HOOFDSTUK ZEVEN
‘Jezus, Robbie. Ik denk dat ik hier iets heb wat je leuk gaat vinden!’ riep Bernie Ferguson, de adjunct-hoofdredacteur, vanaf zijn bureau door het kantoor. Hij klonk erg tevreden over zichzelf. ‘Het is net binnengekomen op AFP.’
Robbie keek op van zijn computer, glimlachte geduldig naar Bernie en deed net of hij geïnteresseerd was omdat hij hem dat plezier graag deed. Bernie had geen goede neus voor nieuws, wat de reden was dat hij op kantoor zat en geen verslaggever was. Bovendien was AFP, oftewel Agence France Press, een Frans persbureau. De meeste grote verhalen kwamen binnen via Reuters of Press Association. Bernie was een beetje een dinosaurus en koppig ouderwets in zijn opvattingen. Hij verafschuwde de huidige sterrencultuur en zeurde voortdurend over het verdwijnen van het politieke bewustzijn in Schotland.
‘Vroeger had de gemiddelde man op straat, en dan heb ik het over Leith Walk en niet over Heriot Row, overal een mening over, van kernonderzeeërs in Holy Loch tot de rechtmatige plek van de Steen van het Lot,’ zei Bernie boven zijn bier in de Waverley Tavern. ‘Hoewel dat natuurlijk een replica is. Tegenwoordig willen de mensen alleen weten of Jennifer Aniston eindelijk een man heeft gevonden, en wat Cheryl Cole zaterdagavond tijdens X Factor droeg. Het is met geen pen te beschrijven, echt waar.’
De anderen lachten Bernie achter zijn rug uit, maar Robbie mocht hem graag. Hij had zo lang voor de krant gewerkt dat hij over de mijnstaking praatte alsof het recent nieuws was, maar hij was een fijne vent en verdomd goed in zijn werk. Robbie vond hem de beste koppenschrijver van alle kranten in het land, en hij deed hem graag een plezier.
‘Ja? Wat is het verhaal, Bernie?’ vroeg Robbie joviaal. ‘Heeft Alex Ferguson de Nobelprijs voor de Vrede gewonnen? Heeft Gordon Brown botox gebruikt?’
‘Beter,’ zei Bernie opgewonden. ‘Fatty LaFata heeft een Robert Maxwell gedaan.’
‘Wat zeg je?’ Robbie verslikte zich bijna in zijn ochtendsnack, een Kit-Kat. ‘Wat bedoel je?’
‘Je lievelingsproject, en Edinburghs beroemdste pizzabakker, wordt vermist in Monte Carlo,’ riep Bernie met uitpuilende ogen achter zijn brillenglazen. ‘Duikers van de politie zijn in de haven op zoek naar zijn lichaam en wacht, het staat al overal op internet. Ik heb foto’s van dat verwijfde zoontje van hem, dat jankt als een kind.’
Robbie sprong uit zijn stoel en rende naar Bernies bureau. Het was zaterdag, dus hadden ze een minimale personeelsbezetting. De twee mannen hadden de enorme kantoortuin voor zichzelf. Robbies hart bonkte in zijn borstkas. Giancarlo LaFata was eerder een obsessie dan een lievelingsproject en hij kon zijn oren niet geloven. Hij keek over Bernies schouder en zijn ogen vlogen over de zinnen en foto’s op het scherm. Eindelijk was het gebeurd. De grote klap. Het verhaal waarop hij had gewacht!
‘Ik moet ernaartoe, Bernie,’ zei Robbie. ‘Onmiddellijk.’
‘Dat zou je wel willen.’ De oudere man begon bulderend te lachen. ‘De baas laat je voorlopig echt niet meer naar Monaco gaan. Niet na de laatste keer. Je bent bijna ontslagen door die declaratie.’
‘Ik betaal het zelf als het nodig is,’ antwoordde Robbie. ‘Trouwens, ik moest naar de casino’s en clubs om een goed idee over de plek te krijgen. Het was werk. Het is mijn schuld niet dat een biertje daar vijfentwintig euro kost.’
‘Als ik het me goed herinner had de baas vooral bezwaar tegen de helikoptertransfer vanaf het vliegveld,’ lachte Bernie. ‘Je leefde boven je stand, Robbie McLean. En dat bedoel ik heel vriendelijk.’
Robbie stond op en stopte zijn overhemd in zijn jeans. De baas had een hekel aan jeans. Hij wilde dat hij vandaag zijn kostuum had gedragen.
‘Waar ga je naartoe?’ vroeg Bernie.
‘Het groene licht van de baas krijgen voor mijn reis naar Monaco,’ antwoordde Robbie zelfverzekerd.
Bernie viel bijna achterover met zijn draaistoel, zo hard lachte hij. ‘Jij hebt lef, Rob. De baas wordt razend als hij je idee hoort.’
‘Nee, ik weet zeker dat hij beseft dat het een gouden kans is. Hoe vaak gebeurt het dat de rijkste man van Schotland van zijn jacht verdwijnt? Dat is een geweldig verhaal. En ik denk dat ik weet waar het allemaal om draait, Bernie. Niemand kent het LaFata-verhaal zoals ik. Ik ben de grootste deskundige van die vent en ik zeg je, zoals ik je al maanden heb gezegd, dat hij een misdadiger is. Hij zit er tot zijn nek in en ik ben degene die dat de wereld gaat vertellen.’
‘Ik vind het heel mooi dat je zo bescheiden bent, Robbie.’ Bernie lachte nog steeds. ‘Maar goed, veel succes. Ik doe nu mijn oordopjes in, zodat ik niet hoef te horen hoe je op je kop krijgt als de baas je voorstel hoort.’
Robbie was niet verwaand, hij had gewoon vertrouwen in zijn talent. Hij wist dat hij een van de beste misdaadverslaggevers van het land was. Was hij de afgelopen jaren niet gepolst door alle nationale kranten? Als hij zijn dochters niet had gehad, was hij jaren geleden al naar Londen gegaan om naam te maken en heel veel meer geld te verdienen dan hij in Edinburgh kreeg. Elke keer als hem een baan werd aangeboden, was het echter hetzelfde verhaal. Zijn hoofd zei ‘ja’ en zijn hart zei ‘geen denken aan’. Hij zag Grace en Ruby toch al zo weinig sinds de scheiding. Van Lady Heather (zo noemde zijn moeder zijn ex-vrouw) en haar nieuwe echtgenoot, Lord Onbenul, mochten zijn dochters maar één nacht per week en elk tweede weekend bij hem zijn. Hij was niet van plan te verhuizen en zeshonderdvijftig kilometer bij hen vandaan te gaan wonen, hoe geweldig de baan ook was die hij aangeboden kreeg. Zijn geliefde meisjes alleen zien tijdens de schoolvakanties en bij speciale gelegenheden? Geen denken aan. Over zijn lijk. Robbie hield meer van zijn dochters dan van het leven zelf. Hij leefde voor deze twee prachtige meiden en zou met liefde voor hen sterven, dus bleef hij in Edinburgh.
Heather en Onbenul, oftewel Fraser Magnuson, zoals de rest van de wereld hem noemde, probeerden hem altijd aan te moedigen te verhuizen. Ze zouden het prachtig vinden als hij verdween, zodat ze hun perfecte gezinsleventje konden leiden zonder de complicatie van een irritante ex-echtgenoot in de buurt. Gelukkig stonden de kinderen aan zijn kant. Ze hielden van hun vader, en hij hield van hen. Er zou nooit iets tussen hen komen.
Fraser vroeg Robbie altijd binnen in de enorme hal van het enorme huis in Morningside als hij langskwam om de kinderen te halen. Hij deed net of hij gastvrij was, maar Robbie keek dwars door hem heen. Wat hij echt wilde was Robbie laten zien hoe obsceen rijk hij was, om te benadrukken dat Heather en de meisjes het veel beter hadden nu ze bij hem woonden dan in de bescheiden rijtjeswoning in Trinity. Dat had hij het afgelopen weekend weer gedaan. ‘Ik hoor dat je weer een prijs hebt gewonnen, Robert,’ begon Fraser. ‘Goed gedaan. Heel goed gedaan. Fijn om te horen. Heel fijn om te horen.’
Fraser zei alles altijd twee keer, als een uitermate bombastische papegaai. Ruby kon een fantastische imitatie van haar stiefvader geven, waardoor Robbie altijd huilde van het lachen. Stiefvader! Het deed hem nog steeds verschrikkelijk veel pijn als hij bedacht dat zijn meisjes nu een andere vader hadden.
‘Het verbaast me dat een man met jouw talenten niet in Londen woont,’ ging Fraser verder. Hij merkte niet dat Ruby halverwege de trap stond en haar tong naar hem uitstak. ‘Een man met jouw talenten hoort in Londen…’
Robbie luisterde maar half. Hij fronste zijn voorhoofd naar Ruby, om haar te waarschuwen dat ze moest stoppen met haar brutale gedrag, terwijl hij tegelijkertijd probeerde niet in lachen uit te barsten. Dat was het probleem met kinderen, ze waren vaak het grappigst als ze het ondeugendst waren. Bovendien had hij het allemaal al gehoord. ‘
‘O, ik ga nergens naartoe, Fraser,’ onderbrak Robbie hem terwijl de kinderen de trap af renden met hun logeertassen. Ze klampten zich aan hem vast en hij sloeg beschermend zijn armen om hen heen. ‘Behalve als deze twee met me meegaan.’
Heather verscheen net op tijd op de overloop om zijn laatste opmerking te horen. Ze was zo lang, blond en etherisch mooi dat hij zelfs nu, na alle pijn die ze hem had gedaan, nog steeds zijn adem inhield als hij haar zag. Ze fronste haar voorhoofd terwijl ze de trap af zweefde. ‘Luister niet naar hem, Fraser, we weten allemaal dat dat nooit gaat gebeuren,’ zei ze terwijl ze zich in Frasers armen nestelde. ‘Laat die onnozele praatjes dus maar zitten, goed?’ Ze keek met ijskoude, blauwe ogen naar Robbie.
Robbie trok de meisjes dichter tegen zich aan terwijl hij in beslag werd genomen door het kinderachtige bekvechten met zijn ex-vrouw. Kijk, jij mag hém dan hebben, liet hij haar op die manier weten, maar ik heb hén nog steeds. Drie jaar geleden had Heather hem verlaten voor Onbenul, de eigenaar van het evenementenorganisatiebureau waarvoor ze werkte. Het voelde nog steeds heel erg verkeerd om haar in de armen van een andere man te zien. Ze was vroeger zijn Heather geweest. En hoewel hij de vrouw die ze was geworden nauwelijks herkende – ijskoud, duur gekleed en goed verzorgd – zat ergens onder de make-up en de couturekleding nog steeds het meisje op wie hij verliefd was geworden.
‘Misschien kan Fraser dan stoppen met voorstellen dat ik ga verhuizen?’ antwoordde Robbie.
Fraser hield zijn adem in en deelde een blik met Heather. ‘Robbie, Robbie, Robbie,’ zuchtte hij. ‘Ik toon gewoon belangstelling voor je carrière. Er is geen enkele reden om je zo…’
‘Verdomd kinderachtig te gedragen!’ viel Heather hem in de rede. Daarna keerde ze zich naar Fraser en zei: ‘Doe geen moeite, schat. Robbie is altijd een groot kind geweest en hij zal absoluut niet veranderen. Negeer hem gewoon, net als ik doe.’
Dat was inderdaad precies wat ze deed in het bijzijn van de kinderen en tijdens ouderavonden op school, balletvoorstellingen en turnwedstrijden. Ze gedroeg zich gewoon alsof hij er niet was. Dat deed pijn. Het deed zelfs verschrikkelijk veel pijn. Na zes jaar huwelijk en twee kinderen kon ze zich er niet eens toe brengen met hem te praten. Als kleineren een olympische sport was, dan won Heather de gouden medaille.
‘En meisjes,’ riep Heather terwijl Robbie de kinderen mee naar buiten nam, ‘zorg ervoor dat jullie je tanden poetsen, blijf niet te laat op en laat jullie vader je geen junkfood geven!’
Heather was tijdens het laatste jaar van haar rechtenstudie aan de universiteit van Edinburgh zwanger geraakt. Hij was op dat moment vijfentwintig en werkte sinds kort als junior verslaggever bij de krant. Zij was net drieëntwintig geworden. Ondanks haar buik droeg Heather een witte trouwjurk. Ze maakte haar studie af voordat de baby werd geboren, maar kwam er niet aan toe om als advocaat te gaan werken. In plaats daarvan zat ze opgesloten in een wereld vol luiers, borstvoedingen en informatieochtenden van zuigelingenzorg met vrouwen die tien jaar ouder waren. Ze haatte het. Toen Grace een peuter was, raakte Heather weer zwanger. Opnieuw een ongelukje! Ze dreigde met een abortus, maar Robbie smeekte haar om het kind te houden. Grace verdiende toch een broertje of een zusje? Ze gaf uiteindelijk wrevelig toe, maar had haar rancune nooit losgelaten. Ze had het gevoel dat ze zich had opgeofferd op het altaar van het moederschap, en daar gaf ze Robbie de schuld van.
Hij probeerde haar te steunen door te zeggen dat hij er voor haar was, dat hij haar bewonderde, dat ze hun dochtertjes fantastisch goed opvoedde en dat haar tijd nog zou komen. Ze kon een baan nemen als Ruby op school zat. Ze was nog jong. Ze had haar hele leven voor zich. Maar Robbie had het mis gehad. Tegen de tijd dat hun jongste naar de basisschool ging, was het te laat geweest. Heather stuurde cv na cv naar alle advocatenkantoren in Edinburgh. De meeste reageerden niet eens. Degene die dat wel deden, legden uit dat ze ervaring miste en dat dat een essentiële eis was. Robbie zag de wrevel en frustratie van zijn vrouw groeien als een kankergezwel, terwijl haar liefde voor hem verdampte. Uit wanhoop nam ze de baan bij het evenementenorganisatiebureau. Ze organiseerde er liefdadigheidsbals, muziekevenementen en conferenties. Het was haar droombaan niet, en in het begin haatte ze het, maar langzamerhand leek ze gelukkiger te worden nu ze terug was in de wereld van de volwassenen, waar ze haar eigen geld verdiende. Zes maanden lang hoopte Robbie dat hun huwelijk gered was, maar toen liet Heather de bom vallen – ze was verliefd geworden op haar baas – en binnen een week waren zij en de kinderen uit het gezinshuis verdwenen en bij Fraser in zijn enorme herenhuis ingetrokken. De rest was, zoals ze dat zeggen, geschiedenis.
Misschien was hun huwelijk vanaf het begin gedoemd geweest om te mislukken. Het jonge stel was nog maar een paar maanden bij elkaar geweest toen Heather zwanger raakte. Ze was zo mooi dat Robbie zijn geluk niet kon bevatten. Wat zag een meisje als Heather in een relatie met een man zoals hij? Ze was chic – een meisje dat op een particuliere school had gezeten en was opgegroeid in een groot huis, met een vader die in kostuum en met een aktetas naar zijn werk ging, en een moeder die piano – speelde en vloeiend Frans sprak. Robbie was daarentegen opgegroeid in een gemeenteflat in Wester Hailes. Zijn moeder, Brenda, werkte in een supermarkt, waar ze vakken vulde. Hij had zijn vader niet meer gezien nadat hij in I979 met zijn nieuwe vriendin naar Ierland was vertrokken. Hij had de waardeloze smeerlap niet gemist. Zijn moeder was een harde werker, die ervoor zorgde dat haar drie kinderen schoon, netjes en goed gevoed waren. Ze zorgde ervoor dat ze naar school gingen en hun huiswerk deden, maar Robbies schoolprestaties verrasten zelfs Brenda. ‘Ik weet niet van wie hij de hersenen heeft,’ lachte zijn moeder hees met een Lambert&Butler-sigaret in haar hand als hij naar huis kwam met zijn prachtige rapporten. ‘Hij heeft het niet van mij, dat is zeker. Goed gedaan, zoon. Ik ben heel trots op je.’
Robbie was slim en vlug van begrip en was al op heel jonge leeftijd vastbesloten om te ontsnappen aan de achterstandswijk waarin hij was opgegroeid. Hij werkte hard op school en de leraren, die opgelucht waren dat ze in elk geval één oplettende leerling in hun klas hadden, gaven hem alle aandacht en steun die hij nodig had.
Hij was vol ontzag voor de jongens van de particuliere scholen die hij in de stad zag. Terwijl zijn vrienden hen uitscholden, wilde Robbie dat hij net zo netjes kon praten als zij, rugby kon spelen en naar de universiteit kon gaan. Die jongens zouden het maken. Hun toekomst zou gevuld zijn met mooie huizen, snelle auto’s en, het beste van alles, chique meisjes met prachtige benen, hoge jukbeenderen en lang, glanzend rijkemeisjeshaar. Robbie was populair bij de meisjes, maar hij kon zich niet voorstellen dat hij ooit zo’n meisje zou krijgen. Dat was echter precies wat hij wilde – een net, fatsoenlijk, middenklasse leven met een net, fatsoenlijk middenklasse meisje. Het was het soort leven dat hij op de televisie zag, in de komische televisieseries die zich in het zuiden afspeelden, waar niemand een werkloosheidsuitkering leek te hebben, tippelde, lijm snoof of heroïne injecteerde.
Robbie haalde goede cijfers en verkondigde dat hij journalist wilde worden. Zijn moeder deed het bijna in haar broek van het lachen bij het idee dat hij, een McLean, voor een krant zou werken. Voor Brenda McLean waren kranten iets waarin op vrijdagavond je fish and chips werden verpakt.
Robbie was nooit afhankelijk geweest van de financiële of emotionele steun van zijn familie, hij was een onafhankelijke ziel die in zichzelf geloofde en dat was voldoende. Hij werkte ’s avonds in een bar in Rose Street om zijn journalistenopleiding aan Napier College te kunnen bekostigen en nadat hij als beste van zijn jaar was afgestudeerd, kreeg hij een baan als juniorverslaggever bij een plaatselijke krant in West Lothian aangeboden.
Tegen de tijd dat hij Heather ontmoette, in een café in het chique Stockbridge, werkte hij al voor de best verkopende krant van Schotland. Hij was echter niet van plan daar te blijven. Het was een springplank naar een baan in Londen en daarna, wie zou het zeggen? New York misschien? Robbie had grote plannen en in die tijd twijfelde hij er niet aan dat hij alle doelen die hij voor zichzelf had gesteld zou verwezenlijken.
Hij was diep onder de indruk geweest van Heather. Met haar lengte, eindeloos lange benen en van nature blonde haar straalde ze goede manieren en klasse uit. Ze sprak met een heerlijk, afgebeten Edinburghs accent, net als de meisjes van Jean Brodie, en Robbie vond haar geweldig. Ze gooide haar lange haar van de ene kant naar de andere terwijl ze enthousiast over van alles praatte, van Indiemuziek tot regressie, en had het soort zelfvertrouwen dat alleen geld kon geven. Het bleek dat haar flat om de hoek van die van Robbie lag en ze begonnen regelmatig met elkaar in het café af te spreken. Hij liep hand in hand in de regen met haar naar huis en voelde zich de meest trotse man van Schotland omdat hij zo’n schoonheid aan de haak had geslagen. Daarna deelden ze kussen die naar koffie smaakten en kletsten urenlang. Hij vond het heerlijk om naar haar stem te luisteren. Ze vertelde Robbie dat ze naar Londen wilde verhuizen om in de City te werken als ze geslaagd was. Ze zei dat Edinburgh te klein was voor haar en dat ze de wereld wilde zien, dingen wilde bereiken. Hij hing aan haar lippen en dacht dat hij zijn zielsverwant had gevonden. Robbie zuchtte verdrietig bij de herinnering. Hij was er nog steeds verbijsterd over dat dat meisje was verdwenen.
En nu woonde hij het grootste deel van de tijd alleen in het bescheiden huis waar ze als gezin hadden gewoond. Hij was eraan gewend geraakt om zonder Heather te zijn, maar hij zou er nooit helemaal aan wennen om wakker te worden en de slaapkamer van de meisjes leeg en stil te vinden. De waarheid was dat Robbie eenzaam was. Hij had een paar vriendinnen gehad nadat Heather bij hem weg was gegaan, maar geen van hen was in staat geweest het gapende gat te vullen dat was achtergebleven door het stranden van zijn huwelijk. Hij maakte altijd een eind aan de relatie voordat het serieus werd, voorzichtig omdat hij bang was hen pijn te doen of om pijn te voelen omdat hij opnieuw een vergissing beging. Er was maar één andere vrouw die hem echt had geraakt. Als hij eerlijk was had ze hem helemaal van zijn stuk gebracht, maar zij was absoluut buiten zijn bereik. Hij had altijd het vermoeden gehad dat Heather te chic voor hem was, ook voordat ze bij hem weg was gegaan. En jezus, als Heather al te chic was, dan kwam deze vrouw van een heel andere planeet! Nee, het zou niet verstandig zijn om te proberen haar te versieren. Dat zou alleen maar in tranen eindigen. Die van hem dan.
Robbie stortte zich dus op zijn carrière. Hij werkte ’s avonds en in het weekend, won prijzen en maakte jacht op de smerige misdaadverhalen die niemand wilde aanraken uit angst voor aanklachten. Hij wist dat zijn hoofdredacteur, Ed Patterson, hem waardeerde, maar Bernie had gelijk over de reis naar Monaco. Hij had er misbruik van gemaakt. Zijn uitgaven waren bijna drieduizend pond geweest terwijl hij er maar twee dagen was geweest. Om de zaak nog erger te maken was het verhaal over Giancarlo ‘Fatty’ LaFata nooit gepubliceerd omdat de advocaten van de krant te bang waren om het te plaatsen. Hij had echter goede contacten gelegd toen hij daar was en nu was er een verhaal. Fatty werd vermist, hij was waarschijnlijk verdronken en Robbie moest ernaartoe. Hij duwde zijn zandblonde haar uit zijn gezicht en haalde diep adem voordat hij op de deur van Pattersons kantoor klopte. Hij moest dit goed aanpakken. Hij moest vandaag nog naar Monaco.
‘Kom binnen, Robbie,’ riep Patterson ongeduldig vanachter zijn gesloten kantoordeur.
Hoe deed hij dat verdomme? Robbie was altijd verbaasd over het vermogen van zijn hoofdredacteur om door deuren, om hoeken en in de toekomst te kijken. Je kon hem nooit voor de gek houden omdat hij een soort zesde zintuig had.
Robbie deed de deur open en liep naar binnen. Patterson maakte hem zenuwachtig. Hij wreef zijn lichtelijk bezwete handpalmen af aan de achterzakken van zijn jeans en schraapte zijn keel voordat hij begon te praten.
‘Het antwoord is ja, nee, nee en ja,’ zei Patterson botweg.
‘Sorry?’ zei Robbie. Ed Patterson gaf hem vaak het gevoel dat hij dom was, hoewel hij wist dat hij dat absoluut niet was.
Patterson zuchtte alsof Robbie traag van begrip was. ‘Ja, je mag naar Monaco. Nee, je huurt geen helikopter. Nee, je mag geen jacht huren. En ja, ik denk inderdaad dat LaFata dood is.’
‘Echt?’ Robbie had niet verwacht dat het zo gemakkelijk zou gaan. ‘Yes!’ Hij stompte met zijn vuist in de lucht.
‘Echt,’ zei Patterson terwijl hij met zijn ogen rolde om het enthousiasme van Robbie. ‘Maar deze keer moet het iets opleveren, Robbie. Ik heb koude, harde bewijzen nodig over de zaken waar LaFata zich mee bezighield. Is hij dood? Zo ja, is het zelfmoord of moord? Ik reken op je, Robbie. Ik wil het verhaal achter het mysterie. Ik wil de primeur.’
‘Komt voor elkaar,’ antwoordde Robbie grijnzend. ‘U zult er geen spijt van hebben, baas.’
‘Dat is je geraden,’ antwoordde Patterson kortaf. ‘En ga nu naar huis en pak een tas in. Ik wil je zo snel mogelijk op locatie hebben.’
Terwijl Robbie het kantoor uit liep, voegde Patterson eraan toe: ‘Maar plunder de krant dit keer niet, McLean. Hoor je me? Huur een auto, maar verdomme geen helikopter. Dat is een bevel!’