27
Terwijl Jos naar Coca luisterde - hij begreep wel dat ze hem niet alles verteld had - deduceerde hij haar verhaal tot de essentie: haar man was naar Frankfurt gelokt met coke in zijn auto. Ze had het contact met hem verloren. Werner was een Duitse agent. Bodo werkte voor Werner.
Jos combineerde het met wat hij ‘s middags van Mikkie te weten was gekomen: Freddie was een Amerikaanse undercoveragent en Werner had waarschijnlijk de afluisterapparatuur op de boot geplaatst. Deducerend en combinerend kwam hij tot de conclusie dat de moffen en de yanken samenwerkten en dat hijzelf, door een of andere wonderlijke speling van het lot, in deze actie terecht was gekomen.
Maar dat was nog geen verklaring voor het lijk in zijn bed. En ook niet voor het feit dat hij zich niets meer kon herinneren. Hij had, na alle gesprekken die hij die dag had gevoerd en alle verhalen die hij had gehoord, een redelijk overzicht van de gebeurtenissen, maar nog steeds geen enkele herinnering. Nu bood Coca hem vijf mille als ze twee weken in zijn vishut mocht onderduiken.
Dat was hem niet genoeg, hij moest haar ook nog twee keer in de week ‘s nachts eten komen brengen, wat een heel gedoe was. Maar voor tien ruggen, per week, wilde hij er wel op in gaan. Als ze in zijn vishut zat was ze van hem afhankelijk, dan kon hij er nog wel meer poen uit wringen…
Hij wilde net met haar gaan onderhandelen toen de Kleine Rooie terug kwam van de straat, naar hem toe liep en fluisterde: ‘Ik moet effe wat zeggen.’ De jongen wachtte even tot Jos zich van Coca had losgemaakt en hem aankeek: ‘Die hippie en dat busje, staan voor de deur.’
‘Wat? Waar?’ Jos was meteen klaarwakker. Hij wilde overeind komen maar Mieke trok Chris van zijn tafeltje weg, mee naar de voordeur.
Jos overlegde wat hij moest doen. Door Chris’ mededeling werd alles wat hij tot dusver alleen uit verhalen van anderen kende, plotseling tastbaar. Hier had hij op gewacht, naar gezocht. Nu moest hij er op af.
Het meisje van Chris was naar buiten gelopen. Chris zette zijn motorhelm op en terwijl hij door de openstaande deur naar buiten wees keek hij naar Jos en knikte.
‘Dag Opa!’ riep hij en ging snel achter zijn meisje aan.
Coca stond plotseling op en riep: ‘O jee, ik vergeet de televisie! Meneer Knil!’ Ze liep in de richting van de keuken. Jos keek door een kier in het gordijn naar buiten en zag dat Chris met zijn brommer bezig was. Verderop in de straat stond een busje.
Het blonde meisje stapte bij Chris achterop, de brommer reed weg maar hield even bij het busje in voor hij om de hoek verdween en nu zag Jos dat er door de voorruiten in het interieur van het busje een flauw lichtschijnsel waarneembaar was.
Opa Knil, die Coca had horen roepen, kwam uit de keuken geschoten, terwijl hij zijn handen afdroogde aan een theedoek.
‘De televisie! Meneer Knil, geluid astublieft!’ riep de dame.
Terwijl Opa Knil het geluid van de televisie aanzette en op Duitsland afstemde hoorde hij buiten Chris op de brommer wegrijden.
Zou Chris iets gemerkt hebben dat hij zo vlug was weggegaan? Of zou Mieke het hem al hebben verteld? O, wat was het vreselijk, wat had hij gedaan? Waarom had hij het gedaan? Josefïna kwam uit de keuken alsof er niets gebeurd was. Hij voelde zich zo schuldig dat hij niet naar haar durfde te kijken en toen hij het geluid en het beeld van de televisie had afgesteld sloop hij, excuses mompelend, terug naar de keuken. Eigenlijk wilde hij de zaak sluiten, de lichten uit doen en naar bed, alles vergeten en dan hopen dat iedereen
het morgen ook vergeten was.
Jos zat nog steeds aan het tafeltje bij het raam naar buiten te kijken. Josefina en Coca waren naast elkaar aan de stamtafel gaan zitten en staarden omhoog naar het scherm, waarop een keurig gekapte omroeper een lang verhaal hield over tussentijdse verkiezingen in een Bondsstaat, waarbij de ene partij de andere van iets heel slechts had beticht: het koesteren van onduitse gevoelens. Varkens-en osachtige mannen voerden het woord. Daarna kwam de omroeper weer in beeld. Hij streek schalks een lokje weg en zei opbeurend: ‘En nu iets heel anders! Unsere Polizeibehörden haben wieder ein grossartiger Erfolg gehabt im Kampf gegen dem internationalen Rauschgiftgeschaft.’
Coca schrok zo dat haar ademhaling bleef steken waardoor ze een schor gekreun produceerde, dat zo wanhopig klonk dat Josefina troostend en kalmerend een hand op haar arm legde. Jos, die haar ook gehoord had, stond op van het tafeltje bij het raam en kwam naar de ronde tafel om zich bij hen te voegen.
Op het tv-scherm werden helicopterbeelden getoond van een groot gebouw dat in brand stond. Op het dak stonden tientallen mensen en langs uitschuifbare ladders klommen spuitgasten omhoog. Op straat stonden reddingsploegen met vangzeilen gereed. Uit de vele ramen van het gebouw walmden dikke rookwolken. In de straten rondom het gebouw wemelde het van mannen, politieauto’s en brandweerwagens.
Gedurende de eerste vijftien seconden van het nieuwsitem was er geen commentaar, je hoorde alleen het klapperende geluid van de helicopterwieken, hetgeen de macaberheid van de beelden nog versterkte.
Nu werd er overgesneden naar de grond. De camera zag brandweerwagens, ongevallen-en politieauto’s, overal loeiden sirenes en allerlei megafoonstemmen brulden door
elkaar. Brandweerlieden op eindeloos lange ladders leken bij hun bestorming van het gebouw in de wolken te verdwijnen.
In het gebouw woedde een loeiende vuurstorm, op de plaatsen waar geblust werd siste witte stoom, zo op het eerste gezicht leek het onbegonnen werk. Plotseling zei de enthousiaste commentator: ‘Dit zijn beelden van de brand in Hotel Bismarck gisterochtend om vijf uur in Frankfurt. Dankzij de blitzartige Einsatz van de Frankfurter brandweer is de materiële schade bij de brand beperkt gebleven tot de garage en de eerste vier verdiepingen. De andere etages liepen rook-en waterschade op. Gelukkig zijn er slechts twee doden te betreuren, een gast is in bed door de vlammen verrast, een ander is naast het vangzeil terechtgekomen. Voorts zijn er meer dan dertig gewonden, variërend van brandwonden tot verstuikte enkels. De hoteldirectie deelt mee dat het hotel in drie maanden weer operationeel zal zijn. Ze betuigt haar medeleven aan de nabestaanden, en haar dank aan alle Zuständigen für ihren grossartigen Einsatz. ‘
Nu werden er beelden getoond van de uitgebrande garage en de commentaarstem vertelde dat het hier allemaal begonnen was. Ernstige heren in zwarte jassen met hoeden op, politiefunctionarissen, waren met meetlinten tussen zwartgeblakerde autokarkassen in de weer. In de achtergrond stonden geüniformeerde politieagenten met de handen op de rug toe te kijken. Een woordvoerder van het rechercheteam liet eerst zien hoe het vuur uit de garage omhoog was gekropen en toonde toen de auto waarmee het allemaal begonnen zou zijn.
Volkomen verbijsterd keek Coca naar het verwrongen karkas dat overgebleven was van de Jensen, waarin Eduard en zij tienduizenden kilometers hadden afgelegd.
De commentator vervolgde: ‘De politie stelde vast dat
het vuur begonnen moet zijn in de omgeving van deze auto die toebehoorde aan een Hollandse hotelgast. Toen gisterochtend het brandalarm in het hotel werd gegeven bleek deze niet op zijn kamer aanwezig te zijn. Toen bovendien bleek dat de gangen van de Hollander al enige tijd in de gaten werden gehouden door de Zentrale Dienststelle fiir Rauschgiftbekampfung, omdat het vermoeden bestond dat hij in een grote Rauschgiftzaak betrokken was, werd er Grossahndungsalarm gegeven. Aan de landsgrenzen, alle havens en vliegvelden, trad automatisch Alarmbereit-schafts Stufe 9 in werking, dat wil zeggen verscherpte patrouillering langs de grenzen en versterkte bewaking van alle grensovergangen.’ Er werden beelden getoond van martiale Grenzpolizisten, met machinepistolen op de buik, die met wantrouwig samengeknepen ogen de paspoorten van sidderende Turkse mannen bestudeerden.
Nu volgden er helicopterbeelden van landweggetjes, heuvels, waar soms nog sneeuw lag, kale bomen en koeien. De helicopter volgde een tijdlang een politieauto die door deze landelijke omgeving reed. Intussen vervolgde de commentaarstem: ‘De Hollandse vluchteling veranderde om de honderd kilometer van auto, waardoor hij het zijn achtervolgers zeer moeilijk maakte, maar hij liet ook een spoor van autodiefstalmeldingen na, dat de aandacht van de politiecomputers begon te trekken, en in de loop van de middag werden de deskundigen van het opsporingsteam er vrij zeker over naar welke grensovergang hij onderweg was en er werden passende voorzorgsmaatregelen genomen.’
Het beeld sneed over naar de begane grond. Er werd een popperig Beiers dorpje getoond, met een dorpspleintje en een pomp. Midden in de hoofdstraat was een slagboom, aan de andere kant bevond zich Oostenrijk. Op het dorpspleintje stond een tiental Beierse types in Lederhosen en groene hoedjes samengedromd rondom een aantal krijgslieden uit de twintigste eeuw, uitgerust met kogelvrije vesten, infra-rode nachtkijkers en automatische wapens.
‘Hier, in het idyllische Biberdorf, een landelijk dorpje aan de Beiers-Oostenrijkse grens, waar gewoonlijk slechts een enkele boer doorheen gaat om zijn stukje land aan de andere kant te maaien of familie op te zoeken, liep de Hollandse drugssmokkelaar in de val die de Fahndungsbehörden hem gesteld hadden.’
Er volgde een interview met de commandant van de krijgers, die uitlegde hoe zij de snoodaard te pakken hadden gekregen. Op het dak hadden ze gelegen met hun telescopi-sche geweren. Aan alle kanten was hij ingesloten geweest, hij had geen schijn van kans gehad.
‘War der Schmuggler überrascht?’ vroeg de commentator die nu plotseling voor het eerst in beeld kwam en zich ontpopte als een kwabbige jongeman in een groen windjack.
‘Ja ja, das ist ganz klar, der war völlig überrascht,’ lachte de jonge commandant.
Nu kwam er iets bijzonders, de kijkers kregen een stukje te zien van de videoregistratie die de politie zelfvan Eduards arrestatie had gemaakt.
Het was weinig spectaculair: de slagboom was gesloten, er arriveerde een Opel Kadet. Op de kerkklok was het half-vijf. Uit een wachthuisje kwamen twee grenzpolizisten aangesloft. Een van hen was de commandant. Beiden hadden ze donkere zonnebrillen op en ze droegen hun machinepistolen als baby’s in hun armen.
De commandant liep om de auto heen, praatte even met de bestuurder, wiens gezicht niet te zien was, en wees toen op de achterkant van de Opel, misschien op de achterlichten of zo. De bestuurder keek even naar buiten.
Coca herkende Eduard bijna niet, want hij had zijn donkere haar geblondeerd. De commandant sprak opnieuw met hem en langzaam, met zeer onwillige bewegingen, stapte Eduard uit. Terwijl hij dit deed stak hij zijn rechterhand in zijn zak van zijn colbertje, maar tegelijk draaide de jonge officier zich met een onverwachts sierlijke beweging een halve slag om en prikte met de loop van zijn machinepistool in Eduards rug. Op de daken van de huizen op het pleintje verschenen geüniformeerde figuren met hun wapens in aanslag. Eduard keek inderdaad totaal verrast om zich heen. De commandant ontwapende hem, klikte zijn boeien vast en daarmee was het filmpje afgelopen.
Coca stelde vast dat ze geen enkele emotie voelde. Ze had naar de arrestatie van haar kaai gekeken, maar het was alsof het geënsceneerd was geweest, een repetitie voor als het echt werd. Alsof het ieder moment herhaald kon worden.
Nu kwam er een bons van de Zentrale Dienststelle Für Rauschgiftbekampfung aan het woord. Een strenge heer met bril, dunne lippen en vleermuizenoren die vertelde dat deze Hollandse smokkelaar er al lang van verdacht werd grote hoeveelheden Rauschgift naar de Bondsrepubliek te hebben gesluisd. Dankzij een feilloze coördinatie van verschillende politiediensten was men er eindelijk in geslaagd om deze Grossverbrecher te verhaften.
Vervolgens verscheen er een verontwaardigde jonge advocaat in beeld die kwam vertellen dat de politie geen enkel bewijs had. Hij eiste onmiddellijke invrijheidstelling voor zijn cliënt, een eerzaam zakenman, die volkomen ten onrechte werd beschuldigd van handel in verdovende middelen. Maar misschien, opperde de advocaat, was er sprake van een persoonsverwarring?
Tenslotte werd er een functionaris geïnterviewd die zo geheim was dat de televisiekijkers alleen zijn schaduw op de muur mochten zien. De commentator vertelde dat deze heer een meesterspeurder was die in de laatste tijd aan de internationale drugswereld een paar zware dreunen had uitgedeeld. De arrestatie van de Hollander was ook weer een grossartiger Erfolg in deze meedogenloze Kampf. De interviewer vroeg of hier sprake was van nieuwe, onorthodoxe politiemethodes?
Nee, de functionaris vond niet dat dat het geval was, maar wel was het een feit dat de Zentrale Dienststelle een grote vooruitgang was omdat via dit kanaal de aanwezige talenten en ideeën die in de verschillende politiediensten leefden, gebundeld konden worden.
De reporter vroeg of hij dat nog eens wilde toelichten. Was het zo, wat in sommige kranten werd gesuggereerd, dat de Zentrale Dienststelle agenten had die in buitenlandse drugssyndicaten penetreerden?
Nee nee, daar was geen sprake van, volgens de schaduw, maar hij kon er verder niets over zeggen. Het volgende programmaonderdeel was het weerbericht.
Coca bleef verdoofd naar het televisiescherm boven de toog zitten staren. Boven Beieren hing een regenfront, in Berlijn was het zware mist. Het onvoorstelbare was gebeurd: Eduard was gepakt. Hij had geen doop bij zich gehad, maar als ze konden bewijzen dat hij dat fik had aangestoken… Ze zat als versteend, met open mond; haar handen, met gekromde vingers, lagen als klauwen op tafel.
Josefina zat heel stil van opzij naar haar te kijken. Ze had het Duitse televisieprogramma niet goed kunnen verstaan, maar heel goed begrepen waar het over ging en intuïtief voelde ze dat Coca er iets mee te maken had.
Jos, die achter hen stond, probeerde de verschillende eindjes aan elkaar te knopen. Hij zag wel een duidelijke lijn: Bodo had Eduard aan de Zentrale Dienststelle verraden. Maar wat had hij daarmee te maken? En het lijk op zijn bed? Werner stond voor de deur. Dat was de man die alle antwoorden had.
‘Willen jullie nog wat drinken?’ vroeg Jos aan de twee vrouwen die voor hem zaten.
‘Ik wel een likeurtje,’ zei Josefina.
‘Coca?’
Maar Coca schudde haar hoofd en bleef met wijdopenge—
sperde ogen naar het scherm staren waar het regende en stormde en opklaringen in het oosten verwacht werden. Werner fukjoe, aim goin toe get joe, joe modderfukker, maalde het in haar hoofd.
Jos liep naar de keuken, waar Opa Knil op een stoel naast het fornuis met z’n handen in zijn schoot zat te gapen. Hij wilde maar dat ze allemaal weggingen, hij was zo moe, maar hij schaamde zich zo vreselijk, dat hij niets durfde te zeggen.
‘Opa, heb je nog een glaasje likeur voor mijn verloofde? En de dame lust wel een pilsje.’
‘Wacht Jos!’ zei Opa Knil, die langzaam opstond.
‘Straks Opa, ik moet effe naar buiten, maar ik ben zo terug.’
Jos zette zich in beweging en liep door de zaak naar de voordeur. Josefina stak een arm naar hem uit. ‘Ga je naar buiten? Trek wat aan, het is koud.’
Hij boog zich naar haar toe. ‘Ben zo terug, ik moet effe een kennis spreken, die zit in een bussie.’
Haar hand gleed over zijn dijbeen naar zijn kruis en en ze flitste een paar keer met het puntje van haar tong, als een slang.
‘Heb je een groot bed?’ fluisterde ze.
‘Ehe…’ Jos maakte een soort instemmend geluid en richtte zich weer op. ‘Zo terug.’
Opa Knil vervloekte zichzelf en zag het als een duidelijke straf dat hij nu dat zwarte meisje, dat nog wel Jos z’n verloofde was, een glas likeur moest brengen. Als hij eraan dacht wat hij met haar gedaan had… als hij aan Mieke dacht… hoe zou Chris reageren?
Bij het inschenken van het glas likeur beefde hij zo dat zich een grote stroperige plas vormde op de keukentafel die hij net had schoongemaakt.
Plotseling werd hij kwaad. Als ze ook ‘s wisten, zij allemaal, die zoveel jonger waren! Zijn lijf was oud, maar hijzelf, van binnen niet. Als hij naar mooie vrouwen keek dan vergat hij dat hij geen twintig was. Hij was niet veranderd. Wat moest je dan doen? Tegen je natuur in gaan?
Hij zette het glaasje likeur en een pilsje op een blaadje en liep de zaak in waar de twee vrouwen aan de ronde tafel zaten. Jos de Spin was net naar buiten en trok de voordeur achter zich dicht. Opa Knil keek schichtig naar Josefina, die hem vriendelijk toelachte, alsof er niets tussen hen was voorgevallen. Dat stelde hem gerust. De andere dame zat er vreemd bij. Met een vertrokken gezicht zat ze, diep in gedachten zeker, met grote ogen naar het televisiescherm te staren.
Josefina vroeg: ‘Waarom kom je niet gezellig bij ons zitten? Jos is effe weg. Als-ie terugkomt ga ik met ‘m naar de overkant. Heb je intussen niet een spelletje kaarten?’
‘Ja, dat heb ik wel,’ zei Opa Knil beduusd. Wat een lieve meid was dat.
Jos trok de voordeur van het koffiehuis achter zich dicht en begon de straat over te steken naar het busje dat schuin aan de overkant geparkeerd stond. Toen hij wat dichterbij kwam kon hij vaag zien dat er iemand op de voorbank zat, naast de bestuurdersplaats. Die persoon zag hem natuurlijk ook naderen en toen hij ten slotte zijn hand op het portier van het Mercedesbusje legde werd dit al voor hem geopend. Werner boog zich naar buiten.
‘Vat do you vant?’ vroeg hij in zijn Duitse Engels.
‘Met je praten. Schuif’s op.’Jos liet zich achterstevoren op de autobank zakken. Het was voor hem een stuk makkelijker om in zo’n busje te stappen dan in een lage personenauto. Met zijn handen sjorde hij zijn benen naar binnen en daarna sloot hij de deur. Tussen de voorbank en de laadruimte was een houten schot, met twee klapdeurtjes die open stonden. In de laadruimte stond allerlei apparatuur opgesteld: kastjes met metertjes, draden en knoppen. De metertjes waren voorzien van lichtjes zodat ze ook in het donker afgelezen konden worden en al die lampjes te zamen verspreidden een schijnsel dat net voldoende was om in de laadruimte iets te kunnen zien.
Bodo zat op een bankje tussen de apparatuur, met een koptelefoon op schoot. Hij knikte Jos toe en tilde een hand op ter begroeting.
Werner, die toen Jos binnenkwam snel was opgeschoven, zat nu achter het stuur. ‘Vat do jou vant?’ herhaalde hij ongeduldig.
Jos ging zo zitten dat hij beide mannen kon zien. ‘Waar is al die apparatuur voor, Bodo?’ vroeg hij.
‘Lazer op, Jos,’ zei Bodo alleen maar.
‘Dat is afluisterapparatuur,’ verklaarde Werner, in het Engels. Kennelijk verstond hij wel Nederlands, maar sprak hij het niet.
‘We hebben een zendertje in de auto van mevrouw Coca Cola geplaatst, dat maakt het wat makkelijker om haar te volgen,’ zei hij terwijl hij met beide handen het stuur een beetje heen en weer wrikte. ‘Wat wil je van ons, mister Des-pin?’
Jos, die de oude woede weer voelde opsteken, klemde zijn handen om zijn krukken heen om zich te bedwingen. Toen hij gekalmeerd was, zei hij: ‘Ik wil weten waarom jij een lijk in mijn bed hebt gelegd.’
Werner, achter het stuur, werd bijna verzwolgen door de duisternis. Zijn stem klonk ver weg. ‘Een lijk? In je bed? Laat ‘s zien?’ zei hij lijzig.
‘Je hebt het ook weer weggehaald,’ zei Jos. Er viel een stilte in de wagen, die zijn woorden nog belachelijker maakte. ‘Ik heb een getuige,’ voegde hij er aan toe.
Zelf vond hij dat een zwaktebod, maar het scheen indruk te maken. Bodo schoof op het bankje heen en weer en elke ironie was uit Werners stem verdwenen toen hij vroeg: ‘Een getuige die een lijk in jouw bed heeft zien liggen?’
‘Nee.’ Jos wachtte even met zijn antwoord, om het effect te verhogen. ‘Een getuige die hem levend mijn huis zag binnen gaan. Samen met jullie.’
Werner trommelde met zijn vingers op het stuur en keek peinzend in de stille, donkere straat. ‘Tja…’ zei hij en daar het hij het bij. Het was een rijd stil. ‘Maar jij dan, wat kun jij je herinneren?’ vroeg hij toen fluisterend.
Jos haalde zijn schouders op. ‘Niets. Ik weet nu vrij goed wat ik gisteren en eergister gedaan heb, maar ik herinner me vrijwel niets.’
‘Laat het zo blijven, vriend. Stap uit en verdwijn in de nacht. Vergeet die vrouw, die Coca Inez, die is bad luck voor jou. Ze staat in dienst van de Satan.’
‘Die vrouw interesseert me geen ene moer,’ zei Jos, ‘ik wil weten wie dat lijk in mijn bed heeft gestopt.’
‘Waarom?’
‘Om die persoon een pak op zijn sodemieter te geven.’
‘Jij?’ lachte Werner spottend.
Jos voelde dat hij explodeerde. Terwijl alles razendsnel ging was het alsof het zich uiterst vertraagd afspeelde. Hij stootte met zijn rechterkruk in het donker waar Werners hoofd zich bevond. Deze dook instinctief weg, maar de kruk trof hem in zijn keel. Hij sloeg met zijn achterhoofd tegen de autodeur en jankte op een akelige manier. Jos haalde diep adem en trok de kruk terug om de afmaker uit te delen, maar Bodo was flitsend overeind gekomen en stond tussen de klapdeurtjes.
‘Niet doen, Jos,’ waarschuwde hij zachtjes, met de waardigheid van iemand die over dodelijke krachten beschikt.
Werner rochelde, ging naar adem snakkend zitten en wreef met een hand over zijn keel en met de andere over zijn achterhoofd.
‘Dit is nog maar een voorproeve,’ zei Jos. ‘Waarom ver-tellenjullie me niet wat er gebeurd is? Dan zijn we klaar.’
Werner legde een hand op zijn hand en ondanks de pijn
zei hij niet onvriendelijk: ‘Goed, ik vertel ‘t je. Als jij mij helpt om die vrouw te pakken te krijgen.’
Jos stikte bijna van woede. ‘Ik?’
‘De Heer zal je belonen. En van mij krijg je geld.’ Hij leunde achterover tegen de autodeur waardoor hij weer in het halfdonker oploste. ‘Bodo, vertel jij ‘t ‘m.’ Hij begon zijn nek te masseren.
Bodo sprak op die zachte Oosterse kung fu-toon, die hij heel vroeger van Ome Liem had overgenomen. Hij vertelde dat Werner een afgekickte junkie was, die in Jezus was opgegaan en een eigenhandige kruistocht was begonnen tegen de internationale drugswereld door dealers naar Duitsland te lokken waar hij ze dan aan de politie uitleverde. Hij joeg al een tijd achter Eduard aan en op die manier had hij Bodo ook te pakken gekregen. Hij kon bewijzen dat Bodo bij een deal betrokken was geweest, maar in plaats van hem aan te geven had hij hem ingehuurd. Een soort chantage, maar het betaalde goed. Werner had maar één doel: in Jezus’ naam de drugswereld te vernietigen. En dat doel heiligde alle middelen. Hij was bereid om samen te werken met het gemeenste vuil van de straat. Junkies betaalde hij in natura. Wettelijk waren zijn activiteiten verboden maar niettemin beschikte hij over prima connecties bij de cops. Nou had Werner Jos in de afgelopen dagen meegemaakt en het idee gekregen dat hij een waardevolle medewerker kon zijn. Zou hij er niets voor voelen om voor hem te gaan werken? Wemer betaalde cash, in marken.
Jos schudde grinnikend zijn hoofd toen Bodo was uitgesproken. ‘Jullie doen maar, met je kruistocht. Ik wil maar één ding weten, hoe kwam die dooie in mijn bed.’
‘Oké, oké,’ zei Werner, die weer uit zijn hoekje overeind kwam. ‘Het was een test. Die heb je met glorie doorstaan. Loofde Heer. Ik bied je een job aan. Dit is je kans! Pak hem.’
‘Ik heb een rustig leven,’ zei Jos, ‘zo wil ik het houden. Maar mijn rust is verstoord door dat lijk. Dus als je me nou uitlegt wat er gebeurd is…’
Werner had zijn ketting afgedaan, misschien omdat hij last had van de wond die Jos veroorzaakt had, en hij hield het gouden kruis naast zijn hoofd, ter hoogte van zijn ogen. Zo zat hij even heel stil, met een glimlach op zijn gezicht. Jos voelde iets vreemds over zich komen, een soort herinnering. Alsof hij dat al eerder had meegemaakt. Werners stem klonk ver weg: ‘Denk goed na, Jos. Ik betaal je vijf, zesduizend mark per maand. Het is belangrijk werk. Later zal de wereldje er dankbaar voor zijn. Je staat onder bescherming van de politie en de Heer waakt over je.’
‘Shit, daar komt dat wijf,’ onderbrak Bodo hem plotseling.
‘Scheisse. En die hond. Ik ben banger voor die hond dan voor haar,’ zei Werner. Hij kwam half overeind.
‘Zonder haar is die hond niks,’ zei Bodo.
‘We moeten haar uitschakelen,’ zei Werner.
Jos had het gevoel alsof hij heel langzaam uit een verdoving bijkwam. Hij had wel gehoord en geregistreerd wat er gebeurde, maar nu pas was hij ook in staat om te begrijpen wat er aan de hand was. Hij was even weggeweest, maar waar? Een ogenblik zag hij Coca voor de auto op straat staan maar ze verdween naar achteren. De twee andere mannen raakten in paniek. Bodo verloor zijn waardige zelfbeheersing en schoot naar de achterdeur. Werner bleef achter het stuur zitten, maar zijn stem sloeg over toen hij riep: ‘Bodo, alles is geoorloofd!’
Er werd op de achterdeuren gebonsd en eraan gerukt, tot ze plotseling openvlogen. Jos zag Bodo als een schim, een wajangpop, in de deuropening staan. Met zijn benen gespreid en door zijn knieën gezakt in een kung fu-houding, zijn handen hingen in de lucht voor zijn borst.
Toen hoorde Jos Coca’s stem: ‘Imanak kil!’
Het was of een geluidloze explosie Bodo omverwierp, er klonk alleen een doffe dreun toen hij tegen de bodem van de auto smakte. Even klonk er geblaf, toen gegrom en ge-grauw, gevolgd door afgrijselijke pijnkreten van Bodo, die plotseling gesmoord werden.
Jos zag Werner achter het stuur in elkaar zakken en hoorde hoe achter hem in het busje een monster bezig was om Bodo te verscheuren. Hij had in een flits een associatie met de tijd in het ziekenhuis, toen hij op de rand van de dood lag en net als toen besloot hij om niet op te geven.
Iemand klom het busje binnen en hij hoorde Coca schreeuwen: ‘Imanak zit!’
De hond gehoorzaamde onmiddellijk. Hij klom kwispelend van zijn prooi af, ging op zijn achterpoten zitten en begon het bloed van zijn vacht te likken.
Bodo lag naast hem te kreunen. In het vale licht van de metertjes op de apparatuur was hij een donkere plek op de vloer. Coca sloot de achterdeur, liep naar voren en verscheen tussen de klapdeurtjes achter Jos. In haar rechterhand hield ze een gun die ze op hem richtte. ‘Treeter,’ beet ze Jos toe. Toen trok ze Werner met haar linkerhand aan zijn haren overeind. ‘Gadverdamme!’ vloekte ze. ‘Ai kilt de rong wan!’