15

Coca Inez had meteen een gloeiende hekel aan de man die zich aan haar voorstelde als Werner. Ze had zelfs even gedacht dat de twee junkies van de mislukte holdup bij hem

hoorden. Niet dat de man ook maar iets van junk over zich had. Toen ze begonnen te pokeren bleek dat hij niet rookte, sigaretten noch stuf, en ook geen alcohol gebruikte.

In de eerste rondes werd er om guldens en tientjes gespeeld, een beetje aan gerommeld, om stoom af te blazen en ze zaten nog wat na te praten.

Het bleek wel dat ieder voor zich een calculatie van de kansen had gemaakt. Birch Tree en O’Keefe waren onafhankelijk van elkaar tot de slotsom gekomen dat de wapens niet geladen waren. Het bleek ook dat ze allemaal wel eens eerder een al of niet mislukte roofoverval op een speeltafel hadden meegemaakt. Birch Tree vertelde dat in de States tijdens een floating pokergame meestal gewapende bewaking aanwezig was.

Boven aan dek klonken voetstappen, Mikkie en Bodo kwamen terug van hun missie.

Toen Mikkie in het ruim was deed hij de lamp boven de speeltafel aan, en terwijl hij de kaarsen in de flessen op de andere tafeltjes ontstak vertelde hij, aangevuld door Bodo, hoe ze de twee jongens over de Kromboomsloot hadden geloodst en hen in de buurt van dejodenbreestraat hadden losgelaten. Ze hadden hen aangeraden een taxi te nemen, maar de twee waren te voet verder gegaan en in de Metro-ingang bij de Zuiderkerk verdwenen.

Bodo was schuin tegenover Coca gaan zitten en begon mee te spelen. Ze bestudeerde hem een tijdje.

Een paar jaar geleden had Eduard hem ontdekt. Hij had hem een keer ingehuurd als bodyguard voor een zakenrelatie, een Amerikaan uit de computerwereld die bang was om gekidnapt te worden en de jongeman was hem meteen opgevallen door z’n intelligentie, knappe verschijning, goeie manieren, zelfdiscipline en z’n maarsjel aarts natuurlijk.

Eduard bleef de kung fu-adept voor karweitjes aantrekken en heel geleidelijk betrok hij hem in zijn eigen zaken.

Eduard verkocht alleen dope aan buitenlandse inkopers

en hij verhandelde alleen partijen van boven een ton. Dat verkleinde weliswaar de klantenkring, maar ook het risico. Bodo, die in de stad in allerlei kringen verkeerde, bracht klanten aan, meestal Zweedse, Duitse of Franse inkopers, die soms een syndicaat in hun eigen land vertegenwoordigden, maar vaak waren het ook enkelingen die een paar ton te besteden hadden. Zo’n hoeveelheid coke, speed of smack is niet op straat te krijgen, daar moetje naar zoeken. Via het fluistercircuit in bepaalde kringen, koffiebars, clubs, laatje weten wat je nodig hebt, tot het gerucht terecht komt bij iemand die iets aan te bieden heeft, en die via dezelfde onzichtbare lijnen laat terugweten hoe, wat en waar. Bodo legde zulke contacten. Vaak wisten de klanten helemaal niet dat hij als tussenpersoon fungeerde. Voor zijn bemoeienissen streek hij een percentage op, maandelijks bracht hij wel een klantje binnen. ‘Iemand wil jou ontmoeten,’ had hij door de telefoon gezegd. Waarom had hij dat risico genomen? Waarom zo’n haast? Wie was deze Werner? Ze vermeed naar de man te kijken. Het beviel haar niet, maar ze zou wel zien hoe het verder ging.

Ze had onder tafel haar schoenen uitgetrokken en woelde met haar kousevoeten door Imanaks vacht. De viervoeter onder haar stoel was het beste wapen dat ze zich wensen kon.

Het begon gezellig te worden. Het was behaaglijk warm en de kaarsen maakten het scheepsinterieur nog knusser. Mikkie, die in de kombuis bezig was, kwam vertellen dat hij steaks en lamsbout aan boord had, maar alleen O’Keefe had al honger. Hij bestelde een steak met friet en salade en een garnalencocktail vooraf. Freddy vroeg Mikkie een paar flessen champagne te brengen en liet dikke joints met rode Libanon rondgaan. ‘Vers uit Beiroeth.’

Terwijl ze champagne dronken en rustig doorpokerden in een bedaard tempo en met lage inzetten spraken ze over het verschijnsel dat drugs en oorlog zo vaak samen gaan:

Afganistan, Libanon, Kashmir, vroeger Vietnam. Birch Tree, die de Libanon kende, vertelde dat de strijd daar niet alleen politiek en religieus was maar dat het ook ging tussen de haschischboeren in het binnenland en de handige handelaren aan de kust en in Beiroeth die de grote winsten opstreken.

Mikkie trok zich terug in de kombuis achter de bar en het spel kabbelde kalmpjes voort. Even vlamde het op toen Freddy twee keer achter elkaar dacht dat Jos blufte, terwijl hij beide keren een flush had en met een stalen gezicht twee keer honderd gulden incasseerde.

Inez verlegde haar aandacht van Bodo naar de Spin. Hoe was het mogelijk dat ze op één dag niet alleen het hondje maar ook de beste vriend van haar vroegere minnaar tegenkwam? Even vroeg ze zich af ofjos samenwerkte met Bodo en Werner, maar dat idee verwierp ze snel.

Ze kende hem goed, hoewel hij niet iemand was die je écht goed kon kennen. In de tijd dat ze met Kareltje omging waren ze met z’n drieën wel uitgeweest. Jos was toen net weer op de been en nog vol woede en agressie over zijn blijvende invaliditeit. Maar hij kon heel charmant zijn, een beetje een heer van de oude stempel.

Volgens Karei was Jos van de glazenwassersladder geduwd door een jaloerse man die hem in de armen van zijn dame aantrof en door het raam zag ontsnappen. Als hij dat ongeluk niet had gehad was hij een hele grote in het inbrekersgilde geworden. ‘Een internationale,’ zei Karei altijd. Voor hem was dat het allerhoogste predicaat.

En nu was hij… een rommelaartje. Je kon bij hem terecht voor een video, een paspoort of gestolen cheques. Drugs scheen hij niet te doen. Dat bewonderde ze wel in hem. Als er iemand in aanmerking kwam om verslaafd te zijn dan was hij het wel, maar ze herinnerde zich dat hij haar eens verteld had hoe hij in het ziekenhuis van morfine en andere pijnstillers moest afkikken en toen besloten had om de rest

van zijn leven klien te blijven. Ze had hem nog niet zien roken en hij dronk ook niet, hoewel hij nu met een glas champagne zat, dat hem door Freddy was aangeboden. Hij nam er kleine slokjes van.

‘Hoe is ‘t met Kareltje, Jos?’ vroeg Inez. Ze hadden nog niets tegen elkaar gezegd. Door het voorval met de Cubanen hadden ze elkaar niet eens begroet.

Hij keek verrast op van zijn kaarten, staarde haar even aan, sloeg toen zijn ogen neer en concentreerde zich weer op het spel. Ze zag dat hij flauwtjes glimlachte en bijna onmerkbaar zijn schouders ophaalde.

‘Vertel ik je nog wel,’ zei hij.

Mikkie zette de garnalencocktail voor O’Keefe op tafel. Freddy en Birch waren door de braadgeur uit de keuken toch hongerig geworden en bestelden ieder een biefstuk en Jos toen ook maar. Voor hem op tafel lag de winst die hij tot dan toe had gemaakt, bijna driehonderd gulden. Hij had een paar keer geluk gehad, een paar keer goed gebluft en was een paar keer op tijd uitgestapt. O’Keefe en Birch hadden ieder nog geen honderd gulden gewonnen, de Duitser die met Bodo was meegekomen, had ‘t meest verloren, vijfhonderd piek en Freddy verloor ook flink, zoals gewoonlijk.

De persoonlijkheid van iedere speler kwam in zijn speelstijl tot uiting. Bodo speelde zoals hij was: alert, terughoudend, beheerst. O’Keefe was als een tank. Die drukte maar door. Hij wist het zo te brengen datje iedere keer dacht dat hij blufte, maar hij had een computer in zijn hoofd waarmee hij alle kansen berekende. Hij blufte nooit.

Birch Tree beschikte ook over zo’n computer, maar hij blufte wel. Om het spel interessanter te maken, beweerde hij.

Freddy pokerde om te verhezen, daar was Jos zeker van. Hij verloor altijd enorme bedragen en vaak met prachtige kaarten. Zuchtend en zwetend deed hij, zeker twee keer per

maand, afstand van een heleboel geld. Jos vermoedde cat Freddy zó makkelijk aan zijn centen kwam dat hij zich schuldig voelde. Door aan de speeltafel te verliezen trok hij de zaak weer recht. Schuin tegenover Freddy zat Inez. Coca Inez. Hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat hij Kareis oude vlam tegenkwam aan de zelfde speeltafel waar hij probeerde het geld voor zijn begrafenis bij elkaar te verdienen. Het was niet meer dan eerlijk, dacht Jos, dat een deel van zijn winst van haar afkomstig was. Coca speelde grillig, op haar gevoel, zonder systeem, onberekenbaar. Precies zoals hij haar had leren kennen toen ze met Kareltje omging. Wat een lastig nummer was dat geweest. Als Karei naar de bios wou moest zij naar een terras of omgekeerd. Altijd jaloers, altijd scènes. Ze gebruikte veel te veel kokeen. Hij had het vaak tegen Karei gezegd, maar die hield zelf ook van het neusje.

‘t Was ook best lekker, een enkele keer. De twee lijnen die hij van Freddy had gekregen hadden hem bijvoorbeeld precies in de juiste stemming gebracht om te winnen, ‘t Gaf hem zelfvertrouwen. Hij nam nog een slok champagne. Sinds zijn ongeluk was dit het eerste glas alcohol dat hij dronk, en daar zou het ook bij blijven, maar hij moest toegeven dat hij het lekker vond.

‘Een sigaret?’ Birch Tree schoof hem een pakje toe, maar hij duwde het terug.

‘Ik ben aan het stoppen.’ Hij wilde zich weer op zijn kaarten concentreren, maar Mikkie kwam binnen om te zeggen dat de steaks over een paar minuten klaar waren.

‘Dan stel ik voor om even op te houden,’ zei Birch. ‘En dan gaan we na het eten echt lekker spelen.’

Ze gooiden hun kaarten op tafel en zakten onderuit. Freddy rekte zich uit en zei dat hij zich niet lekker voelde en daarom zo slecht speelde en Coca vroeg zich hardop af of ze nog wel zou blijven. O’Keefe vroeg aan Freddy of hij nog eens uit de doeken wilde doen hoe die twee junks in zijn

gezelschap waren gekomen en Freddy begon opnieuw zijn al dan niet ware verhaal te vertellen over hun ontmoeting in Miami, vorig jaar.

Terwijl dit allemaal zo aan de gang was leunde de man die zich had voorgesteld als Werner vertrouwelijk naar Coca over en zei dat Amsterdam toch wel de meest relaxede stad ter wereld was. Waar anders kon je zo ontspannen, goed verzorgd en gezellig een potje kaarten?

Coca knikte instemmend en vertoonde een soort glimlach, maar ze zei niets. Het viel haar op dat het lange stroblonde haar van de man aan de wortels donkerder en dus geverfd was.

Hij kwam nog dichterbij, nog vertrouwelijker, zo intiem dat ze zijn adem op haar gezicht voelde en ze leunde naar achteren om hem te ontwijken.

Hij begon te vertellen dat hij kort geleden nog in Bolivia hoog in de bergen bij de Indianen was geweest en dat hij daar ook gekaart had, een of ander lokaal spel, en ook flink had verloren, hij was nu eenmaal geen goeie speler, deed het meer voor z’n plezier. Als hij ging gokken dan nam-ie een beetje geld mee van huis en als dat op was, nou ja, ala, dan was het op.

Coca knikte en glimlachte en speelde met haar champagneglas. Ze vroeg zich af wat er ging gebeuren.

De man zei: ‘Ik ben op zoek naar vier kilo sneeuw.’

Ze vermeed hem aan te kijken: ‘Ik kan je niet helpen.’

De man zei: ‘Ik heb andere informatie.’

Ze keek even naar Bodo, die met O’Keefe naar Freddy zat te luisteren en niet op hen scheen te letten. ‘Foute informatie,’ zei ze.

‘Pablo Guerra geeft geen foute informatie.’

‘Pablo Guerra!’ zei ze verrast. Guerra was een van hun vaste leveranciers in Bolivia. Vorig jaar hadden Eduard en zij nog bij hem gelogeerd.

‘Hij noemde jou als het beste contact in deze stad. Ik heb

wel een paar dagen nodig gehad om je te vinden, je weetje goed te verbergen.’ Hij sprak zacht, op een indringende toon en zijn ogen keken haar borend aan. Door het Duitse accent in zijn Engels heen hoorde ze dat hij een muzikale stem had.

‘Toch kan ik je niet helpen,’ zei ze. ‘Ik heb wel eens iets in die richting gedaan, maar dat is lang geleden.’

‘Sorry, ik heb andere informatie,’ antwoordde hij. ‘Heeft Pablo Guerra dan gelogen?’

Guerra zou een rat zijn als hij je verteld heeft wat hij weet, dacht ze en ze haalde haar schouders op.

‘Vier kilo,’ zei hij. ‘Maar alleen topkwaliteit. Als je het morgen klaar hebt betaal ik een topprijs.’

Ze schudde haar hoofd. ‘No diel. Ik ben gestopt.’

‘Vertrouw je me niet?’

‘Dat is het niet. Maar ik ben een tijd geleden uit de kookhandel gestapt, ‘t Enige dat ik misschien voor je kan doen is iets bemiddelen.’

‘Heel Frankfurt zal je dankbaar zijn!’

‘Frankfurt?’ vroeg ze en in haar stem klonk meer verbazing door dan ze wilde laten merken.

Eduard was immers óók in Frankfurt, om daar een immense transactie te bespreken. Een miljoenen diel. Om die Frankfurtse relaties vast een beetje lekker te maken had hij als proefmonster vier kilo van de allerbeste kook die Pablo Guerra kon leveren, in de portieren van zijnjensen verborgen. Stel nu dat alles daar misliep, dan kon hij in ieder geval tóch die handel in Frankfurt achterlaten.

‘Nou…’ zei ze, vriendelijk. ‘Ik wil wel eens voor je neuzen in de stad.’

‘Regel het vanavond voor me. Ik moet morgen weg.’

‘Ja luister ‘s,’ zei ze gepikeerd. ‘Ik kan je niks garanderen. Die dingen gaan niet zo snel. Als je zo’n haast hebt ga je maar naar een ander.’

‘Neem me niet kwalijk.’ Hij was kennelijk onder de indruk van haar toon. ‘Hoe lang gaat het dan duren?’

‘Waar woon je?’

Hij begreep haar niet. ‘In Frankfurt.’

‘In welk hotel?’ Eikel, dacht ze er achteraan. ‘Dan bel ik je als ik wat weet.’

Hij schrok. ‘Nee nee, deze dingen kunnen we niet per telefoon bespreken.’

‘Tuurlijk wel. Ik bel je op vanuit een cel.’

‘Nee nee!’

Ze haalde haar schouders op. ‘Wat dan?’

‘We kunnen toch ergens afspreken? Hier op deze boot bijvoorbeeld?’

Ze dacht even na. ‘Morgenochtend om half twaalf ben ik op de hondenweide in het Vondelpark. Kom daar dan maar naar toe.’

‘Dat weet ik vast niet te vinden.’

‘Jawel,’ zei ze gedecideerd, want ze begon genoeg te krijgen van zijn gezanik. ‘Vraag maar aan Bodo.’

‘Enne… heb je dan de… eh… handel bij je?’

Ze baalde van die kwijl en stond abrupt op. Terwijl ze haar omhoog gekropen jurkje glad trok zei ze bits: ‘Ik heb toch gezegd dat ik niet meer in de handel zit.’

Ze liep weg van de tafel en voegde zich bij de andere mannen, die in een groepje bij elkaar bij de kachel stonden.

‘Hallo Jossie!’ Ze omhelsde hem. Hij nam haar in zijn armen en drukte haar teder tegen zich aan zodat zijn krukken in haar schouders prikten. Haar neus kwam in zijn kraag terecht en ze rook zijn geur, manlijk, fris gewassen, gladgeschoren. Een knappe vent eigenlijk.

Alleen jammer van zijn krulletjespermanent. Dat was tegenwoordig mode op de Wallen. De hele penose Mep met zo’n idiote krullebol. Ze vond het géén gezicht.

Toen hij haar vasthield en haar haren in zijn gezicht kriebelden voelde Jos heel sterk de behoefte om haar te vertellen

dat hun gemeenschappelijke vriend gestorven was, maar hij werd opnieuw verlamd door de herinnering aan de junk in zijn ellendige krot. Hij was wel van plan om het haar te zeggen, maar niet nu, waar iedereen bij was.

Zij, van haar kant, had hem nog niet verteld dat Kareis hondje in haar gezelschap was. Jos had Leo niet herkend. Deze toevallige ontmoeting met de vriend van haar vroegere vriend kwam haar zeer gelegen want ze zag er zo tegenop om naar zijn junkiehol te gaan, dat ze al bijna besloten had om het hondje dan maar te houden. Maar nu ze Jos ontmoet had kreeg ze een nieuw idee. Ze ging hem vragen of hij haar naar Karei wilde vergezellen.

Ze gaf hem een lange, bijna vurige zoen op zijn lippen, zodat de andere mannen, toen ze zich van hem losmaakte, de gebruikelijke opmerkingen maakten. Hetgeen ook haar bedoeling was.

‘Nou zeg… bofkont!’ zei Freddy.

‘Hij wel,’ zei Bodo en knipoogde. Jos knipoogde terug.

‘Coca, waarom zoen je mij nooit zo?’ vroeg O’Keefe.

‘Omdat…’ zei Coca, terwijl ze haar rechterarm om Jos’ middel legde, ‘Jos een speciaal vriendje van me is.’ Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder.

Bodo knipoogde weer.

Een keer teveel, dacht Jos.

‘Dinner is ready!’ Mikkie kwam uit de keuken met een paar dampende borden.

Toen hij de biefstukken zag klapte Freddy in zijn handen en riep: ‘Let ‘s have some more champaign!’