EERSTE BEDRIJF, EERSTE SCÈNE
HET STATION VAN KING’S CROSS
Een druk en rumoerig station, waar het krioelt van de mensen. Te midden van al die drukte rammelen twee grote kooien op twee afgeladen bagegawagentjes. De wagentjes worden voortgeduwd door twee jongens, JAMES POTTER en ALBUS POTTER. Ze worden gevolgd door hun moeder, GINNY. Een zevenendertigjarige man, HARRY, draagt zijn dochter LILY op zijn schouders.
ALBUS
Nou zegt hij het wéér, pa.
HARRY
Hou toch eens op, James.
JAMES
Ik zei alleen maar dat hij misschien wel in Zwadderich komt. En dat zou best kunnen, dus... (ziet de nijdige blik van zijn vader) ook goed.
ALBUS (kijkt naar zijn moeder)
Jullie schrijven toch wel, hè?
GINNY
Iedere dag, als je wilt.
ALBUS
Nou, iedere dag hoeft ook weer niet. Volgens James krijgen de meeste leerlingen maar één keer per maand een brief van thuis. Ik wil niet...
HARRY
Vorig jaar hebben we drie keer per week aan je broer geschreven.
ALBUS
Wat? James!
ALBUS kijkt beschuldigend naar JAMES.
GINNY
Klopt. Je moet niet alles geloven wat je broer over Zweinstein vertelt. Hij houdt wel van een geintje.
JAMES (grijnzend)
Kunnen we nu eindelijk gaan?
ALBUS kijkt eerst naar zijn vader en dan naar zijn moeder.
GINNY
Je hoeft alleen maar recht op de muur tussen perron negen en tien af te lopen.
LILY
O, wat spannend!
HARRY
Blijf vooral niet staan en wees ook niet bang dat je tegen de muur botst, dat is heel belangrijk. Als je het een beetje eng vindt, kun je beter hollen.
ALBUS
Ik ben er klaar voor.
HARRY en LILY leggen hun handen op het bagagewagentje van ALBUS – GINNY doet hetzelfde met het wagentje van JAMES – en het hele gezin rent in volle vaart op de muur af.