatsen, afhankelijk van waar het uitzicht belemmerd zou worden. Het was iets wat Fatty absoluut zou doen. Francesca glimlachte bij het idee.

Ze herinnerde zich nog dat haar vader het huis felblauw had laten schilderen toen ze in I988 naar Monaco waren verhuisd, blozend van het succes en de nieuwe rijkdom. Ze had het prachtig gevonden dat hun huis hoog boven op de heuvel torende en hun aankomst verkondigde. Kijk, leek het te schreeuwen, de LaFata’s zijn er!

‘We zijn brutaal, we hebben geld, en dat is het enige dat telt,’ zong haar vader bulderend met zijn Schots-Italiaanse accent terwijl hij in zijn Aston Martin plankgas over de kronkelende weg naar huis reed. Je kon Fatty niet over het hoofd zien, met zijn splinternieuwe Franse filmstervriendin, zijn opzichtige sportauto’s en zijn felblauwe huis op de heuvel.

Francesca was op dat moment veertien en werd heen en weer getrokken tussen twee werelden. Het was heel moeilijk voor haar geweest om haar leventje in Corstorphine achter zich te laten, in het huis dat ooit zo groot had geleken, maar dat er nu ontegenzeggelijk bescheiden uitzag vergeleken met het paleis in Monaco. Ze miste haar lichtroze slaapkamer met het bloemetjesbehang van Laura Ashley, haar pony’s Smudge en Fudge, en haar schoolvriendin Heather, maar ze miste haar moeder Maggie het meest.

‘Het is jouw keus,’ had Fatty tegen haar gezegd. ‘Je gaat met mij mee naar Monaco of je blijft hier, bij die bitch.’

Haar arme moeder was allesbehalve een bitch. Haar enige misdaad was geweest dat ze uiteindelijk van haar ziekelijk ontrouwe echtgenoot was gescheiden. Ook op haar veertiende had Francesca echter geweten dat ze geen keus had als het ging om iets wat Fatty wilde. Hij kneep zijn ogen halfdicht en voegde er kil aan toe: ‘Als je blijft, onterf ik je, hoor je me? Dan ben je net zo dood voor me als je moeder. Het is jouw keuze, Francesca, lieverd van me, het is jouw keuze.’

Fatty sprak met zoveel venijn over zijn ex-vrouw dat Francesca huiverde. Arme Maggie, ze had zich bevrijd van haar echtgenoot en was tegelijkertijd haar enige kind kwijtgeraakt. Nu ze zelf moeder was, begreep Francesca pas goed hoe moeilijk de beslissing was geweest. Niet dat Maggie veel keus had gehad. Fatty’s verhouding met het Franse kreng Sandrine de la Plage (of Zanderig Strand, zoals Francesca en haar moeder haar altijd noemden) had tenslotte in alle kranten gestaan en tegen de tijd dat Maggie de scheiding had aangevraagd, was Sandrine al zwanger. Hoe had Maggie bij Fatty kunnen blijven, terwijl iedereen wist dat hij een andere vrouw zwanger had gemaakt? Maggie was veel te trots om zo’n publieke vernedering te accepteren en om eerlijk te zijn was ze altijd ontzettend tolerant geweest ten opzichte van Fatty’s gedrag. En bovendien had die arme Maggie veel ernstigere problemen.

 

‘Moet ik gaan?’ had Francesca haar moeder huilend gevraagd. ‘Ik hou van papa, maar ik denk dat ik liever bij jou blijf.’

Maggie omhelsde haar dochter stevig. ‘Ik weet het, liefje,’ zei ze teder. ‘Maar dit is een geweldige kans voor je. Het is een spannend avontuur om daar op te groeien. Je gaat daarnaartoe en je straalt. En onthou dat je altijd in mijn gedachten bent en dat ik er altijd voor je zal zijn, wat er ook gebeurt. Begrepen?’

Francesca knikte dapper, maar eerlijk gezegd verwarde het haar een beetje dat haar moeder haar zo gemakkelijk liet gaan.

‘En alsjeblieft, Frankie,’ voegde Maggie er ernstig aan toe. ‘Zorg ervoor dat hij je geen pijn doet.’

‘Papa zou me nooit pijn doen,’ zei Francesca. Het irriteerde haar plotseling dat ze de ene ouder voortdurend bij de andere moest verdedigen. ‘Hij houdt net zoveel van me als jij. Hij zou me nooit pijn doen. Hij heeft me zelfs nog nooit geslagen. Dat jij niet meer van hem houdt, wil niet zeggen dat je me tegen hem op kunt zetten, mama.’

‘Dat weet ik, liefje,’ zei Maggie met: een diepe zucht. ‘Ik wil je niet tegen je vader opzetten. Je hoeft het niet te geloven, maar ik hou nog steeds van hem. Op een bepaalde manier zal ik dat altijd doen. Hij is alleen een moeilijke man, Frankie. Hij is egoïstisch, zelfingenomen en verdomd koppig. Zijn ambitie en energie kunnen soms angstaanjagend zijn. Hij laat nooit toe dat iemand hem van zijn dromen afhoudt. Ook jij niet.’

‘Maar papa houdt meer van me dan van wat ook ter wereld,’ verkondigde Francesca trots. ‘Dat zegt hij altijd tegen me, hardop en in het openbaar, zodat iedereen het kan horen.’

‘Ja,’ antwoordde Maggie kalm. ‘Dat is waar. Je vader houdt meer van je dan van wat ook ter wereld, behalve zichzélf! Dat moet je in gedachten houden, Frankie. Als er brand uitbreekt, redt Giancarlo LaFata zichzelf en laat hij de anderen in het brandende huis achter. Als je dat onthoudt, komt het goed.’

Ze gaf een kus op het lange, bruine haar van haar dochter en fluisterde zo zachtjes ‘ik hou van je’ dat Francesca het nauwelijks hoorde. Haar moeder was nooit goed geweest in uitgebreide liefdesverklaringen – ze was net zo sterk en trots als haar vader, maar daar eindigde de overeenkomst. Fatty was gepassioneerd, luidruchtig, temperamentvol en emotioneel, terwijl Maggie stil, gereserveerd en teruggetrokken was. Haar liefde voor Francesca sudderde stil achter haar staalgrijsblauwe ogen, terwijl Fatty zijn liefde van de daken schreeuwde. Fatty toonde zijn liefde voor Francesca met pony’s en bedelarmbanden van Tiffany, terwijl Maggie die van haar toonde met pleisters op geschaafde knieën, perfect gestreken schooluniformen en af en toe een zelfgebakken brownie in haar lunchtrommel. Francesca had het gevoel dat ze heen en weer werd getrokken tussen haar vader en haar moeder. Tussen Schotland en Monaco. Tussen haar oude leventje met het kleinburgerlijke comfort en haar nieuwe leven vol luxe en glamour aan de Rivièra. Natuurlijk was ze met Fatty meegegaan. Dat deed iedereen altijd.

Het was Francesca al snel duidelijk geworden waarom haar moeder haar zo gemakkelijk aan haar vader had meegegeven. Ze was onbaatzuchtig. Toen Maggie op de luchthaven afscheid nam van haar dochter, wist ze ongetwijfeld dat ze haar enige kind nooit meer zou zien, maar ze bleef sterk. Francesca’s laatste herinnering aan haar moeder was haar warme en bemoedigende glimlach terwijl ze haar uitzwaaide toen ze met het vliegtuig naar Nice vertrok. Achteraf gezien was ze erg mager en bleek geweest. God, hoelang wist Maggie al dat ze kanker had? Francesca zou het nooit te weten komen. Ze wist alleen dat haar moeder binnen drie maanden na haar aankomst in Monaco was overleden. Voordat ze het telefoontje van het Edinburgh Royal Infirmary kreeg, waarin haar werd meegedeeld dat haar moeder was gestorven, had Francesca niets over haar moeders ziekte geweten. Fatty had er duidelijk ook geen idee van gehad. Hij liet zich als een enorme lappenpop op de grond vallen en huilde om het nieuws. ‘Maggie, o, Maggie, nee. Nee. Nee…’ snikte hij. Daarna praatte hij nooit meer over haar. Hij had de herinnering aan zijn ex-vrouw opgeborgen in een kluis met de naam ‘het verleden’ en was doorgegaan.

De maanden daarna waren een waas van tranen en pijn, maar langzamerhand had Francesca de warme mediterrane zon binnengelaten. Nu Maggie er niet meer was, had ze niets meer in Edinburgh, dus werd het grote blauwe huis op de heuvel haar thuis. Nu kon ze zich niet meer voorstellen dat ze ergens anders zou wonen. Haar jongere halfbroertje en -zusje waren verhuisd naar luxe appartementen aan de kust op het moment dat de inkt op hun felicitatiekaarten voor hun achttiende verjaardag droog was, maar Francesca niet. Toen ze acht jaar geleden met William trouwde, wilde hij een huis voor hen tweeën kopen, maar Francesca had hem duidelijk gemaakt dat ze niet van plan was uit haar vaders huis te vertrekken. Net zoals ze hem duidelijk had gemaakt dat ze haar vaders naam niet zou opgeven. Ze was Francesca LaFata gebleven. Francesca LaFata van Le Grand Bleu. Haar naam, haar thuis.

Gedurende de jaren was de verf tot hemelsblauw verbleekt en Francesca vond het prachtig zo. Als haar vader dreigde het huis opnieuw te laten schilderen, zoals hij elk voorjaar deed, smeekte ze hem dat niet te doen. Le Grand Bleu begon steeds meer met het landschap te versmelten en Francesca vond het heerlijk om te denken dat zij hetzelfde deed. Ze was in Monaco aangekomen als een brutale, naïeve, onbeholpen tiener, en had zich geleidelijk aangepast aan haar nieuwe omgeving, tot ze net zo’n deel van de Monegaskische society was als de Grimaldi’s. Ze was trots op de vrouw die ze was geworden. Ze was een slimme zakenvrouw, een trotse moeder, een uitstekende gastvrouw, een trouwe dochter, een goede echtgenote. Hoewel, misschien was ze niet zo’n goede echtgenote, maar iedereen mocht één fout maken.

Francesca huiverde. Telkens als ze aan de toestand met William dacht, voelde ze haar borstkas verstrakken. Misschien moest ze het met haar vader bespreken? Had haar vader gemerkt dat ze apart sliepen? Zou hij een verstandig advies voor haar hebben? God, op dit soort momenten miste Francesca haar moeder het meest. Nee, dit kon ze niet met Fatty bespreken. Hij had genoeg aan zijn hoofd met het bedrijf, het was niet goed als hij zich zorgen maakte over Francesca’s huwelijk. Trouwens, hij zou haar vertellen dat ze bij William weg moest gaan. Hij was nooit een grote fan van hem geweest. Fatty was een omgekeerde snob. Hij had vroeger niets gehad en hij geloofde er heilig in dat kinderen die in rijke gezinnen werden geboren luie, arrogante vlegels waren, die door het leven laveerden door ‘op de juiste manier’ te praten en op school de juiste contacten te leggen. Het klopte dat William in een bevoorrecht gezin in het belommerde Surrey was geboren. Hij had op Eton gezeten en had economie aan Cambridge gestudeerd. Hij kwam uit een rijke familie, maar William was briljant in alles wat met financiën te maken had. Toen hij nog maar drieëndertig was, de tijd waarin Francesca hem had ontmoet, had hij al een uitstekende reputatie opgebouwd als bankdirecteur.

Ze waren twee jaar met elkaar uitgegaan voordat William zijn baan had opgezegd en had aangeboden om voor Fatty te komen werken. Francesca was zo onder de indruk van zijn betrokkenheid bij haar familie dat ze het gevoel had gehad dat ze alleen maar ja kon zeggen toen hij haar vroeg of ze met hem wilde trouwen. Ze was echter bang geweest dat ze een vergissing maakte terwijl ze zich voorbereidde op haar bruiloft. William was slim en aardig, maar was aardig voldoende om een lang en gelukkig leven te leiden? Diep vanbinnen, zelfs op haar trouwdag, wist Francesca dat ze hartstocht opofferde voor stabiliteit, maar ze besloot dat het een redelijke prijs was om te betalen. William zou haar niet in de steek laten en zou haar hart niet breken. Hoe zou hij dat kunnen, als hij haar hart nooit had bezeten? Bovendien was William enorm loyaal ten opzichte van haar vader geweest door de financiële afdeling van LaFata International onder zijn hoede te nemen. Hij verdiende een beloning. Fatty had hem er nooit voor bedankt, en hij bleef er koppig mee doorgaan zijn schoonzoon, het financiële wonder, zijn accountant te noemen. Nee, haar vader zou absoluut tegen haar zeggen dat ze bij hem weg moest gaan.

Zelf was Fatty inmiddels voor de vierde keer getrouwd. Voor een katholiek had hij maar heel weinig respect voor de heiligheid van het huwelijk. Hij leek ervan uit te gaan dat één vrouw per decennium een heel goed gemiddelde was. Toch lag dat niet alleen aan Fatty. Van mannen zoals Fatty werd verwacht dat ze verhoudingen hadden en hun vrouwen om de paar jaar inruilden voor een jonger, glamoureuzer exemplaar. Het hoorde gewoon bij hun reputatie. Haar broer Carlo wisselde vaker van vrouw dan hij zijn Calvin Klein-ondergoed wisselde. Francesca moest de Engelse roddelbladen lezen om bij te houden met welke huwbare blonde actrice/popster/it-girl of model haar broer het bed deelde. Zij had zich daarentegen altijd gepresenteerd als de serieuze, betrouwbare, fatsoenlijke LaFata. Ze was trots op haar reputatie. Goed, misschien vond ze het niet prettig als Angelica haar saai noemde, maar voor Angel was iedereen die geen heroïne verkocht saai.

Francesca kon niet plotseling haar echtgenoot verlaten. Vrouwen zoals zij deden zoiets gewoon niet. Ze zou blijven, in elk geval tot haar jongste zoon Benito achttien werd. Daarna zou ze de situatie heroverwegen. Ze moest dus nog dertien jaar wachten, en tot die tijd kon ze maar beter het beste van de situatie maken. William en zij waren de laatste tijd min of meer vreemden van elkaar geworden. Ze knikten beleefd naar elkaar aan de ontbijttafel, kusten elkaar in het openbaar in de lucht en hielden de schijn op voor het geval iemand in de gaten had dat hun huwelijk meer barsten vertoonde dan een gevallen vaas. Francesca kon de situatie niet nog meer uit de hand laten lopen. Ze was er heel tevreden mee dat ze hun seksleven kon laten voor wat het was, daar kon ze heel goed buiten, maar hun vriendschap? Ooit was er een uitstekende vriendschap tussen hen geweest en die moest ze op de een of andere manier terug zien te krijgen. Misschien moest ze hem deze week voor een lunch uitnodigen. Het was geen groots romantisch gebaar, maar het was een begin.

Vriendschap was genoeg om haar erdoorheen te helpen. Tenslotte kon niemand alles hebben, en Francesca wist dat ze veel in haar leven had om dankbaar voor te zijn: haar zoons, haar familie, haar rijkdom, haar status, haar carrière, haar gezondheid. Ze had op veel manieren een gezegend leven geleid. Haar moeder had er altijd voor gezorgd dat ze dat besefte.

‘Gedraag je niet verwend, Frankie,’ had ze telkens opnieuw gewaarschuwd toen het familiefortuin groeide en ze van de gemeenteflat in Leith naar de nieuwe twee-onder-een-kapwoning in Joppa, en daarna naar de indrukwekkende Victoriaanse villa in Corstorphine verhuisden. Ze zei het opnieuw toen Francesca op elfjarige leeftijd naar de Mary Erskineschool ging. ‘Dat je nu op een particuliere meisjesschool zit, wil niet zeggen dat je beter bent dan je vriendinnen,’ zei haar moeder. ‘Vergeet nooit je afkomst, liefje. We zijn niet beter dan anderen, we hebben gewoon meer geluk gehad.’

‘Geluk?!’ bulderde Fatty, die het gesprek had opgevangen. ‘Geluk?! Praat geen onzin, mens. Het heeft niets met geluk te maken. Ik heb dit gedaan,’ verkondigde hij trots terwijl hij met zijn armen naar de luxueuze woonkamer gebaarde. ‘Mio dio! Toen ik een jongen op Sicilië was, waren we zo arm dat ik…’

‘… op blote voeten naar school moest lopen,’ viel Francesca hem giechelend in de rede. Ze had het verhaal al duizend keer gehoord.

‘Je lacht me uit, jongedame,’ ging Fatty verder. ‘Maar ik ging van school toen ik twaalf was. Twaalf! Hoor je? Maar zes maanden ouder dan jij nu bent. Ik was de beste van de klas, maar ik moest werken voor mijn familie, ik moest poen verdienen. Mijn vader was een waardeloze sukkel. Ik moest mijn moeder helpen, anders waren mijn broers en zussen doodgegaan van de honger.’

Francesca en Maggie deelden een ‘daar gaat hij weer’ -blik en luisterden geduldig terwijl Fatty verderging met zijn monoloog.

‘Toen ik net vijftien was, vijftien, hoor je, stierf mijn vader en was ik het hoofd van de familie. Maar ik was dapper. Een gokker. Ik greep mijn kans. Ik ging van Sicilië weg zonder een cent op zak en kwam naar Schotland. Ik sprak geen woord Engels. Ik bakte pizza’s voor oom Enzo in zijn restaurant in Glasgow. Herinner je je oom Enzo? Hij stierf toen jij drie was. Hij betaalde me niets, maar hij liet me een jaar lang op zijn bank slapen en ik at de restjes uit het restaurant. Ik wilde echter meer en haalde hem over om mij zijn nieuwe restaurant in Edinburgh te laten leiden. Hij stemde toe omdat ik familie was en hij wist dat hij me kon vertrouwen, maar ook omdat ik goedkoop was en in het smerige hok achter de keuken wilde slapen. Daar heb ik je moeder ontmoet. In het restaurant, niet in het smerige hok achter de keuken, hoewel ze daar later heel wat keren is geweest, hèhèhè. Maar goed, ze was een studente, en ze kwam binnen met haar arrogante studievriendinnen. Ze dachten allemaal dat ze te goed waren voor Fatty, maar ik heb hun al snel het tegendeel bewezen, nietwaar, Maggie? Ik heb die bekakte meiden geleerd dat Fatty een liefdesgod is. Hèhèhè. Nietwaar, Maggie?’

Het was geen vraag en Fatty verwachtte geen antwoord, maar zelfs op die leeftijd had Francesca de blik van liefde vermengd met pijn in haar moeders ogen gezien. Ze had hen vaak horen ruziën over andere vrouwen. En ook op elfjarige leeftijd had Francesca begrepen dat haar vader minnaressen had. Ze had hem soms met hen in zijn restaurants gezien; serveersters die te dichtbij stonden, klanten die te vaak kwamen, en zelfs een van de vriendinnen van haar moeder die langskwam als Maggie er niet was. Francesca was altijd een slim meisje geweest, ze was niet gemakkelijk om de tuin te leiden.

‘Tegen de tijd dat Enzo zijn derde hartaanval kreeg, had ik het restaurant in een goudmijntje veranderd. Ik heb de oude man rijk gemaakt en toen hij stierf liet hij het restaurant aan mij na. Ik heb de naam LaFata’s in Fatty’s veranderd, heb de inrichting wat vrolijker gemaakt, wat meer moderno en opla! Plotseling was het het mooiste restaurant van de stad. Zijn zoon, mijn neef, Enzo junior, heeft het me nooit vergeven. Tot de dag van vandaag spreekt die man mijn naam niet uit. Hij haat het dat ik zo’n succes heb gemaakt van Fatty’s. Jaloezie is een afschuwelijke emotie, vind je niet, Maggie?’

Hij gluurde met een grijns op zijn gezicht naar zijn vrouw en ging verder. ‘Tegen de tijd dat jij vijf jaar was, liefje, was ik rijk. Ik heb een huis voor ons gekocht en nog een restaurant. En daarna heb ik nog drie restaurants gekocht en een half hotel, samen met mijn neef Tony. Daarna heb ik dit prachtige huis voor ons gekocht, nog een hotel, en deze zomer open ik restaurants in Birmingham, Newcastle, Manchester en Londen. Binnenkort zijn er Fatty’s in elke hoofdstraat in het land. En nu gaat mijn bambino naar de Mary Erskineschool voor meisjes en ben ik een heel trotse, trotse vader, omdat mia figlia nooit met blote voeten naar school zal hoeven lopen!’

Daarna had haar vader haar meegenomen in zijn glanzende groene Bentley met het nummerbord FattyI, waar Francesca zich altijd een beetje voor schaamde. Ze gaf de voorkeur aan de betrekkelijke anonimiteit van haar moeders BMW, maar haar vader was altijd gek geweest op zijn opzichtige speeltjes en wie kon hem dat kwalijk nemen? Zoals hij zo vaak vertelde was hij een immigrantenjongen op blote voeten zonder een cent op zak geweest, wie zou hem de rijkdom misgunnen die zijn harde werken hem had opgeleverd?

Francesca staarde langs de heuvel naar beneden, over de daken van de appartementengebouwen, de winkels, het casino, het Hotel de Paris, naar de haven Port Hercule in het oosten. Ze was zo vertrouwd met de jachten dat ze die van haar vrienden en familieleden zelfs vanaf hier kon zien. Daar lag Carlo’s splinternieuwe, 36 meter lange jongensspeeltje. Het was prachtig gestroomlijnd, zwart en dreigend, en Francesca vond dat het eruitzag alsof het jacht het eigendom van een schurk uit een Bond-film was. Op de achtersteven stond Puiling Power, maar Carlo noemde het jacht altijd de meidenmagneet’. Angelica’s jacht was veel mooier, hemel, alles aan Angelica was mooi! Het was een bescheiden withouten jacht van 25 meter lang. Fatty had het voor haar eenentwintigste verjaardag gekocht en had het Daddy’s Money genoemd, waarom hij moest lachen en Angelica blozen. William en Francesca hadden een robuust jacht van 45 meter, dat The Conqueror heette (als in William the Conqueror, waardoor Francesca altijd in elkaar kromp), maar zelfs dat was een kleintje vergeleken met Fatty’s bakbeest, de 75 meter lange Vigorosa III.

‘Had je haar niet Lady Jade kunnen noemen?’ had Fatty’s nieuwste vrouw gezeurd toen hij de familie had meegenomen om zijn nieuwe speeltje te bewonderen.

Fatty had vriendelijk gelachen en had op de parmantige kont van zijn jonge vrouw geslagen. ‘Doe niet zo raar, lieverd, misschien verkoop ik jou wel aan een Arabische prins, maar deze schoonheid hou ik voor eeuwig!’

Francesca kneep haar ogen halfdicht en fronste haar voorhoofd. Het vroege ochtendlicht was nog steeds niet voldoende, maar ze zag dat er iets niet in orde was. De Vigorosa III lag niet netjes afgemeerd tussen de Puiling Power en The Conqueror, zoals gewoonlijk. Vanaf de top van de heuvel leek het alsof de Vigorosa III koers zette naar de havenmond. Waarom vertrok haar vader op dit tijdstip van de dag met zijn jacht? Hij lag toch in zijn kamer te slapen? Het gebeurde zelden dat de vijftienkoppige bemanning met de boot vertrok zonder dat hij aan boord was. Niet zonder een goede reden. Soms haalden ze vrienden of zakenrelaties op uit Cannes, Antibes of St. Tropez, maar nooit zonder waarschuwing en Francesca zou het geweten hebben als hij een bezoek had gepland. Ze kende elke afspraak in haar vaders agenda. Trouwens, het was zaterdag, en haar vader werkte nooit op zaterdag. Francesca kauwde zenuwachtig op een gebroken nagel. Er was iets niet in de haak. Stel dat het jacht was gestolen door piraten? Je las dat dat in het holst van de nacht in het Caribische gebied gebeurde, maar niet hier, in Monaco. Misschien had Carlo de boot losgemaakt, bij wijze van dronken stunt? Nee, zelfs Carlo zou niet zo’n stomme streek uithalen. Bovendien zou de bemanning hem tegengehouden hebben. Francesca masseerde haar slapen. Dit was helemaal verkeerd.

Ze liep naar binnen en ijsbeerde een tijdje in haar slaapkamer, waarna ze het balkon weer op liep om te controleren of ze niet hallucineerde. Nee, de Vigorosa was absoluut niet aangemeerd. Verdorie! Ze zou er iets aan moeten doen. Ze rende de wenteltrap af naar de eerste verdieping, waar haar vaders slaapkamer lag, en klopte hard op de deur. Stilte. Ze klopte harder. Niets.

‘Pap?!’ riep ze. ‘Pap, ben je daar?’

Francesca zou normaal gesproken nooit haar vaders slaapkamer binnengaan, vooral niet nu Jade bij hem was komen wonen, maar het was zo vreemd om de Vigorosa in de haven te zien drijven dat ze wist dat ze íéts moest doen.

Ze deed de deur voorzichtig open en gluurde naar binnen. Haar vader had de grootste slaapkamer van het huis; het had muren met donkere houten panelen, een grote, gedecoreerde marmeren open haard, twee grote ramen voorzien van balkons en een enorm eiken, antiek, met houtsnijwerk versierd hemelbed dat was omringd door duifgrijze, fluwelen gordijnen. In het midden van het enorme bed lag een tenger blond meisje. Ze lag diep in slaap boven op de spierwitte lakens, in een blauwzijden negligé. Haar lichtblonde krullen golfden rond haar prachtige gezicht en haar volle lippen pruilden terwijl ze in haar slaap mompelde en haar rechterduim weifelend bij haar mond hield, alsof ze erop wilde zuigen. Ze had het gezicht van een engel en het lichaam van een Playboy-bunny. Het negligé was omhoog gekropen en onthulde haar gewelfde, gespierde, bruine benen, en haar linkerborst was ontsnapt. Dit was Francesca’s laatste ‘stiefmoeder’, de zesentwintigjarige Jade LaFata. Een stiefmoeder die negen jaar jonger was dan zij. Hoe belachelijk was dat?!

‘Jade,’ fluisterde Francesca bij de deur. ‘Jade, word eens wakker.’

Jade mompelde iets luider, strekte haar bruine benen, draaide zich op haar buik en sliep verder.

Francesca liep op haar tenen de kamer in en bleef bij het bed staan. ‘Jade,’ zei ze iets harder. ‘Wakker worden.’

Jade bewoog niet. Francesca boog zich naar voren en duwde zachtjes tegen de schouder van het meisje. Jade bewoog, mompelde iets wat onbeleefd klonk en bleef daarna weer stil liggen.

‘Jade!’ Francesca schreeuwde deze keer, ongeveer tien centimeter van haar stiefmoeders gezicht. ‘Wakker worden!’

‘Hmm?’ Jade draaide zich langzaam op haar rug en deed haar enorme blauwe ogen open. Ze staarde even met een verwilderde blik in haar ogen naar Francesca alsof ze haar nog nooit had gezien en wreef in haar ogen. ‘Frankie?’ zei ze. ‘Wat…? Het is midden in de nacht. Wat is er aan de hand?’

‘Het is bijna zes uur,’ zei Francesca.

‘Precies,’ zei Jade. ‘Midden in de nacht dus.’

‘Jade,’ zei Francesca geduldig, terwijl ze zich ervan bewust was dat dit geen moment was om een discussie te beginnen over wanneer de nacht precies eindigde en de dag begon. ‘Waar is mijn vader?’

Jade keek naar de lege helft van het bed en tuurde daarna door de rest van de kamer. Ze leek in de war. Aan de andere kant leek Jade vaak in de war. Ze was een lief meisje, en ongetwijfeld mooi, maar ze zou nooit worden uitgenodigd om lid te worden van Mensa, dat was zeker.

‘Eh…’ Jade ging rechtop zitten en trok haar negligé recht. ‘Eh…’ Ze liet haar blik opnieuw door de kamer glijden. ‘Ik weet niet waar Fatty is.’

‘Is hij gisteravond thuisgekomen?’ vroeg Francesca geduldig. Praten met Jade was een beetje alsof je met een driejarige praatte.

Jade dacht met een gefronst voorhoofd na. Ze probeerde zich duidelijk de gebeurtenissen van de vorige avond te herinneren. ‘Nee,’ zei ze met een pruilmondje. ‘Hij belde me rond elf uur om te zeggen dat het iaat zou worden, dat hij een oude vriend was tegengekomen en dat ik maar vast naar bed moest gaan.’

Dat was niet ongewoon. Fatty leidde een heel onafhankelijk leven. Hoewel hij Jade op het moment dat ze zich verloofden had verboden om nog met haar vriendinnen uit te gaan, bleef hij bijna elke avond gokken, drinken en feesten met zijn oude gabbers. Jade leek de meeste avonden door te brengen met in haar eentje televisiekijken. Francesca had bijna medelijden met haar. Bijna.

‘Hij zei dat hij me vanochtend zou zien,’ herinnerde Jade zich. ‘Maar hij is er niet.’

‘Nee,’ beaamde Francesca. ‘Hij is er niet. Luister, ga maar weer slapen, Jade. Ik bel hem. Hij is waarschijnlijk bezig met een pokerwedstrijd die de hele nacht duurt.’

‘Waarom?’ vroeg Jade met opengesperde ogen. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Niets waar jij je zorgen over hoeft te maken,’ zei Francesca zachtjes. ‘Er is alleen een klein probleem met mijn vaders jacht, dat is alles. Ga maar slapen. Ik zie je later.’

‘O, oké, Frankie,’ zei Jade gehoorzaam. ‘Trusten.’

‘Het is verdomme ochtend,’ mompelde Francesca tegen zichzelf terwijl ze de slaapkamerdeur achter zich dichttrok.

Ze pakte de dichtstbijzijnde telefoon, die op de tafel op de overloop stond, en toetste de I in, de rechtstreekse verbinding met Fatty’s mobiel. Hij deed het niet. ‘Dit nummer is tijdelijk buiten bereik,’ klonk een robotachtige stem. ‘Probeer het alstublieft later nog een keer.’

Wat? Fatty’s telefoon stond nooit uit. Francesca probeerde het onmiddellijk nog een keer. En daarna probeerde ze het opnieuw, en opnieuw en opnieuw… Telkens met hetzelfde resultaat.

Francesca haalde diep adem. Er moest een logische verklaring voor dit alles zijn. Ze toetste de 6 in, de rechtstreekse lijn naar de satelliettelefoon van haar vaders jacht. Hij ging over en over en over, maar niemand nam op.

‘Wat is er verdomme aan de hand?’ mompelde ze terwijl ze het volgende nummer intoetste. James, een blonde Canadese vrijgezel met rode wangen van eind veertig, die al tien jaar voor Fatty werkte als kapitein van de Vigorosa, zou beslist weten wat er aan de hand was. Als iemand het wist, dan was hij het.

‘James!’ zei Francesca toen hij eindelijk met een slaperige stem opnam. Het was duidelijk dat ze hem had gewekt, maar dit was een noodgeval. ‘Eindelijk! Met Francesca. Sorry als dit mijn zaak niet is, maar wat is er met de Vigorosa aan de hand? Waar breng je het naartoe?’

Er viel een lange stilte voordat James antwoord gaf. ‘Francesca, ik ben aan land met de rest van de crew. Je vader heeft ons vrijaf gegeven. Hij kwam gisteravond aan boord en heeft ons zowat van het jacht gegooid.’

‘Wat? Ik begrijp het niet…’

‘Wij ook niet,’ zei James enigszins verontwaardigd. ‘Hij zei dat hij rust wilde. Ik dacht dat hij misschien ruzie met Jade had of zo. Het is niet mijn taak om daarnaar te vragen. Hij is de baas. Eh, waarom? Is er een probleem?’

‘James, ga alsjeblieft onmiddellijk naar de haven. Mijn vader heeft de Vigorosa in zijn eentje meegenomen of het is losgeraakt.’

‘Jezus,’ zei James. ‘Fatty neemt het jacht nooit alleen mee. Waar is hij mee bezig?’

‘Ik weet het niet,’ antwoordde Francesca terwijl ze de paniek in haar borstkas voelde opkomen. ‘Alsjeblieft, James, probeer erachter te komen wat er aan de hand is. Ik zie je over een kwartier in de haven.’

Ze rende met twee treden tegelijk naar boven en stormde zonder te kloppen Williams kamer in. William zat in zijn geruite pyjama achter zijn bureau met zijn bril op het puntje van zijn neus. Hij klapte zijn computer met een lichte blos op zijn wangen haastig dicht. Francesca vroeg zich heel even af of hij iets voor haar te verbergen had. Keek hij misschien naar porno? Ze verdrong de gedachte snel.

‘Wij hebben toch de afspraak dat we tegenwoordig kloppen?’ vroeg hij. Hij klonk bijna boos, maar dit was geen moment om zich daar druk over te maken.

‘Nee,’ zei Francesca ademloos. ‘Niet als mijn vaders telefoon uitstaat, de

Vigorosa niet op zijn ligplaats ligt en James aan wal is met de rest van de bemanning.’

‘O,’ zei William terwijl de kleur uit zijn gezicht wegtrok. Hij liep naar het raam en opende de luiken. ‘O,’ zei hij opnieuw terwijl hij naar de haven keek, waar het jacht nog steeds naar de havenmond dreef. ‘Dat lijkt me geen goede zaak.’

Hij pakte zijn mobiel van het bureau en belde Fatty.

Francesca rolde met haar ogen. ‘Denk je dat ik dat nog niet heb geprobeerd?’ vroeg ze ongeduldig.

‘Het kan geen kwaad om het nog een keer te proberen, nietwaar?’ antwoordde hij uit de hoogte.

Ze keek toe terwijl William zijn hoofd schudde. ‘Niets,’ zei hij. ‘Hij zet zijn mobiel nooit uit.’

‘Ik weet het,’ zei Francesca. ‘Ik dacht hetzelfde. Daarom is dit allemaal zo verontrustend. En aan boord neemt niemand de telefoon op.’

‘Moeten we de politie bellen?’ vroeg William, die de redial-toets bleef indrukken. ‘Denk je dat het jacht gestolen is? Dat ding is meer dan honderd miljoen euro waard en we hebben er absoluut geen idee van wie het bestuurt.’

Echt iets voor William om op een moment als dit aan geld te denken, dacht Francesca, maar ze zei niets. Dit was niet het moment om een pietluttige discussie te beginnen. ‘Ik heb eraan gedacht, maar nee, laten we de politie er nog niet bij betrekken. Misschien is er een heel aannemelijke verklaring voor,’ zei ze in plaats daarvan, meer in een poging zichzelf te overtuigen dan William. ‘Laten we er gewoon naartoe gaan. Ik heb James gezegd dat ik hem in de haven zie. Ik trek wat aan en dan zie ik je over vijf minuten buiten.’

William knikte ernstig, maar leek niet in paniek. Als Francesca één positief ding moest noemen over William, dan was het dat hij ongelofelijk kalm bleef tijdens een crisis. Tegen de tijd dat ze een witte spijkerbroek en een blauwe kasjmieren trui had aangetrokken en naar beneden was gerend, zat hij op de passagiersstoel van haar witte Range Rover Sport. Hij gaf er de voorkeur aan gereden te worden. Hij was een zenuwachtige chauffeur en daarnaast was zijn gezichtsvermogen niet goed. William vond het prettiger als Francesca reed.