HOOFDSTUK NEGENTIEN

Francesca kon niet slapen. Ze zag groteske beelden voor haar geestesoog: haar vaders opgezwollen lichaam dat heen en weer werd gesmeten door de golven, Dubrovski’s meedogenloze grijns, de glans van zijn gouden tand en zijn pistool, Angelica’s mooie gezicht, strak en high, waar het leven was uitgezogen. Angel was weer op stap geweest. Ze had geweigerd te zeggen waar ze naartoe ging en met wie. Ze had het afschuwelijke gevoel dat haar zusje weer ontspoorde en voor het eerst voelde Francesca zich niet sterk genoeg om haar te redden. Haar hart bonkte in haar oren. Ze was klaarwakker en kon zich niet voorstellen dat ze in slaap zou vallen. Hoe was ze in vredesnaam in deze nachtmerrie beland? Zo verloren en bang en alleen?

Francesca was altijd de verantwoordelijke geweest. Ze had haar hele volwassen leven voor de anderen gezorgd, alles geregeld, hun problemen opgelost en hun troep achter hen opgeruimd. Maar wie zorgde er voor Francesca? Hete tranen stroomden over haar wangen.

Ze had niemand over Dubrovski verteld, zelfs William niet. Nog niet. Ze wist dat ze het morgen met hem moest bespreken, zonder Williams hulp zou ze het geld beslist niet bij elkaar krijgen, maar op dit moment wilde ze die hele angstaanjagende gebeurtenis gewoon verdringen. Ze deed haar ogen dicht en probeerde in slaap te vallen, maar de beelden bleven haar achtervolgen. Francesca had het gevoel dat ze krankzinnig aan het worden was. Ze voelde zich zwak en verloren, en er was niemand tot wie ze zich kon wenden.

‘Ik kan niet meer,’ zei ze hardop tegen zichzelf. ‘Ik kan het niet meer aan.’

Daarna rolde ze zich op tot een bal en huilde zo hartverscheurend dat haar schouders schudden en haar hart brak. Ze had zich nog nooit zo verdrietig en alleen en bang gevoeld. Het enige dat ze wilde was dat iemand zijn armen om haar heen sloeg en alles voor haar zou regelen. Ze wilde voor één keer degene zijn voor wie werd gezorgd. Ze wilde zich beschermd, gekoesterd, waardevol en geliefd voelen. Ze wilde niet meer verantwoordelijk zijn…

 

Angelica voelde zich fantastisch, duizelingwekkend, wonderlijk en krankzinnig vrij. Ze stond in het donker op de voorsteven van haar jacht, dat met een snelheid van zestig knopen door de Middellandse Zee voer, en deed net of ze Kate Winslet in Titanic was. Haar felroze chiffon jurk wapperde om haar heen en de wind waaide haar haar uit haar gezicht. Ze voelde zich levend en vrij.

‘Sneller, sneller!’ riep ze tegen de kapitein, die Pat heette en die ze graag Pat Piraat noemde omdat zij daarom moest lachen en het hem ergerde. ‘Laten we naar Monaco gaan! Laten we feesten!’

‘Voorzichtig, Angelica,’ zei haar vriendin Milly. ‘Je bent high, liefje, je zou kunnen vallen!’

Eigenlijk was Milly geen echte vriendin. Je kon een meisje dat je twee uur geleden had ontmoet geen vriendin noemen, maar ze was grappig. Alle drie de stapelgekke Australiërs die ze in de bar had ontmoet, waren grappig. Ze waren toeristen die naar Monaco waren gekomen om een glimp op te vangen van de manier waarop de andere helft leefde, zoals ze hadden gezegd.

‘Ik zal jullie laten zien hoe de andere helft écht leeft,’ had Angelica aangeboden. Ze had zin in een feest voor iedereen die daarvoor in de stemming was. ‘Ga mee, laten we met mijn jacht gaan varen. Zijn jullie ooit op een jacht geweest?’

Ze hadden vragend gekeken en dingen tegen elkaar gemompeld zoals ‘meent ze dat?’, maar daarna hadden de Aussies – een jongen en twee meisjes – besloten dat het hen niet kon schelen en ze gingen mee naar de kade. Pat was niet bepaald onder de indruk geweest van het spontane feest, maar jammer dan, het was haar jacht en hij werd betaald om te doen wat ze wilde dat hij deed. Net als de rest van de bemanning.

‘Daddy’s Money.’ Connor, de Australische jongen, had de naam van het jacht hardop voorgelezen. ‘Is je vader zo rijk?’

‘Walgelijk, wanstaltig, obsceen rijk,’ had Angelica gegiecheld. ‘Eigenlijk wordt hij op dit moment vermist, maar ik weet zeker dat hij binnenkort weer op komt dagen.’

‘Hij wordt wat?’ had Trina, het kleine meisje met het rode haar en de wijd opengesperde ogen verward gevraagd. ‘Wordt je vader vermist? Hoe?’

‘O, dat is niet belangrijk.’ Angelica haalde haar schouders op. ‘Hij neemt ons gewoon in de maling. Ik bedoel dat de politie denkt dat hij dood is, maar ik weet dat dat niet zo is… Kom, ga aan boord. Laten we een tocht met Daddy’s Money maken!’

‘We willen champagne, veel champagne, roze champagne!’ had Angel tegen de serveerster gezegd, wier naam ze was vergeten omdat ze nieuw was. De laatste was beledigd vertrokken. Stomme koe!

Haar nieuwe vrienden hadden in het begin een beetje angstig gekeken, alsof ze haar niet helemaal vertrouwden, maar nu hadden ze het prima naar hun zin. Ze waren aan hun derde fles champagne bezig en hun grappige kleine Australische gezichten waren helemaal gelukkig en opgewonden en vol ontzag.

‘Wil er iemand een lijntje?’ riep Angelica terwijl ze van de bank voor in het jacht sprong.

‘Eh, ik weet het niet,’ zei Milly uiteindelijk. ‘Bedoel je coke?’

‘Natuurlijk bedoel ik coke, suffie,’ giechelde Angelica. ‘Ik bedoelde natuurlijk geen waslijn.’

‘Ik denk niet dat we dat moeten doen,’ zei Trina, die een beetje kleinburgerlijk bleek te zijn. ‘Dat hebben we nog nooit gedaan.’

‘Je moet het zelf weten, schat,’ zei Angel. ‘Connor? Milly? Willen jullie?’

Met Milly kon je het meeste plezier hebben. ‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘Ik wil alles een keer proberen.’

‘Best,’ zei Connor. ‘Ik doe mee.’

Trina schudde geïrriteerd haar hoofd. ‘Ik vind dit niets, jongens. We gebruiken geen drugs. Jullie doen het alleen om indruk op haar te maken. Dit is echt heel erg verkeerd.’

Angelica glimlachte lief naar de kleine spelbreker. ‘Hoe kan het verkeerd zijn als het zo’n heerlijk gevoel geeft?’ zei ze.

Trina liep weg en ging op een stoel aan de andere kant van het dek zitten. Ze zag eruit of ze op het punt stond te gaan huilen. Wat een loser! De anderen volgden Angel naar binnen en keken toe terwijl ze drie dikke lijnen neerlegde. Ze rolde een biljet van vijftig euro op en liet hun zien wat ze moesten doen. Even later waren ze geen cokemaagd meer.

‘Wat doe je eigenlijk, Angelica?’ vroeg Milly. Haar ogen waren groot als schoteltjes, van de coke en de opwinding.

‘Ik ben model,’ antwoordde Angel. Ze was een beetje beledigd dat ze haar niet hadden herkend. ‘Weten jullie niet wie ik ben?’

Milly en Connor schudden hun hoofd. Ach ja, dacht Angel, ze kwamen uit Australië, dat lag aan de andere kant van de wereld. Misschien kwamen ze uit de outback of zo en lazen ze nooit modebladen. Als ze naar hun kleren keek, had ze moeten weten dat ze geen modebladen lazen.

Tegen de tijd dat ze de vijfde fles champagne leeg hadden, zag Milly een beetje groen.

‘We zijn bijna in Cannes,’ beloofde Angelica haar. ‘Ik neem jullie mee naar een heel gave club en stel jullie voor aan al mijn vrienden.’

‘Ik voel me helemaal niet goed,’ zei Milly krachteloos. ‘Ik denk dat ik moet overgeven.’

‘Neem een ecstasy,’ stelde Angel voor. ‘Ik heb er net een genomen. Daar voel je je beter van.’

‘Ze heeft niet nog meer drugs nodig,’ zei Connor. ‘Ben je krankzinnig? Ze voelt zich niet goed. Je moet ons terugbrengen naar Monaco, naar onze jeugdherberg.’

‘Ik ga nog niet terug,’ zei Angelica opstandig.

Jezus, je kon tegenwoordig met niemand meer lol maken. Zelfs Carlo had geweigerd vanavond met haar uit te gaan.

Plotseling begon Milly over te geven. ‘Gadver!’ zei Angel walgend. ‘Je hebt op mijn Jimmy Choo’s gekotst. Wees verdomme voorzichtig. Ze zijn van ponyhaar.’

Connor draaide zich naar haar om en zag er plotseling boos uit. ‘Luister, rijkeluiskindje,’ zei hij met een uitdrukking van afkeer op zijn gezicht. ‘Het kan me niet schelen wie je bent of hoeveel geld je hebt, maar Milly voelt zich niet goed. Zeg tegen je kapitein, Pat Piraat of hoe je hem ook noemt, dat hij de boot moet keren en ons naar onze jeugdherberg terug moet brengen, begrepen?’

‘Het is een jacht, geen boot, stomme Australische imbeciel,’ zei Angel razend. ‘En we gaan naar Cannes.’

Hoe durfde hij zo tegen haar te praten? Nadat ze hem en zijn stomme vrienden had meegenomen op haar jacht en hun champagne en coke had gegeven en had aangeboden hun mee te nemen naar Cannes! Jezus, hoe vaak kregen nullen zoals zij een kans om zoiets als dit te doen? Ze deed hen een plezier!

Milly rolde nu over het dek, terwijl ze haar armen rond haar lichaam had geslagen en hevig kokhalsde. Trina, die nog steeds aan de andere kant van het dek zat, keek in haar richting, zag dat Milly op de grond lag en rende naar haar toe. Ze staarde Angel woedend aan terwijl ze naast haar vriendin bukte.

‘Ik wist dat zoiets als dit zou gebeuren,’ zei ze boos. ‘Milly, ik heb tegen je gezegd dat je die troep niet moest aanraken.’

Milly jammerde alleen. Het bleek dat de kleine dame een heel goede actrice was. Ze speelde haar rol als stervende zwaan prachtig, terwijl iedereen om haar heen zenuwachtig was. Iedereen behalve Angel natuurlijk. Dat kind nam Angel geen moment in de maling.

‘Ze is er heel slecht aan toe,’ zei Trina huilerig. ‘Ik ben bang. Ze heeft nog nooit drugs genomen. Stel dat ze doodgaat?’

‘Ga ik dood?’ mompelde Milly.

‘Jezus,’ zei Angel ongeduldig. ‘Ze heeft één lijntje coke gehad. Van één lijntje coke is nog nooit iemand doodgegaan. Ze is zeeziek, dat is alles. Ze voelt zich weer goed als we aan land zijn.’

‘Ik heb genoeg van je,’ zei Connor plotseling. ‘Ik heb nog nooit zo’n verwende, gemene, gevoelloze bitch als jij meegemaakt. Ik ga met de kapitein praten.’

Angelica kon de brutaliteit van deze mensen niet geloven. Wie dachten ze dat ze waren? Zij was degene die hier de bevelen gaf. Milly kreunde en jammerde op het dek en Trina streelde het voorhoofd van haar vriendin en huilde zielig. ‘Het komt goed, Milly,’ zei ze. ‘Connor gaat met de kapitein praten. We zijn binnen de kortste keren in de jeugdherberg terug.’

Dat zou niet gebeuren! Angel rende achter Connor aan en vond hem bij Pat Piraat. ‘Ik eis dat je ons naar Cannes brengt,’ zei Angel terwijl ze met een van haar Jimmy Choo’s op het dek stampte.

Pat keek Angelica vernietigend aan. ‘Angelica,’ zei hij, ‘ik keer het jacht en ga terug naar Monaco. Je vriendin voelt zich heel ziek en dit is helemaal verkeerd.’

Angel voelde haar bloed koken. ‘Je doet wat ik tegen je zeg, Pat!’ gilde ze. ‘Breng me naar Cannes. Ik eis dat je me naar Cannes brengt, anders ontsla ik je.’

‘Doe geen moeite,’ zei Pat. ‘Ik neem ontslag. Ik breng deze arme kinderen terug naar Cannes en dat is het. Ik weiger nog langer voor je te werken. Je bent onmogelijk, Angelica. Ik weet dat je het moeilijk hebt, maar dat is geen excuus om mensen op zo’n manier te behandelen.’

Angelica stampte naar binnen en stak een sigaret op. Ze konden naar de hel lopen, ze konden allemaal naar de hel lopen! Ze had hen niet nodig. Ze had niemand nodig. Ze snoof nog een lijntje coke, en daarna nog een, en daarna nog een. Ze vond een halflege fles roze champagne en dronk met grote teugen tot hij leeg was en over het dek rolde terwijl het jacht door de golven kliefde.

Toen ze eindelijk weer in Monaco waren, droegen Pat en Connor Milly van het jacht en legden haar op de grond. Pat haalde een deken voor haar van het jacht en sloeg die om haar heen. Wat een ongelofelijke dramaqueen was dat kind, dacht Angelica. Ze deed het gewoon om aandacht te krijgen, dat was overduidelijk.

Trina, de kleine, chagrijnige roodharige, liep naar Angelica toe. ‘Als dit de manier is waarop de andere helft leeft, dan hoef ik het niet,’ zei ze. ‘We zijn misschien alledaags, en we hebben geen geld, en we zijn niet bepaald chic, maar we zijn in elk geval fatsoenlijke mensen. Ik zou nog geen zwerfhond behandelen op de manier zoals jij Milly vanavond hebt behandeld. Het maakt niet uit hoeveel geld je hebt, als je geen hart hebt, ben je niets waard!’

‘Loop naar de hel!’ schreeuwde Angelica. Ze was het zat dat mensen haar op haar kop gaven en haar vertelden hoe slecht ze was. Dachten ze dat ze niet wist wat een mislukking ze was? Dachten ze dat ze dat niet had gemerkt? Ik ben zwak, ik ben zwak, ik ben zwak, zei de stem in haar hoofd. Connor, Pat en de nieuwe serveerster, van wie Angel zich de naam nog steeds niet kon herinneren, staarden nu allemaal naar haar alsof ze een stuk vuil was.

‘En loop jij ook naar de hel!’ zei ze terwijl ze naar Connor wees. ‘En jij!’ Ze wees naar Pat. ‘En jij ook!’ Ze wees naar de naamloze serveerster. ‘En jij!’ Ze wees naar Milly, die nog in de deken op de grond lag.

Daarna strompelde Angel de nacht in. Ze had het gevoel dat de kade onder haar voeten schommelde en ze was zo duizelig dat de lichten van de cafés in de haven als kometen voor haar ogen heen en weer schoten. Ze botste tegen mensen op, struikelde op haar hakken en had er geen flauw idee van waar ze was of waar ze naartoe ging. Ze had haar tas ergens laten liggen. Waar was haar mobiel? Jezus, ze voelde zich ineens zo vreemd, alles draaide om haar heen…

Ze wist niet precies waar Christian vandaan kwam, maar plotseling verscheen zijn gezicht boven haar. Zijn sterke armen tilden haar op en gooiden haar over zijn schouder, waarna hij tegen haar zei dat het goed zou komen. Daarna was er niets meer.

 

Christian keek vanaf de stoel in de hoek van zijn slaapkamer naar Angelica, die lag te slapen. Hij had de hele nacht naast haar gezeten en had af en toe haar ademhaling gecontroleerd om er zeker van te zijn dat het goed met haar ging. Ze lag met haar gezicht naar beneden op zijn bed, met haar armen en benen gespreid, nog steeds in haar felroze jurk en met haar make-up van de vorige avond. Op haar gezicht zaten eyeliner- en lippenstiftvlekken en haar gouden haar was dof en zat verward rond haar hoofd. Voor Christian was ze echter nog steeds het mooiste meisje dat hij ooit had gezien.

Hij was in een bar bij de haven geweest om iets met Sasha te drinken toen er een opstootje ontstond. Sasha was een uur te laat voor hun afspraak en toen ze eindelijk kwam opdagen, met de geur van whisky en sigaretten om zich heen, was ze heel afwezig en gereserveerd geweest. Ze leek niet te luisteren naar wat hij zei en bleef maar in de verte staren. Toen hij haar vroeg wat ze ergens van vond, zei ze: ‘Huh? Wat zei je? Sorry, schat, ik was kilometers ver weg.’

Het was bijna een opluchting dat er mensen begonnen te wijzen naar iets wat op de kade gebeurde.

‘Jezus,’ hoorde hij iemand zeggen. ‘Kijk eens hoe die eraan toe is. Ze kan nauwelijks lopen.’

Hij draaide zich om om te kijken waar ze het over hadden en zag een meisje op wankele benen over de kade strompelen, die in zichzelf mompelde en mensen wegduwde. Ze struikelde en verloor een schoen, maar bleef op één blote voet en één hak doorstrompelen. Ze had geen jas of tas bij zich. Ze was gekleed als een catwalkmodel, maar gedroeg zich als een del.

‘Ik heb medelijden met haar,’ zei een andere stem. ‘Ze zouden haar voor haar eigen veiligheid moeten opsluiten.’

Het duurde even voordat Christian zich realiseerde dat de del Angelica was. Ze bleef staan en keek duidelijk in de war en gedesoriënteerd om zich heen. Hij rende de bar uit zonder aan Sasha uit te leggen wat hij ging doen, en was bij haar op het moment dat haar ogen wegdraaiden; als hij er niet was geweest om haar op te vangen, zou ze plat op haar gezicht zijn gevallen.

Sasha kwam naast hem lopen toen hij Angel naar zijn auto droeg.

‘Jezus, wat een verdomde puinhoop,’ zei ze terwijl ze naar Angelica’s slappe lichaam keek. ‘Zullen we Carlo waarschuwen?’

Christian schudde zijn hoofd. ‘Carlo heeft genoeg om zich zorgen over te maken,’ zei hij. ‘Ik red het wel.’

‘Wil je hulp?’ bood Sasha aan.

Christian weigerde. Hij stuurde Sasha in een taxi naar huis en concentreerde zich op de echte liefde van zijn leven, die nu in zijn bed lag te slapen. Haar mond was open en af en toe maakte ze een snurkend geluid als een klein biggetje. Daarna likte ze aan haar lippen, mompelde iets in haar slaap en was weer stil. Christian moest erom glimlachen.

Gisteravond had hij getwijfeld of hij Francesca moest bellen, maar hij had besloten dat hij het alleen redde met Angelica. Hij kon haar het best laten uitslapen en haar naar huis brengen als ze nuchter was. Het arme kind zou flinke problemen krijgen als Francesca haar in deze toestand zag. Dan werd ze onmiddellijk op het eerstvolgende vliegtuig naar Arizona gezet om terug te gaan naar de ontwenningskliniek in de woestijn. Misschien was dat de beste plek voor haar, Francesca leek dat in elk geval te denken, maar Christian vroeg zich af of er dichter bij huis iets was wat Angelica weer op het goede pad zou kunnen brengen. Ondanks al haar driftbuien en voetstampen was Angelica een meisje dat gewoon lief gevonden wilde worden. Ze moest in de buurt zijn van mensen die van haar hielden.

Christian herinnerde zich hoe Angelica, toen ze een klein meisje was, altijd achter Carlo en hem aanliep als Christian in Le Grand Bleu was. Carlo raakte geïrriteerd als ze hen naar de tennisbaan of het zwembad achtervolgde. ‘Ga weg, Angel,’ zei hij. ‘Ophoepelen. Zoek vriendinnen om mee te spelen.’

Maar Angelica leek geen vriendinnen te hebben om mee te spelen. Sandrine LaFata had Christians zusje Ingrid uitgenodigd, maar dat was een ramp geweest. Ingrid was toen ze zeven of acht was al ernstig en bedachtzaam geweest en ze had Angelica’s meisjesachtige gegiechel en manieren irritant gevonden. Ze kon Angelica nog steeds niet uitstaan.

Christian had er destijds niet bij nagedacht dat het kleine meisje eenzaam was, maar achteraf vond hij dat heel aannemelijk. Ze deed altijd alles wat ze kon om de aandacht van de jongens te krijgen. Als ze halverwege een spelletje tennis waren, kwam ze plotseling naakt uit de struiken en rende over de baan. Als ze in het zwembad aan het stoeien waren en bommetje deden, sprong ze in het water en deed net of ze verdronk, zodat een van hen haar zou redden. Soms verborg ze zich in de kleerkast in Carlo’s kamer en luisterde ze hen af. Ze kon er uren zitten voordat ze haar ontdekten.

Christian had het nooit erg gevonden dat Angelica om hen heen hing. Hij had haar grappig en schattig gevonden, en dat was nog steeds zo. Hij wilde alleen dat ze meer in hem zou zien dan de vriend van haar broer. Dat was echter ijdele hoop, en het was beter om een vriend voor Angelica te zijn dan helemaal niets.