30

Coca Cola ging elke dag op dezelfde tijd naar de sauna. De ochtend na het debacle op de gokboot zat Schetsky zeer slecht gehumeurd in het Mercedesbusje bij haar huis te wachten. Hij was om vijf uur wakker gebeld door Frankfurt. De nacht-coördinator vertelde hem over de hotelbrand, maar kon nog niet zeggen of er een relatie tussen de brand en Käse und Katze was.

Papa Schmidt zat achterin verse broodjes te smeren, toen de telefoon ging. Hij nam op: ‘Käse und Katze?’ Hij luisterde even en gaf de hoorn aan Schetsky. ‘Herr Oberst, hier ist der Chef.’

De chef, die een man van weinig woorden was, deelde mee dat Eduard voortvluchtig was en in het hele land gezocht werd en hij gaf Schetsky de opdracht om Coca niet meer uit het oog te verliezen omdat ze misschien contact met elkaar zouden zoeken. Niemand wist of Coca’iets wist.

Schetsky meldde dat ze op dat moment, het was halfne-gen, bij haar huis op haar stonden te wachten en daarmee maakte hij een goeie beurt, want de chef wiens stem dof en depressief klonk, kikkerde wat op en zei: ‘Zet ‘m op, Käse und Katze, ‘t gaat er nu om spannen. Houd me voortdurend op de hoogte.’ Schetsky zag Coca Cola in haar eeuwige bontjas naar buiten komen. Ze was in gezelschap van de invalide man, die hij de vorige middag op Mikkie’s boot had gezien. Was hij haar lover of bodyguard? Of was hij een van

Mikkie’s mensen? Dat zou spoedig blijken, want als tegenprestatie voor Freddy’s hulp had Schetsky de gokboot stampvol afluisterapparatuur gestopt en er kon geen woord meer op die boot gesproken worden, dat niet geregistreerd werd. Schetsky besloot om zijn chef niet te vertellen dat Coca gezelschap had en hij zei dat ze juist met haar honden naar buiten kwam en dat zij nu aan het werk gingen. De chef wenste hem succes en hing op. Coca stapte met de honden en de invalide man in haar Lancia en reed naar de sauna.

Terwijl het stel binnen was liet Schetsky Papa Schmidt contact opnemen met Interpol en in een paar minuten kregen ze in de bus de computergegevens uit Parijs over de invalide man, Despin, binnen, maar dat was niet veel en het klopte met wat Bodo al verteld had. Hij werd verdacht van een paar grote inbraken maar ze hadden hem nooit kunnen pakken. Nu hij invalide was, was hij niet meer actief. De computer gaf alleen een afwijkende verklaring voor zijn invaliditeit: bij een inbraak zou hij van een dak zijn gevallen. Ze volgden Coca en Despin naar het Vondelpark en parkeerden het busje om de hoek. Het plan was dat, terwijl Schetsky met Coca contact maakte, Papa Schmidt haar hond zou vergiftigen met een stuk geprepareerde worst.

Maar ook dat mislukte. Coca Cola maakte een verschrikkelijke scène in het park waardoor Schetsky meteen verdwijnen moest en de strychnine scheen geen enkele uitwerking op haar husky te hebben.

Er zat niets anders op dan in het busje af te wachten wat ze nu weer ging doen. Ze vertrok. Zij volgden haar en begrepen niets van haar rijgedrag. Ze leek volslagen in de war te zijn, reed door alle rode stoplichten, plotseling sloeg ze rechtsaf.

Toen zij ergens stopte moesten zij doorrijden, dus konden ze niet precies zien wat daar gebeurde. Even later keerde ze met gierende banden en reed ze terug naar de Stadhouderskade. Zij er weer achteraan. Ze ging in de richting van

Amsterdam-Oost. Het leek erop dat ze die Despin naar huis bracht, want die woonde daar ergens, wist Bodo. Dat was ook zo. Ze reden naar een buurtje aan de rand van de stad. Op een straathoek liet Despin zich afzetten en ze stonden nog even te praten. Vanuit het busje zag Schetsky door zijn verrekijker dat Despin een klein zwart koffertje van haar in ontvangst nam, dat hij onder zijn arm klemde.

Ze namen afscheid. Despin hobbelde met het koffertje de hoek om en Coca keerde haar auto en reed weg. De drie mannen in het busje discussieerden koortsachtig met elkaar wat ze moesten doen. Coca volgen? Dat was de opdracht van de chef. Papa Schmidt had een paar dagen eerder al een zendertje onder haar auto gemonteerd, dat vereenvoudigde het achtervolgen en opsporen aanzienlijk.

Maar stel nu dat er drugs in dat koffertje zaten? Dat Coca haar voorraad tijdelijk bij Despin opsloeg? Daar leek het veel op.

Schetsky besliste: eerst Despin checken, daarna zouden ze Coca weer opsporen.

Bodo stuurde het busje de hoek om. Despin liep op het trottoir, het busje reed stapvoets een paar meter achter hem. Ergens reed een brommer, verder was er niemand in de straat. Schetsky besprenkelde een doek met chloroform en gaf een commando. Bodo stopte en tegelijk stapten ze uit. Schetsky was als eerste bij hem. Hij duwde de lap in Despins gezicht en met zijn andere arm ving hij de man op, Bodo kwam erbij en nam hem over. Ze namen zijn krukken af en met z’n tweeën ondersteunden ze hem. Bobo wist waar hij woonde. Ergens in de buurt was een brommer gestopt en Schetsky begon Tulpen aus Amsterdam te zingen, alsof ze dronken waren en Bodo deed hetzelfde. Despin had het koffertje laten vallen, maar Papa Schmidt, die het busje had geparkeerd, was inmiddels uitgestapt en raapte het op.

Bodo had een sleutelbos uit Despins zak gehaald en probeerde de ene sleutel na de andere tot de deur open ging. De

man hing slap tussen hen in. Een eventuele passant kon niets anders in hen zien dan drie dronken kerels.

Bodo had de voordeur geopend en ze sjorden de invalide man die nog steeds buiten westen was naar binnen. Bodo vond een lichtknopje en ze droegen hem een kamer in waar een groot bed stond waarop ze hem deponeerden. Bodo sloot de gordijnen en deed het licht aan. Intussen was Papa Schmidt met het koffertje binnengekomen.

Schetsky liep even door de woning heen die kennelijk alleen als slaapadres diende - op het bed en een paar stoelen na waren er geen meubels - en als opslagplaats, want er stonden grote stapels kartonnen dozen die dure apparatuur bevatten, tv’s, video’s, geluidboxen. Misschien was Despin tegenwoordig actief als heler. Schetsky kwam terug in de slaapkamer waar Jos begon bij te komen, maar hij was nog volkomen verdwaasd en begreep niet wat er aan de hand was.

Papa Schmidt stond met het gesloten koffertje aan het voeteneinde van het bed. Schetsky vroeg: ‘Zou je dat koffertje willen openen, Papa Schmidt?’

‘Herr Oberst, is dat nou wel verstandig?’ vroeg de oude man, die er van het begin af aan tegen was geweest om Des-pin te volgen. Hij was er een van de oude stempel, een opdracht van de chef woog voor hem zwaar. Hij had groot respect voor Schetsky, niet voor niets noemde hij hem Herr Oberst, maar Schetsky luisterde dan ook altijd goed naar zijn adviezen en waarschuwingen.

‘Waarom zou het onverstandig zijn?’ vroeg Schetsky.

‘Als er drugs in zitten, wat doen we dan? Wat moeten we er mee?’

‘Dan bel ik Babyface.’ Dat was de tijdelijke chef van de Amsterdamse Narcotica Brigade.

‘En je hebt zelf gezegd dat hij niet komt als je hem een tip geeft?’

‘Dat is waar,’ gaf Schetsky toe, ‘maar dit keer dwing ik hem.’

‘Hoe?’ wilde Papa Schmidt weten.

‘Ik bel de chef in Frankfurt en die belt de minister en de minister belt zijn Nederlandse collega en die belt de hoofdcommissaris van Amsterdam en die belt Babyface. En dan, let maar op, komt ie wel. Zolang wachten wij.’

‘Dat kan lang gaan duren,’ zuchtte Papa Schmidt.

‘Minstens een uur,’ zei Schetsky, die een engelengeduld had ontwikkeld om met de oude man om te gaan. ‘Intussen haalt Bodo lekkere broodjes aan de overkant en hij laat de thermosfles vullen met nieuwe koffie. Nietwaar Bodo?’

Bodo bij de deur knikte glimlachend. Hij was dit soort uiteenzettingen nu wel gewend. Deutsche gründlichkeit, noemde hij het.

Maar Papa Schmidt was niet tevreden, intussen gaat Coca Cola er vandoor.’

‘Als dat koffertje drugs bevat dan moet Babyface Coca Cola arresteren. Maak nu die koffer open, Papa Schmidt.’ Schetsky’s geduld was op en hij was de baas. ‘Mach auf, das Scheissding.’

Papa Schmidt plaatste het koffertje op het voeteneinde van het bed. Bodo kwam er ook bij staan en met z’n drieën stonden ze over het koffertje gebogen toen Papa Schmidt de slotjes opende en het deksel openklapte. In het koffertje lag een harig ding. Het duurde even voor Schetsky het herkende als het kleine hondje dat in Coca’s gezelschap was geweest. Het was al stijf. Zijn ogen waren verstard in een waanzinnige blik, de pootjes waren gestrekt als stokken en z’n tong stak uit de opengesperde bek als een hard geworden oude leren zool.

Schetsky realiseerde zich dat de verkeerde hond het gif had gegeten en moest vreselijk lachen. Bodo, die altijd wachtte tot hij wist uit welke hoek de wind waaide, lachte mee. En ook Papa Schmidt, die het beest onbedoeld aan zijn eindje had geholpen moest lachen, tenminste dat dacht Schetsky, want Papa Schmidt stond met open mond en zijn

hoofd schokte op en neer en hij produceerde een soort lachgeluid: ‘Hawawawa.’ Toen Schetsky hem beter aankeek zag hij dat Papa Schmidt rood was aangelopen en dat de aderen op zijn kale slapen waren gezwollen als koordjes. Hij keek Schetsky verbijsterd aan. Zijn ogen waren wijd opengesperd alsof hij iets afgrijselijks zag, zijn mond viel open en terwijl hij zijn handen ophief stootte hij een klaaglijke kreet uit. Toen viel hij voorover op het bed waar hij als een stille kolos bleef liggen.

Schetsky voelde nog even aan zijn pols maar twijfelde er al niet meer aan, Papa Schmidt was gestorven aan een hartaanval. Hij lag over het koffertje heen, aan de rand van het bed. Schetsky begon aan hem te sjorren om hem beter neer te leggen. Uit zijn ooghoeken zag hij dat Despin inmiddels uit zijn verdoving was bijgekomen, maar zo overdonderd was door wat er gebeurde dat hij zonder zich te verroeren naar Schetsky lag te kijken met een uitdrukking van totale verbazing op zijn gezicht.

Schetsky riep Bodo om hem te helpen, maar deze was achterwaarts naar de deur gelopen. ‘O nee!’ riep hij vol afgrijzen. ‘Gatverdamme nee!’ Hij draaide zich om en liep de gang in.

‘Bodo hier, kom hier!’ brulde Schetsky, maar een paar seconden later hoorde hij de voordeur dichtslaan.

Despin op het bed begon zich nu ook te roeren. Aan de dode man begonnen allerlei borrelende en winderige geluiden te ontstijgen.

Buiten hoorde Schetsky de Mercedesbus starten en optrekken. Wat nu? Despin had zich op zijn bed opgericht en probeerde zijn krukken te pakken die tegen de muur stonden.

Er moest snel gehandeld worden. Schetsky maakte zijn ketting los en haalde het gouden kruis eraf, terwijl hij naar het bed toe liep. Hij ging zitten en toen Despin terugviel in zijn kussen gaf Schetsky hem niet de gelegenheid om tot een

conclusie te komen of op een of andere manier over de situatie na te denken. Hij begon hem onmiddellijk op zachte toon toe te spreken terwijl hij het gouden kruis op een halve meter voor zijn ogen heen en weer bewoog.

‘Wat je ziet en wat je meemaakt is in werkelijkheid een droom. Watje ziet is niet waar want in werkelijkheid slaap je. Je slaapt en je ogen zijn gesloten en je slaapt en je ogen zijn gesloten en je slaapt en je ogen zijn gesloten…’ Zonder enige moeite bracht hij hem onder hypnose, waarschijnlijk was Despin extra gevoelig door de chloroform. Hij lag met gesloten ogen in een diepe trance. Schetsky ging naast hem zitten, pakte zijn hand vast en zei: ‘Wie ben jij?’

‘Jos de Spin.’

‘En wie ben ik?’

Het duurde even voor de gehypnotiseerde man antwoord gaf. ‘Werner.’

‘Goed. Luister naar me, Jos Despin, terwijl je slaapt, luister goed; ik wil datje alles vergeet wat er vanavond gebeurd is in deze kamer. Alles. Als je straks wakker wordt herinner je je niets meer. Vergeet nu alles.’ Hij wachtte even. ‘Ben je het vergeten?’

Het duurde weer even. ‘Ja.’

‘Wat is er dan in deze kamer gebeurd?’

‘Niets.’

‘Goed. Nu wil ik dat je alles vergeet wat er vandaag en gisteren gebeurd is. Alles. Als je straks wakker wordt dan weetje niets meer. Ben je het vergeten?’

Hij pakte het heupflaconnetje dat in het handschoenenvakje in de bus lag en dat hij hiervoor had meegenomen, schroefde het open en goot whisky over Despins overhemd heen.

‘Ben je ‘t vergeten?’ herhaalde Schetsky.

‘Ja…’ zei de Spin.

‘Wat is er dan gebeurd?’

Het was een tijd stil.

‘Niets.’