153

Voor ze het huis had verlaten had ze nog een paar snuiven genomen, maar het gevolg was dat nu de paranoia weer in oceaangolven door haar heen sloeg. Ze had het gevoel alsof de tijd een reuzehand was, die zich samensloot en haar langzaam maar zeker begon fijn te knijpen.

Een paar keer had ze achter het stuur geschreeuwd van wanhoop. Imanak, op de stoel naast haar, had zijn kop in haar schoot gelegd, maar zelfs dat had niet geholpen. , Ten slotte bereikte ze, na enig zoeken, haar doel in het verre uithoekje van de stad. Ze parkeerde voor het cafetaria, waarvan de gordijnen voor het raam en de deur gesloten waren, maar binnen brandde licht. Ze stapte uit met Imanak. De straatverlichting was uitgevallen, de straat bestond uit twee zwarte holen aan weerskanten waar doodse stilte heerste. Ze tikte met haar ring op de glazen deur, die even later geopend werd door een roodharige jongen die verlegen grijnsde.

‘Komt u binnen.’

Ze gaf aan de uitnodiging gevolg, Imanak volgde haar op de voet.

‘Hoe laat is het?’ vroeg ze.

‘Kwart voor acht.’

Goddank, ze was ruim op tijd. De televisie boven de bar aan de andere kant van de zaak stond al aan, maar op een Hilversumse zender, en zonder geluid.

De Spin zat met een paar anderen aan een grote ronde tafel. Hij probeerde op te staan toen ze op hem afkwam, maar ze zei haastig dat hij moest blijven zitten. Ze boog zich over hem heen en kuste hem op beide wangen op een manier die een zekere intimiteit verraadde en toch afstandelijk was. Hij deed nogal koel en stelde haar voor aan een beeldschone Creoolse, die haar ironisch glimlachend bekeek en toeknikte. Het jongetje bleek een kleinzoon van de oude baas te zijn en er was nog een blond meisje dat zijn vriendinnetje was.

Coca ging naast Jos zitten en vroeg zacht of ze hem even

onder vier ogen kon spreken, waarop hij voorstelde om dan aan het tafeltje bij het raam te gaan zitten.

Hij stond op en zoende Josefina in haar hals. ‘Ik ben even met deze dame in gesprek,’ fluisterde hij in haar oor.

Ze wendde haar gezicht naar hem toe en likte met haar tong langs zijn lippen. ‘Ik ga niet zitten wachten, hoor,’ zei ze plagerig, maar toch ook met een waarschuwende ondertoon.

‘Zo terug.’

Terwijl ze bij het raam gingen zitten kwam Opa uit de keuken met een kop koffie voor Jos en ongevraagd had hij een koetsiertje voor Coca meegebracht. Hij vroeg of ze misschien ook wilde eten maar ze bedankte en vroeg op haar beurt of hij de televisie op het derde Duitse net wilde afstemmen, omdat ze straks absoluut naar het nieuws moest kijken.

Intussen was Chris met het luchtpistool en de kogeltjes naar de keuken gegaan. Hij riep Moniek en Moniek nam Josefina mee die anders zo verloren aan tafel zou zitten. Chris wist precies waar de rat woonde: achter een achterpoot van het grote fornuis, in een donkere hoek waar je niet bij kon had het dier een gat door de vloer geknaagd. Als je met een zaklantaarn onder het fornuis scheen zag je daar appelschillen, eierschalen en andere etensresten liggen. Het was een enorm beest, hij had de kleur van jute, oeroud, met witte snorharen.

Je kon hem niet eens brutaal noemen. Hij was meer… vanzelfsprekend. Hij drentelde rustig in de keuken rond terwijl Opa stond te koken of af te wassen. Opa’s poes zette nog wel een hoge rug op als hij verscheen, maar durfde niet aan te vallen. Een enkele keer naderde ze de rat tot op een paar meter, maar die ging dan op z’n achterpoten zitten en ging op zijn beurt naar de kat zitten kijken alsof ze een wedstrijd deden wie het eerst moest lachen. En altijd was het de

poes die wegsloop. Opa Knil had verschillende andere katten uit de buurt geleend, maar of ze smeerden hem onmiddellijk omdat ze doodsbang werden, of ze werden ook door de rat getemd.

Chris en Opa Knil hadden al allerlei soorten gif uitgeprobeerd, maar de rat was duivels slim, tegen sommige was hij resistent, die at hij rustig op, en de andere raakte hij niet aan.

Chris was tot de conclusie gekomen dat de enige manier om hem uit te roeien een dood door de kogel was. Dan maar sluipmoord. De rat moest weg, want als er een inspecteur van de Keuringsdienst binnenviel en de rat stond toevallig net uit de pannen te snoepen dan was Opa z’n vergunning kwijt. Die inspecteurs hadden toch al grote moeite om de kakkerlakken door de vingers te zien, waarvan de keuken vergeven was.

Chris legde Moniek en Josefina zijn strategie uit om de rat uit te schakelen. Links van het fornuis had hij een stoel achterstevoren neergezet en vlak voor het fornuis lag een flink stuk kaas. Hij zelf zat met gespreide benen op de keukenstoel, met de rugleuning voor zijn borst, zodat hij deze als steun voor het luchtpistool kon gebruiken. Hij schoof heen en weer tot hij goed zat en plaatste zijn ellebogen op de rugleuning, laadde het pistool, klapte het dicht en legde aan. Vervolgens kneep hij zijn linkeroog dicht en nu was het wachten geblazen.

De twee meisjes stonden achter hem te ginnegappen. Vanaf het eerste moment van hun kennismaking voelden ze zich vertrouwd met elkaar. Moniek, die uit een paar opmerkingen begrepen had dat het zwarte meisje prostituée was, was gefascineerd door haar. Ze vond haar aardig en mooi en Josefina vond het heerlijk om weer eens lekker met een jongere zuster te dollen. Haar eigen zusje thuis zat altijd met d’r neus in de boeken.

Opa Knil, die in de zaak de televisie op het door Coca verlangde Duitse kanaal had afgesteld, kwam de keuken

binnen om de afwas te doen.

Hij zag Chris zitten en doorzag onmiddellijk diens plan. Hij bleef staan. ‘Moeten we stil zijn?’

‘Juist niet,’ zei Chris. ‘Gewoon doorpraten en lachen en je gang gaan. Daar is hij aan gewend. Als we stil zijn denkt hij dat we iets beramen.’

‘Maar hij kan nou toch ook horen wat je zegt?’ zei Mo-niek.

Chris keek even op om haar gezicht te zien wantje wist nooit bij dat kind of ze het meende. Ze stond een trek te nemen van Josefina’s nieuwe joint en gaf hem een knipoog. Gekke griet. Hij concentreerde zich weer op het luchtpistool en het stuk kaas.

Ze zaten bij het raam.

Coca ritste een nieuw pakje sigaretten met haar duimnagel open, nam er een uit die ze tussen haar pas gestifte lippen stak en bood hem achteloos het pakje aan.

‘Nee merci.’ Hij nam een slok koffie. ‘Ik rook niet. Althans probeer te stoppen.’

Ze keek verbaasd. ‘Bij mij pafteje anders als een ketter.’

Hij keek haar aan. Ze was een mooie vrouw geweest. Of nog. Maar ze had scherpe lijntjes om haar mond en ogen, er was iets bitters om haar lippen en angst in haar ogen. Bij mij, had ze gezegd. Pafteje als een ketter. Wat kwam ze doen?

‘Wat kom je doen, Inez?’

Ze boog zich naar hem toe, legde een hand op zijn rechterhand die het koffiekopje vasthield en keek hem doordringend aan. Haar ogen waren groen met gouden spikkeltjes en peilloos diep, ogen die veel gezien hadden.

‘Jos… ik moet je iets vragen… Je vishut… Kan ik die huren?’

Hij zat roerloos, maar het liefst had hij met zijn krukken willen gaan rammen en met stoelen willen smijten. Z’n vishut? Was hij soms gek geworden? Wat had hij haar verteld?

‘Je kunt m’n vishut hebben,’ zei hij, zich beheersend, ‘op één voorwaarde…’

‘En die is?’

‘Datje me alles vertelt wat er gebeurd is. Alles. Ik ben blijkbaar dronken geworden. Want ik herinner me niets.’

‘Jij dronken? Kom nou. Je was broodnuchter toen we afscheid namen.’

‘Broodnuchter? Vertel me nou maar alles.’

‘Waar moet ik dan beginnen?’ Ze keek over zijn schouder even naar de televisie.

‘Toen we bij Mikkie weggingen.’

‘Nou… in het kort dan. We zijn toch eerst samen…’