25
In de loop van de vierentwintig uur die Leo bij Imanak en Inez had doorgebracht, was ze steeds meer gaan twijfelen of haar plannetje om bij hen in te trekken wel een schijn van kans had. Ze begon te begrijpen dat Inez een verschrikkelijk lastig mens was, die het ene moment goed vond watje deed - ze gaf bijvoorbeeld een bot om op te kluiven in de hoek van de kamer - om het volgende ogenblik te ontploffen om-datje te luid smakte en dan werd je zonder bot naar het balkon gestuurd. Je mocht binnen ook niet snuffelen, blaffen of wroeten. Imanak wist aan al deze eisen te voldoen, maar Leo was nog lang niet zo ver. Tenslotte was je niet in een dag wurmenvrij, en af en toe dan moest ze een tijdje in ‘r kont zitten. Steeds als ze dat deed werd ze door Inez op haar nummer gezet, maar Leo trainde keihard en wist dat ze dat wel onder de knie zou krijgen. Erger was het probleem van haar ras, of beter het ontbreken daarvan. De enige manier om dat te ondervangen was een vaste status te verwerven. Als ze onmisbaar voor Imanak zou worden — z’n eeuwig
trouwe schaduw, hofdame, concubine, metgezellin, hij mocht kiezen — en Inez zou zien dat ze onafscheidelijk waren, dan zou ze het niet meer over haar hart kunnen verkrijgen om hen wreed uit elkaar rukken.
Maar ja, dan was er nog het baasje. Dat vreselijke baasje, waar Imanak en Inez allebei doodsbang voor schenen te zijn. ‘t Soort baasje dat geen tegenspraak of verzet duldde, een baasje dat niet zou aarzelen om haar af te ranselen als iets hem niet beviel.
Imanak had verteld dat hij vroeger ontzettend veel geslagen was. Hij was er zelfs trots op dat hij dat allemaal had doorstaan. Slaag was goed voor je als je jong was, zei hij. Dat hardde je, dat bouwde je karakter op. Een harde opvoeding bracht je essentiële kwaliteiten, die bij je ras hoorden, naar buiten.
Van zijn baasje had Imanak allerlei racistische theorieën overgenomen, maar omdat hij een hond was, en een nobele ook nog, had hij, anders dan zijn baasje, geen vooroordelen.
De essentiële kwaliteiten van je ras… Leo vroeg hoe dat met die chocoladetaarten zat. Ze kon zich niet voorstellen dat de huskies in Alaska zich met diepvrieschocotaarten plachten te voeden.
Toen ze in de auto hadden zitten wachten op Inez en Jos die in de sauna waren, had Imanak gezegd dat, gesteld dat het baasje haar in huis zou accepteren, hij haar toch in ieder geval naar een kennel zou sturen voor een heropvoeding.
Leo was graag bereid om dat te doen. In haar, nu nog bedekt door het vuilnisbakken-imago, school een keurig teefje, dat wist ze. En zou ‘t baasje daar nog bezwaar tegen kunnen maken? Ook Imanak dacht van niet.
Maar zou het ooit zo ver komen? Leo had sterk de indruk dat Inez nog steeds van plan was om haar terug te brengen naar Karei de Kale. Wat moest ze doen? Er vandoor gaan? Terug naar de straat? Proberen of ze Piet op Mikkie’s boot
kon vinden? Die Mikkie leek een goeierd. Als Piet haar aan boord wilde hebben dan was die Mikkie verder geen punt. Of vergiste ze zich daar ook in? Ze was zo depressief dat ze de dingen niet meer helder zag, maar ze voelde, of vóórvoelde iets. Ze voelde… Ja wat?… dat ze misschien vandaag nog ging verdwijnen. Vermoedelijk, als Inez eenmaal ontdekt had dat Karei dood was, naar het asiel.
In het Vondelpark had Leo geen puf om aan het woeste spel van de meute mee te doen. Ze sloot zich aan bij een paar andere kleine hondjes die dat geweld ook te veel vonden en zei tegen Imanak dat hij maar lekker moest gaan robben. Zelf begon ze lusteloos met haar kleine lotgenoten tussen de bomen krijgertje te spelen. Imanak onderbrak af en toe zijn spel in de meute, om bij zijn vriendinnetje te kijken of alles goed was.
Het vrouwtje zat met haar vrienden op de wortels van de oude boom aan de waterkant. Na verloop van tijd kwam er een andere vrouw langs met een Ierse setter. Deze sjokte met een krant in zijn bek achter zijn vrouwtje aan, als een oude butler. Zo wilde Leo in ieder geval niet afgericht worden.
De dame had even met Inez gepraat, daarna was ze met haar hond doorgelopen. Toen waren Inez enjos wat gaan wandelen. Imanak voegde zich weer bij hen. Met z’n viertjes liepen ze een eindje.
De twee honden roken de man, die de vorige dag op Mikkie’s boot zo bang was geweest en die hen nu van achteren inhaalde, al voor hij bij hen was. Weer verspreidde hij een wolk van angst en agressie om zich heen.
Hij sprak het vrouwtje aan en die begon boos te schreeuwen. Imanak was onmiddellijk alert. Al zijn haren stonden overeind en hij stond grommend op een commando te wachten, dat echter niet kwam.
Oei, wat was die vent bang! De angst sloeg als stoom van hem af. Leo moest er bijna om lachen, maar ze klemde haar
kaken op elkaar want het halve park, mensen en honden, stond te kijken. Ten slotte hield de man het niet langer uit. Hij draaide zich om en liep weg. Toen hij Leo passeerde zette ze haar tanden in een broekspijp en liet zich een eindje meesleuren. Hij bleef schudden en schoppen terwijl hij doorliep en pas toen zijn broek scheurde liet Leo los. Het was meer een show geweest, om een goeie beurt te maken.
Wat lukte, want het vrouwtje zei dat ze braaf was en aaide haar over haar kop voor ze verder liepen. Wat voelde ze zich gelukkig op dat moment. Eindelijk had ze het gevoel dat ze in de familie opgenomen was. Met haar neusje in de lucht trippelde ze naast Imanak over het paadje. Plotseling gaf haar vriend haar een duw zodat ze bijna omviel en hij riep: ‘Kom op, nog effe rennen!’
Hij begon te hollen en Leo rende keffend achter hem aan. Maar Imanak was zo verrekte snel en in een oogwenk lag hij honderd meter voor. En floep! was hij over een bruggetje heen en achter een bosje verdwenen.
Toen Leo even later bij het bosje arriveerde stond Imanak haar op te wachten.
‘Moetje zien wat ik gekregen heb.’ De husky stond met een poot op een groot stuk worst dat in de modder op het paadje lag, maar vermeed er naar te kijken. ‘D’r liep hier een man, die zei: hier Imanak, voor jou. En hij gaf me dit.’
Leo keek naar de traktatie, het water liep haar in haar bek. Ze slikte.
‘Zelf heb ik niet zo’n trek,’ zei Imanak luchtig, ‘maar misschien is ‘t iets voor jou. Ga gerust je gang.’
‘Weetje ‘t zeker?’ vroeg Leo, die zich moest beheersen om zich niet op de worst te storten.
‘Ja ja… eet maar lekker,’ antwoordde Imanak, met een paniekerige ondertoon.
‘Wat typisch dat die man jouw naam wist,’ zei Leo. Nog verzette ze geen poot.
‘Ach weetje, er zijn hier in het park zo veel mensen die
mij kennen,’ zei Imanak zonder een zweempje ijdelheid. ‘Ik ben nu eenmaal…’ Hij maakte zijn zin niet af maar sprong met alle vier zijn poten tegelijk in de lucht om een dikke vlieg te vangen die over het paadje koerste. Hij was nu eenmaal… speciaal.
Leo pakte het stuk worst op, zwaaide het heen en weer om het zand er af te schudden en werkte het snel naar binnen.
‘Smaakt ‘t?’ vroeg Imanak die de bromvlieg had gemist.
‘Hm,’ knikte Leo, toen ze de worst verorberde, maar eigenlijk proefde ze een vreemd smaakje, vooral toen ze had doorgeslikt.
Ze liepen samen terug maar vrijwel ogenblikkelijk voelde Leo dat er iets mis was. Het begon met haar ogen. Het schemerde. Ze zag vlekken en alles danste en het leek wel donker te worden. Toen werden haar pootjes slap, ze begon te strompelen. Ze wilde Imanak waarschuwen maar er kwam geen geluid meer uit haar keel. Ze viel voorover en daardoor merkte Imanak pas dat er iets met haar aan de hand was.
‘Leo! Leo!’ Hij probeerde haar op te duwen en te ondersteunen en toen het vrouwtje in de verte floot dat ze naar de auto moesten komen, slaagde Leo er in met Imanaks hulp weer overeind te komen. Ze deed een paar wankele stappen maar viel opnieuw. Ze was duizelig maar tegelijk wist ze heel scherp wat er aan de hand was: het einde was gekomen. Ze had het immers al voorvoeld, ze had alleen niet geweten hoe het zich zou uiten. Ze vond het niet erg. Het was zelfs goed zo. Ze was blij dat het in het park gebeurde, in het gezelschap van haar prachtige vriend en van het vrouwtje dat haar nu optilde en in haar armen naar de auto droeg.
Nu ging alles heel snel. Mijn laatste momenten, dacht Leo en ze zag heel haar onbeduidende leventje in sneltreinvaart langs trekken: haar geboortemand, de haven, de garage, haar zwerverstijd, de jaren met Karei de Kale, en nu, op
het eind van haar levensweggetje: Imanak.
Dat Imanak van haar hield en zij van hem, dat ze hem nog had mogen meemaken, dat maakte haar intens gelukkig.
Het vrouwtje legde haar heel voorzichtig op het koele leer van de achterbank van de auto en Leo strekte zich uit en sloot haar ogen. Ze was loodzwaar geworden en hoewel haar lichaam al helemaal gevoelloos was zuchtte ze van geluk.