DERDE BEDRIJF, VIERDE SCÈNE
ZWEINSTEIN, DE BIBLIOTHEEK
SCORPIUS komt binnen en begint verwoed de boekenplanken te doorzoeken. Hij vindt een geschiedenisboek.
SCORPIUS
Waarom is Carlo een Dooddoener geworden? Wat heb ik over het hoofd gezien? Ik heb dringend behoefte aan – licht in de duisternis.
KARSTEN BREUKING JR.
Wat doe jij hier?
SCORPIUS draait zich om en ziet een nogal vertwijfeld kijkende KARSTEN. Zijn kleren zijn gerafeld en versleten.
SCORPIUS
Waarom zou ik hier niet zijn?
KARSTEN BREUKING JR.
Het is nog niet af. Ik werk echt zo snel als ik kan, maar Professor Sneep geeft altijd zoveel op en dan moet ik het werkstuk ook nog eens op twee verschillende manieren schrijven. Maar ik klaag niet, hoor... sorry.
SCORPIUS
Nog even opnieuw, graag. En bij het begin beginnen. Wat is niet af?
KARSTEN BREUKING JR.
Je huiswerk voor Toverdranken. En dat doe ik met alle plezier, hoor – ik ben je er zelfs dankbaar voor – want ik weet dat je een bloedhekel hebt aan huiswerk en boeken en ik heb je nog nooit teleurgesteld. Toch?
SCORPIUS
Heb ik een bloedhekel aan huiswerk?
KARSTEN BREUKING JR.
Je bent de Schorpioenkoning! Natuurlijk heb je een hekel aan huiswerk! Wat doe je met Een Geschiedenis van de Toverkunst? Is dat ook voor een werkstuk? Zal ik dat dan ook maar voor je maken?
Stilte. SCORPIUS kijkt even naar KARSTEN en loopt dan weg. KARSTEN gaat af.
Na een paar tellen komt SCORPIUS weer terug, met een frons op zijn gezicht.
SCORPIUS
Zei hij nou Sneep?