Amy Elliott Dunne

Tien weken na de terugkeer

Nick speelt nog steeds toneel. We doen alsof we gelukkig, onbezorgd en verliefd zijn. Maar ik hoor hem ’s nachts driftig tikken op zijn laptop. Hij schrijft. Hij schrijft zijn kant van het verhaal, dat weet ik. Dat wéét ik, dat maak ik op uit de koortsachtige stroom van woorden, uit het getikketak van de toetsen, alsof er miljoenen insecten overheen lopen. Ik probeer in te loggen als hij slaapt (hoewel hij nu net zo slaapt als ik – onrustig en alert – en ik zo slaap als hij). Maar hij heeft zijn lesje geleerd; hij weet dat hij niet langer de geliefde Nicky is die nooit iets zal overkomen. Hij gebruikt zijn verjaardag niet meer als wachtwoord, noch die van zijn moeder of Bleecker. Ik kom er niet in.

Toch hoor ik hem typen, snel en zonder onderbreking, en in gedachten zie ik hem met opgetrokken schouders en het puntje van zijn tong tussen zijn tanden over het toetsenbord gebogen zitten. Het was verstandig van me om mezelf tegen hem in bescherming te nemen. Dat ik mijn voorzorgsmaatregel genomen heb.

Omdat hij geen liefdesverhaal schrijft.