EERSTE BEDRIJF, ACHTSTE SCÈNE
DROOM, HUTJE-OP-DE-ROTS
We horen een GALMENDE DREUN, gevolgd door een HARDE KLAP. DIRK DUFFELING, TANTE PETUNIA en OOM HERMAN zitten angstig ineengedoken achter een bed.
DIRK
Ik vind dit niet leuk, ma.
TANTE PETUNIA
Ik wist wel dat het een vergissing was om hierheen te gaan, Herman. Herman! We kunnen ons nergens verschuilen. Zelfs een vuurtoren is niet afgelegen genoeg!
Er klinkt opnieuw een GALMENDE DREUN.
OOM HERMAN
Blijf kalm. Blijf kalm. Ik weet niet wat het is, maar het komt hier niet binnen!
TANTE PETUNIA
We zijn allemaakt vervloekt. Hij heeft ons vervloekt! Dat joch heeft ons vervloekt! (ziet de JONGE HARRY) Het is allemaal jouw schuld. Vooruit, terug in je hol!
De JONGE HARRY kijkt angstig toe terwijl OOM HERMAN zijn geweer richt.
OOM HERMAN
Wie is daar? Ik waarschuw je – ik ben gewapend!
Er klinkt een DONDEREND GERAAS en de deur vliegt uit zijn scharnieren. HAGRID staat in de deuropening en kijkt om zich heen.
HAGRID
Hebben jullie toevallig een koppie thee of zo? ’t Was een hele reis.
DIRK
Moet. Je. Dat. Zien.
OOM HERMAN
Achteruit. Achteruit. Ga achter me staan, Petunia. Achter me, Dirk. Ik zal dit schorriemorrie eens gauw de deur wijzen.
HAGRID
Schorre wie? (Hij pakt het geweer af van OOM HERMAN.) Zo’n dingetje heb ik al een tijd niet meer gezien. (Hij legt een knoop in de loop van het geweer.) Hupsakeetje. (Plotseling wordt hij afgeleid. Hij heeft de JONGE HARRY gezien.) Harry Potter!
JONGE HARRY
Hallo.
HAGRID
De laatste keer dat ik je zag, was je nog maar een kotertje. Je bent net je pa, maar je heb de ogen van je ma.
JONGE HARRY
Hebt u mijn ouders gekend?
HAGRID
Waar blijven m’n manieren? Ik wens je een hartstikke fijne verjaardag. Ik heb wat voor je – misschien is-ie een beetje geplet, maar hij smaakt vast nog tof.
Hij haalt een enigszins ingedrukte chocoladetaart uit zijn binnenzak, met daarop in groene letters van glazuur de woorden ‘Fijne Verjaring Harry’.
JONGE HARRY
Wie bent u?
HAGRID (lachend)
Klopt. Ik heb me eigen nog niet voorgesteld. Rubeus Hagrid, Sleutelbewaarder en Terreinknecht van Zweinstein. (Hij kijkt om zich heen.) En hoe zit ’t nou met die thee? Trouwens, in wat sterkers spuug ik ook niet.
JONGE HARRY
Zwein...watte?
HAGRID
Zweinstein. Zweinstein ken je natuurlijk.
JONGE HARRY
Eh – nee. Het spijt me.
HAGRID
Spijt ’t jou? Hullie mot ’t spijten! Ik wist best dat je die brieven niet kreeg, maar ik had nooit gedacht dat je niet eens van Zweinstein wist, jemig de pemig! Heb je je dan nooit afgevraagd waar je ouwelui al die dingen geleerd hebben?
JONGE HARRY
Wat voor dingen?
HAGRID kijkt dreigend naar OOM HERMAN.
HAGRID
Willen jullie me wijsmaken dat deze jongen – déze jongen – niks weet van – van NIKS?
OOM HERMAN
Ik verbied u om die jongen iets te vertellen!
JONGE HARRY
Wat te vertellen?
HAGRID kijkt eerst naar OOM HERMAN en dan naar de JONGE HARRY.
HAGRID
Harry – je bent een tovenaar – jij heb alles veranderd. Je bent de beroemdste tovenaar van de hele wereld.
En op dat moment klinken van achter uit de zaal woorden die om iedereen heen fluisteren, woorden in een onmiskenbare stem. De stem van VOLDEMORT...
Haaaarry Potttter...