22

Ze woonde allemachtig sjiek, in een flat op de bovenste verdieping van een toren in Buitenveldert, met kilometers uitzicht en kilometers vloerbedekking. Het uitzicht bestond uit nachtelijke duisternis waarin duizenden lichtjes schitterden. Onder het bleke sikkeltje van een halve maan knipperde iets, groen-rood, rood-groen, een vliegtuig, maar het kon ook best een vliegende schotel zijn, dacht Jos toen hij voor het raam naar buiten stond te kijken.

Er was een wand vol geluidsapparatuur, met duizenden platen en tapes, een hobby van haar man blijkbaar. Er was ook een huisbar, een videohoek, een bibliotheek, een kunstverzameling.

Jos keek met een geoefend oog rond. Wat een klapper! Hier viel heel wat te halen. Om die flat binnen te komen had je alleen een sleutel nodig. En de schore kon naar buiten met de lift.

Ze woonde luxueus, allicht, want haar man was een succesvol zakenman legde ze uit. Hij handelde in computerprogramma’s en viel in het hoogste belastingtarief.

Ze stak het haardvuur aan, schonk voor Jos een bourbon in met crushed ice en begon op een spiegel een bergje coke fijn te snijden maar toen zei ze: ‘Ach Jos, wil jij dit effe krus-jen? Ik wil me wat opfrissen.’ Ze overhandigde hem de spiegel en zette een compactdisk op. De honden lagen vadsig

voor de verwarming. Ze floot Imanak die loom naar haar toe kwam, maar Leo die ook opstond moest bij Jos in de kamer blijven. Ze ging de kamer uit.

Jos zat op de bank. Voor zich had hij de fles bourbon en een berg coke. Wat moet ik hier, dacht hij.

Door de tussendeur, die zich achter een wandtapijt bevond, ging Coca naar de andere flat, waar klokke een de telefoon rinkelde. Ze pakte de hoorn op: ‘Ja?’

‘Inez,’ zei Eduard op bevelende toon. ‘Ik bel over vijf minuten naar het glazen huis. En mocht dat stuk zijn, wacht hier dan thuis tot ik opnieuw bel.’ Hij hing op.

Ze hoorde onmiddellijk aan de klank van zijn stem dat er iets falikant mis was. ‘Het glazen huis’ was in hun code een telefooncel op een pleintje in de buurt. Eduard had ooit via een monteur bij de ptt een lijst bemachtigd van de telefoonnummers van alle cellen in Amsterdam. ‘Het glazen huis’ was de dichtstbijzijnde, maar zoals vele andere vaak stuk.

Ze verliet de flat via de andere voordeur zodat Jos niet wist dat ze weg was. Het voordeel van een dubbele flat. Uiteraard nam ze Imanak mee.

Ze kon wel janken in de lift naar beneden. Op een of andere manier had ze van het begin af aan weinig in die Fran-furtse diel gezien. Ze had geprobeerd Eduard er van af te houden maar hij was van mening dat het een goed project was. En hij was de baas.

Buiten woei een rotwind. Het was maar een paar honderd meter maar ze nam toch de auto.

In de cel was een nieuw model telefoontoestel geïnstalleerd waar niets meer aan te mollen viel, hoewel de kits in de buurt ook in staat waren om hele cellen te slopen. Maar dit keer was alles in orde, dus wat dat betreft zat ‘t mee. In een situatie als deze lette ze op alle voortekens.

In de auto, met de radio aan, het portier open om de telefoon in de cel te kunnen horen, rookte ze een sigaret onder

het wachten. Imanak lag naast haar, rustig snurkend

Toen zag ze in de verte een politieauto naderen. Omaigot, dacht ze, de kops, dat ontbreek er nog maar aan.

Snel stapte ze uit en ze ging de cel binnen, haar hond volgde haar op haar hielen. Haar hand hield ze vlakbij de hoorn om razendsnel op te kunnen nemen. De politieauto kwam dichterbij en minderde snelheid.

‘Bel op, godverdomme,’ vloekte ze tussen haar tanden. Als de kops merken dat ik hier word opgebeld willen ze weten wat er aan de hand is.

Toen belde Eduard.

‘Ik ben ‘t.’

‘Even heel snel. Ik sta hier in een kroeg in de buurt van mijn hotel. De zaak is helemaal mis. Mijn klanten zijn vanmiddag gearresteerd.’

‘Wat!’ Ze begon te transpireren. Imanak, die op de grond was gaan liggen, stond meteen op en schuurde tegen haar benen, iets wat haar altijd geruststelde.

‘In de lobby van mijn hotel.’

‘Van jouw hotel!’

‘We zouden een laatste bespreking hebben in de coffeeshop. Ze hadden een lege koffer bij zich die ze bij me zouden achterlaten. Morgenavond op de Autobaan zou ik hen daarin de handelswaar overhandigen. Wat er precies gebeurd is weet ik niet, want ik was er niet bij, maar toen ze in de hotellobby liepen zijn ze opgepakt door vier rechercheurs. Die dachten waarschijnlijk dat de koffer vol was.’

‘Omaigot… jezus… Eduard… Kom meteen naar huis!’

‘Dat kan niet.’

‘Wat nou weer?’ Ze begon bijna tejanken. De politieauto was het pleintje rondgereden en verdween om de hoek.

‘Hou je kalm,’ zei Eduard scherp. ‘Mijn auto is stuk. Vanochtend al. Wou niet starten. Staat hier in de garage van

mijn hotel. Ik heb er meteen een monteur bijgehaald, die is er al de hele dag mee bezig.’

‘Sabotage?’ vroeg ze schril.

‘Weet ik niet.’

Ze hoorde hem lurken aan zijn pijp. Wat was hij toch kalm. Onder deze omstandigheden misschien wel té kalm. Eduard gebruikte bijna geen drugs, soms een beetje kook in bed, maar als er veel pressie was nam hij valium.

‘Wat nu?’ vroeg ze.

‘Ik moet wachten tot de auto klaar is. De handelswaar zit nog in de deuren. Er zijn altijd mensen en er is videobewaking.’

Werner schoot haar te binnen. ‘Luister!’ zei ze opgewonden. ‘Bodo wilde me toch vanmiddag aan iemand voorstellen?’ ‘Hm?’

‘Ik ben naar Mikkie’s boot gegaan. Doet er niet toe wat daar gebeurd is, maar ik heb er dus ene Werner uit Frankfurt ontmoet die op zoek is naar vier kilo. Hij wil ‘t morgen hebben want dan moet hij weer naar huis.’

‘Frankfurt?’ zei hij met een paniekerige ondertoon in zijn stem.

‘Misschien is dit een fantastisch toeval,’ zei ze. ‘Ik stuur hem naar je toe. Als je auto morgen klaar is kun je die diel op de Autobaan met hém maken.’

‘Ben je nou helemaal van god verlaten!’

Hij vloekte! Ze had hem nog nooit horen vloeken.

‘Je hebt toch niets afgesproken?’

‘Natuurlijk niet. Ik heb gezegd dat ik voor hem op de markt zou snuffelen.’

Hij zweeg. Ze wist hoe hij nu stond na te denken, de pijp in zijn ene, de telefoonhoorn in zijn andere hand, met die eigenaardige frons op zijn gezicht. Op de achtergrond hoorde ze, heel vaag, het gedruis van de Duitse kroeg waar hij stond te telefoneren.

Plotseling werd het geluid zwakker.

‘Hallo Eduard!’ riep ze en ze hoorde hoe hij aan de andere kant munten in de automaat stopte.

Zijn stem kwam weer terug. ‘Ik ben er weer.’

‘Darling,’ zei ze. ‘Ik had toch geen reden om die man te wantrouwen? Bodo legde het contact.’

‘Hm,’ zei hij, iets te neutraal.

‘Wat is er dan toch?’

‘Je zei dat Bodo jou gebeld had?’

‘Ja, dat vond ik vanmiddag al zo vreemd.’

‘Heb je hem gevraagd hoe hij aan ons nummer kwam?’

‘Ik heb hem nauwelijks gesproken.’

Tok tok tok, ze hoorde een vreemd geluid in de telefoon. ‘Wat is dat nu weer?’ vroeg ze ongerust.

‘O sorry, ik klop mijn pijp uit tegen de hoorn. Hij belde jou dus thuis tegen alle afspraken in.’

‘Rait.’

‘Vervolgens het hij jou naar Mikkie komen om daar een Duitser te ontmoeten.’

‘ Werner.’

‘Om Werner uit Frankfurt te ontmoeten. Die vanjou vier kilo wil kopen.’

‘Ekzeklie.’

‘Terwijl ik hier in Frankfurt zit met vier kilo, die ik niet kwijt kan omdat mijn klantjes zijn opgepakt. Wel toevallig, nietwaar?’

‘Omaigot Eduard, wat moeten we doen?’

‘Rustig blijven.’

Ja, dacht ze, maar jij hebt stalen zenuwen. Hij had spanning nodig. Daarom leidde hij een dubbelleven: enerzijds was hij van sjieke komaf en een gewaardeerd zakenman, anderzijds handelaar in en smokkelaar van hardruks.

‘Ik vind,’ zei hij bedachtzaam, ‘dat hier sprake is van een opeenstapeling van zoveel toevalligheden dat het geheel mathematische, dus geconstrueerde proporties krijgt.’

‘Zoiets als doorgestoken kaart?’

‘Inderdaad Inez.’

Ze huiverde in haar bontjas. ‘Wat moeten we doen?’ vroeg ze.

‘Waar en wanneer heb je met Werner afgesproken?’

‘Morgenochtend om half twaalf op de hondenweide.’

‘Right. Dan vertel je hem dus dat er geen handelswaar is. Vervolgens ga je met Imanak naar de boerderij. Let op datje niet gevolgd wordt. Op de boerderij wachtje op mij.’ Ze hadden een klein boerderijtje aan een zandpad op de Velu-we.

‘Maar er is daar geen telefoon!’

‘Ik bel je elke avond tussen zeven en acht in de Prins.’ Dat was een restaurant in de buurt waar ze ‘s avonds aten als ze op de boerderij sliepen.

‘En jij? Wat doe jij?’ vroeg ze.

‘Don’t worry about me,’ zei hij losjes.

‘Natuurlijk maak ik me zorgen over je, Eduard,’ zei ze nijdig.

‘Sorry little one, ‘t was niet onaardig bedoeld. Zodra m’n auto klaar is ga ik er van door. Als ik helemaal zeker ben dat ik niet gevolgd word, kom ik naar huis.’

‘Kun je niet op een pleen stappen?’ vroeg ze benauwd.

‘En de handelswaar hier in de auto achterlaten?’ vroeg hij ongelovig.

‘Sowot?Je kan die kar daar toch wel een week laten staan? ‘t Is toch een bewaakte garage? Je betaalt er toch voor?’

‘En wat als intussen de Frankfurtse politie mijn auto van onder tot boven openschroeft? Ik ben toch niet gek?’

‘Maar wat dan? Wat moeten we dan? O m’n lief, ik ben bang. ‘Ze beefde, haar knieën knikten en zweet druppelde langs haar hals in haar kraag, alsof het regende.

‘Rustig blijven, koel blijven, je hoofd er bij houden, dan lukt alles,’ zei hij alsof hij aan het golfen was.

De telefoon begon weer zachter te worden en weer hoorde ze munten vallen.

‘Neem morgenochtend, als je Werner gesproken heb:, kleren, je pas en voldoende cash mee. Misschien gaan we naar Hawaï of Thailand, we zien wel. Zorg dat je elke avond om zeven uur in de Prins bent. Daar wachtje op instructies.’

Ze hadden wel meer crisismomenten meegemaakt, maar tot nu toe was alles altijd goed afgelopen. Dit waren de risico’s van het vak, dat wist je. In feite was dit het vak, had Eduard haar vaak uitgelegd, als ze thuis na een rondje sex bij het haardvuur lagen. Iedereen kan een bank kraken, dope dealen, inbreken of een gewapende overval plegen, dat is zo moeilijk niet, maar pas in de eventuele crisis daarna, als ze op je jagen, dan blijkt watje waard bent.

Ze voelde zich een stuk rustiger. ‘Goed schat, ik zal precies doen watje zegt,’ beloofde ze.

‘Morgenochtend om negen uur bel ikje thuis vanuit mijn hotel, in code, om je te laten weten wat ik ga doen.’

‘Goed liefste.’

‘Hoe is ‘t met Imanak?’ vroeg Eduard.

‘Hij staat hier naast me,’ zei Inez. ‘Hij laatje groeten. Hij is zo’n enorme steun, weet je.’

‘Ja…’ zei Eduard, ‘ ‘t Geeft mij ook een rustig gevoel te weten dat hij bij jou is en je beschermt. Right baby, ik moet gaan ophangen want dit waren mijn laatste marken. Ik belje morgenochtend. I love you, baby.’ Om de een of andere reden zeiden ze dat altijd in het Engels tegen elkaar.

‘Ailufjoetoe.’

Eduard hing als eerste op.

Toen ze terugreed dacht ze over hem na. Hij zei altijd: de mens is goed en slecht. Alles heeft twee kanten, daarom leven we in een wereld met een dubbele moraal. Maar volgens hem kon je dat ook omdraaien: kon je een dubbelleven leiden in twee werelden, ieder met een eigen moraal.

Zijn moeder was een Wassenaars freuletje, zijn natuurlij—

ke vader van wie Eduard zijn uiterlijk had geërfd, haar Argentijnse chauffeur. Papa, die in de olie zat, voornamelijk in Zuid-Amerika en Azië, was homofiel en met mama getrouwd om z’n directeurspositie veilig te stellen.

Eduard was op school gegaan in Jezuïtencolleges in Venezuela en Chili, de zomervakanties bracht hij in Maleisië en Wassenaar door. Natuurlijk was hij een briljante leerling geweest, maar, volgens zijn eigen zeggen, ook het grootste ettertje van de wereld. Een echte pestkop, die zijn kinderjuffrouwen, dienstmeisjes, ouders, broers en zusters en grootmoeders het bloed onder de nagels kon weg treiteren.

Als puber was hij een weergaloze dief. Geen dakgoot was hem te hoog, geen kast voor hem veilig. In die tijd begon hij aan zijn medescholieren goederen te verkopen waar zij grote behoefte aan hadden: kapotjes, die hij meebracht van zijn Europese zomervakanties en marihuana en cocaïne die hij betrok van het huispersoneel van zijn ouders.

Intussen bleef hij een modelstudent. Hij won prijs op prijs en ten slotte zelfs een scholarship voor Harvard, waar hij wiskunde en astronomie ging studeren.

Hij zette er een cocaïnehandeltje op dat hem snel populair maakte, maar uiteindelijk werd hij aangegeven en van de universiteit verwijderd. Zijn naam werd uit het register geschrapt. Toen had hij een moeilijke tijd. Hij zwierf door Latijns-Amerika, de open universiteit noemde hij die jaren spottend. Hij liet er niet veel over los, maar het was duidelijk dat hij toen alles had geleerd. Af en toe vertelde hij een anekdote. Die speelde dan steevast of in de Amazonejungle waar hij op zoek was naar goud, in de Boliviaanse bergen waar hij cocaïne transporteerde of in Argentinië waar hij voor een politicus had ‘gewerkt’.

Maar ten slotte was hij met een klein kapitaaltje naar Nederland gekomen, dat hij eigenlijk nauwelijks kende. En waar hij onbekend was. Hij was gek op computers en alles wat daar mee te maken had en startte een handeltje in computer-software. Hij werd weer door zijn familie geaccepteerd en gebruikmakend van die relaties wist hij door te dringen in handels-, bank-en politieke kringen. In een paar jaar bouwde hij een keurige naam op voor zichzelf en zijn zaakje.

Toen ontmoette hij Coca Inez. Bij hem was het liefde op het eerste gezicht. Al gauw gingen ze samenwonen, nog wat later trouwden ze. Hij kocht de vrijgekomen buurflat in Buitenveldert, haalde de banden met zijn Zuid-Amerikaanse verleden weer aan en gezamelijk begonnen ze in cocaïne te handelen.

Zijn idee was even briljant als eenvoudig: buitenlanders die bij hen inkochten kregen de handelswaar in hun eigen land afgeleverd, hoefden dus niet zelf te smokkelen hetgeen hun risico aanzienlijk beperkte. Maar de prijs natuurlijk hoger maakte. Bodo bracht klanten aan, Coca onderhandelde met ze en Eduard zorgde voor de aflevering op de plaats van bestemming.

Met z’n deftige smoel, z’n bmw en z’njensen (tweedehands in Engeland gekocht, hij was een autofreak), z’n collectie pakken uit de rue Faubourg St. Honoré, zijn handgemaakte schoenen, bruyerepijp en computer software was er geen grens in Europa waar hij gecontroleerd werd.

Aanvankelijk deden ze alleen cocaïne en lsd in minimale hoeveelheden van 10.000 trips - maar ze kregen meer en meer aanvragen voor heroïne. Ze discussieerden er enige tijd over, tot hij besloot om dat ook in hun warenpakket op te nemen.

Inez had morele bezwaren tegen heroïne. Ze was immers in de jaren zestig uit idealisme in de stufhandel gestapt. Je rookte gras en hasj, je wist hoe belachelijk het verbod daarop was en je ging er in handelen voor de fun, om zelf gratis te blowen en je vrienden voor een zo laag mogelijk prijsje mee te laten genieten.

Later kwam ze in contact met cocaïne dat voor haar al

gauw kook werd. Vond ze ook lekker, het was wel een gevaarlijke stof, maar ze kon er goed mee om gaan, zij was niet het type om zich in een drug te verliezen.

Heroïne raakte ze niet aan, ze wilde het zelfs nooit proberen… en er dan wel in handelen? Het stuitte haar tegen de borst, maar Eduard, die op alles een eigen kijk had, overtuigde haar ten slotte toch.

Volgens hem was heroïne slechts een sociaal probleem van een volkomen hypocriete samenleving. Het kon in een handomdraai opgelost worden, bijvoorbeeld door het in het ziekenfondspakket op te nemen, zoals met andere verslavende medicijnen als tranquillizers ook gebeurde. Of nog eenvoudiger, door de verkoop vrij te geven zoals die van alcohol, dat ook een zwaar verslavende, dodelijke drug is waar de meeste mensen niet meer buiten kunnen. Dagelijks ingenomen is het een traag werkende moordenaar, een hele fles sterke drank tegelijk is dodelijk, maar toch is de drug maatschappelijk geaccepteerd, zelfs kinderen drinken het tegenwoordig weer.

Cynisch analyseerde hij hoe vals een samenleving is waarin een belangentrust van politici, alcohol-, tabak-en medicinale drugpushers uitmaakt wat het publiek wel of niet mag gebruiken. Ze was bezweken voor zijn rationele argumenten en hun assortiment werd uitgebreid.

Meteen was het bijna mis gegaan. Hij betrok heroïne van de mafla, waarmee hij via zijn Latijns-Amerikaanse associés goeie relaties onderhield. Meestal reisde hij per auto, maar een enkele keer transporteerde hij de handelwaar per vliegtuig, eerste klas. Een keer was er in Rome een bommelding. Alle bagage werd aan een nauwgezet onderzoek onderworpen en in de dubbele wand van zijn koffer werden enkele kilo’s zuivere heroïne gevonden. Maar dat was toen goed afgelopen omdat de mafïa een deel van het vliegveld onder controle had. Eduard had zich kunnen vrijkopen voordat de zaak de Italiaanse justitie bereikte.

Dat was een les geweest. Ze werden supervoorzichtig, maar ze gingen wel door. Ze hadden een paar miljoenentransacties gedaan, nu werd het tijd om te stoppen. Weten wanneer je stoppen moet, de tekens kunnen lezen, gevoel voor taiming, daar kwam het in de biznes op aan. Het ging nu gebeuren. Ze waren klaar. Vanuit de Bahama’s gingen ze hun bezittingen beheren, en Inez ging weer schilderen. Dat had ze voor haar huwelijk ook gedaan.

Coca parkeerde, stapte uit met Imanak, sloot de auto af en keek even naar boven. Alleen op haar verdieping brandde nog licht. Ze keek op haar horloge, ze was twintig minuten weggeweest. Ze hoopte dat de Spin intussen niet het hele huis had leeggeroofd…

Wat moest ze in godsnaam met die man? Waarom had ze hem meegenomen? Hoe kwam ze nu weer van hem af? Ze had de stomme gewoonte om soms, als ze zich daun voelde, in bars mannen op te pikken. Maar zo een nam ze dan mee naar een hotel, of zf liet zich, als ze hem vertrouwde, meenemen naar zijn huis.

De laatste tijd deed ze het minder, sinds ze bij een psychiater was geweest om er over te praten.

Die had gezegd dat het om regelmaat ging. Ze moest regelmatig iets doen waarin ze zichzelf kon herkennen. Daarom ging ze nu elke ochtend naar een sauna in de Kerkstraat. Daar werd ze gemasseerd door blonde boys en zweette ze de drugs en drank van de vorige avond weer uit. Zo behield ze haar uiterlijk.

Daarna ging ze dan, weer of geen weer, met Imanak naar het park waar ze de oude hap ontmoette, jointjes rookte met dejongens terwijl Imanak met de andere honden uitraasde.

Dan deed ze de boodschappen, kocht ze een krantje en een tijdschriftje en vervolgens, tenminste ‘s winters, ging ze naar huis, lekker luieren op de bank, met een lijntje, een stikkie, videootje aan. Zomers ging ze naar Zandvoort of een terras.

Het probleem was dat je, als je zoals Eduard en zij in drugs handelde, er geen intieme vriendenkring op na kon houden, anders werd je dubbelleven toch bekend.

Dus was er ook geen plaats voor een vaste minnaar. Toen met Karei de Kale, dat was op het randje geweest…

Van nature was ze monogaam, dat wist ze, en Eduard was de beste luvver van allemaal, maar hij was er zo weinig. Hij was altijd weg, soms weken, soms maanden. Hij kocht nu eenmaal aan de bron, kook in Boliva, hoors in Italië of Thailand en soms ging het om zulke grote partijen dat er tijden overheen gingen om zulke transacties te laten slagen.

De lift stopte op de bovenste etage en ze ontwaakte uit haar gedachten. Het liefst was ze in bad gegaan en dan meteen naar bed, maar ze zat met die vent.

Door de tussendeur ging ze het appartement binnen waar de Spin was achtergebleven. Leo kwam haar en Imanak kwispelend tegemoet toen ze binnenkwamen, maar Coca dacht even dat de Spin dood was. Hij lag achterover op de bank, zijn krukken waren op de grond gevallen tussen de bank en de lage tafel.

In de kamer heerste doodse stilte. Coca’s grootste angst was om ooit wakker te worden naast een dooie. Soms, als ze naast een pikkup lag en ze dacht aan die mogelijkheid… Maar gelukkig snurkte de Spin even en draaide hij zijn hoofd om. De fles bourbon die ze voor hem op tafel had neergezet was halfleeg. Hij had zitten boezen in z’n uppie, toen was hij aut gegaan. Des te beter. Ondanks alles moest ze er om lachen.

Op tafel lag de spiegel en daarop de kook die hij had fijngesneden. Hij had ‘t keurig in vier dikke lijnen verdeeld, het gouden pijpje lag klaar voor gebruik. Maar zelf had hij het spul niet aangeraakt.

Ze pakte het buisje, bukte zich over de spiegel en nam een snuif. In een hoek van de kamer waren de twee honden aan

het dollen. Ze keek er vertederd naar. Die arme kleine Leo, die, net als de Spin, zo maar haar leven was binnengelopen en nu weer moest ophoepelen. Ze nam weer een snuif. De Spin op de bank snurkte grof. Het licht was ook te schel.

Ze ging de kamer rond en deed hier en daar een schemerlamp uit tot ze de juiste gedempte belichting had gevonden. Toen nam ze nog een snuif.

Muziek. Ze liep naar de installatie en drukte de nodige knoppen in. Een zacht ritme begon omfloerst te roffelen, als regen.

Ze nam een plaid, legde deze over de Spin heen en plaatste een kussen onder zijn hoofd, zonder dat hij wakker werd.

Toen nam ze de vierde en laatste lijn. Ze liep naar het raam en keek naar buiten, waar het donker en oneindig was. Wolken scheerden langs de maan. Ergens in die duisternis was Eduard, slechts zes uur autorijden van haar verwijderd.

Ze dacht aan zijn auto die, met vier kilo cocaïne in de portieren verborgen, -roerloos in een Frankfurtse hotelgarage stond. Aan Eduards klanten die in de lobby van datzelfde hotel waren gearresteerd. Aan Werner. Aan al die dingen dacht ze. De kook begon in haar hoofd te spoken. Zo veel kook en zo veel nare dingen. De muziek maakte iets in haar los en ze begon verschrikkelijk te flippen.

Bad Karma. Zo heette dat vroeger onder de hippies als je stuf smokkelde of verhandelde om het gewin. Om er aan te verdienen. Elke hippie die uit Marocco of het Verre Oosten terugkwam smokkelde een beetje dope mee naar het westen, omdat hij er van hield, uit idealisme en om de samenleving te veranderen. Maar handelen voor de poen, dat was bad karma. Daar moest je vreselijk mee oppassen. Wat bad karma precies was wist je pas als je het had, maar meestal hield het in datje betrapt werd door het toeval. Datje koffer bij de douane scheurde, of je kreeg een lekke band of

er was een hasjhond op een vliegveld, ofje werd geript, bestolen, ziek. Gepakt… Het was zo’n smalle weg waar je op liep als je in drugs ging handelen. Eén verkeerde stap en het keerde zich tegen je. En Inez wist, al heel lang, vanaf het begin met Eduard eigenlijk, dat ze niet een verkeerde stap had gedaan maar zelfs in de verkeerde richting was gaan lopen. Nu keerde het leven zich tegen haar, ze voelde het…

‘Omaigot!’ Ze kreunde luid. Was het afgelopen? Ging het gebeuren? Altijd had ze die angst dat het plotseling afgelopen zou zijn. Als ze zichzelf in een cel voorstelde werd ze gek. Dan nog liever… Ze huiverde en nam zich voor om aan andere dingen te denken. Misschien zou alcohol haar goed doen, haar een beetje gezellig maken. Ze liep naar de bar en schonk met langzame bewegingen een gin-tonic in. Tussen de drankflessen zag ze haar tarotkaartspel liggen. Ze schudde het en vroeg hardop: ‘Wat gaat er gebeuren?’ Ze had zo luid gesproken dat de honden gealarmeerd opstonden en naar haar toe liepen. De Spin mompelde iets in zijn slaap en bewoog even.

Ze deed haar ogen dicht, ritste met haar linkerduim door het spel en trok er een kaart uit. Ze opende haar ogen.

‘Sjit!’ huilde ze. Ze had de Toren gekregen, het symbool van ineenstorting en plotselinge catastrofe, op z’n kop ook nog, dat beduidde gevangenis en ellende.

En het was waar, ze voelde hoe alles om haar heen aan het afbrokkelen was. Ze had een afschuwelijke angst en toch moest ze nog een keer trekken, om de toekomst te bezweren.

Ze schudde opnieuw, heel goed dit keer, ritste weer met haar duim. De negen van Zwaarden. Ze zag een vrouw treurend op haar bed, het symbool van het grootst mogelijke verdriet. Falen, angst en lijden, de dood van de geliefde, gevangenschap…

‘Omaigot…’ Ze wankelde, de kaarten vielen uit haar handen, ze greep zich aan de bar vast. De eerste tranen kwamen geluidloos.

De kamer begon te rimpelen, alsof ze onder water was. Toen brak ze. Ze huilde, zo hartverscheurend dat de honden zich geen raad wisten en wegkropen bij de centrale verwarming. Ze strompelde naar de bank waar de Spin lag te ronken, zakte op haar knieën, legde haar hoofd op zijn borstkas, een arm over hem heen, en zo jankte ze, minutenlang.

Ten slotte werd Jos wakker door het schokkende lichaam dat op zijn borstkas lag. Hij hoorde haar gierende uithalen en doffe snikken en voelde dat zijn overhemd nat van haar tranen was. Zelfs in zijn dronkenschap begreep hij dat de stoppen bij haar waren doorgeslagen en troostend begon hij door haar haren te woelen. Ze kroop dichter tegen hem aan en huilde nog harder. Hij richtte zich op, tilde haar van de vloer en legde haar naast zich neer. Hij trok de plaid over hen heen, schoof een arm onder haar hoofd en sliep onmiddellijk weer in.

Geleidelijk werd Coca rustiger. Maar ze bleef nog lange tijd nasnikken in haar slaap.