Nick Dunne

De avond van de terugkeer

Toen ik bij het politiebureau aankwam om mijn vrouw op te halen, werd ik onthaald als een popster/populaire president/eerste mens op de maan verenigd in één persoon. Ik moest me bedwingen om niet in een triomfantelijk gebaar mijn handen boven mijn hoofd te heffen. Aha, dacht ik, nu doen we weer allemaal alsof we vriendjes zijn.

Het tafereel dat ik binnen aantrof wekte de indruk van een uit de hand gelopen feestje: op een bureau stonden een paar flessen champagne en een heel stel papieren bekertjes. Agenten gaven elkaar schouderklopjes en feliciteerden elkaar, en ook voor mij waren er gelukwensen, alsof deze opgewekte mensen de dag ervoor niet mijn vervolgers waren geweest. Maar ik moest me op mijn schouders laten staan en het spelletje meespelen. Ja, we zijn nu de beste maatjes.

Het enige wat telt is dat Amy veilig is. Ik had die zin uitentreuren geoefend. Ik moest overkomen als de opgeluchte, liefhebbende echtgenoot totdat ik zeker wist hoe de zaak zich zou ontwikkelen en de politie Amy’s smerige, ingewikkelde leugens zou hebben ontrafeld. Totdat ze gearresteerd is. Zo lang zou ik het volhouden, totdat ze gearresteerd is, daarna kon ik mijn brein laten in- en uitzoomen als een Hitchcock-lens en denken: mijn vrouw heeft een man vermoord.

‘Met een mes om het leven gebracht,’ zei de jonge agent die aan de familie was toegewezen als coördinator. (Ik hoopte nóóit meer een coördinator toegewezen te krijgen, om welke reden dan ook.) Het was hetzelfde broekje dat tegen Go had lopen zeuren over zijn paard en zijn labrumscheur en zijn notenallergie. ‘Ze heeft zijn halsslagader dwars doorgesneden. Hij moet in, pakweg, zestig seconden zijn doodgebloed.’

Zestig seconden is lang als je weet dat je doodgaat. In gedachten zag ik Desi naar zijn keel grijpen, het bloed dat bij elke hartklop door zijn vingers gutst, Desi die steeds banger wordt, wat zijn hartslag alleen maar opjaagt… totdat zijn hartslag vertraagt en hij beseft dat dat nog erger is. En al die tijd staat Amy net buiten handbereik naar hem te kijken met de afkerige blik van een middelbare scholier die geconfronteerd wordt met een bloedende varkensfoetus, het scalpel nog in de hand.

‘Ze heeft hem met een oud slagersmes de keel doorgesneden,’ zei het broekje. ‘Die vent ging altijd naast haar op bed zitten en sneed het vlees voor haar. Hij vóérde haar.’ Hij zei het op een toon alsof hij het voeren walgelijker vond dan de steekpartij. ‘Maar het mes valt op een dag van het bord zonder dat hij dat in de gaten heeft.’

‘Hoe kon ze bij het mes? Ze was toch vastgebonden?’ vroeg ik.

De jonge agent keek me aan alsof ik zojuist een grap over zijn moeder had gemaakt. ‘Geen idee, meneer Dunne, maar ze zullen wel snel met de details komen. Het gaat er nu om dat uw vrouw veilig is.’

Hoera. Het broekje praatte me na.

Ik zag Rand en Marybeth door de deuropening van de kamer waar we zes weken geleden onze eerste persconferentie hadden gegeven. Ze stonden zoals altijd dicht tegen elkaar aan terwijl Rand haar een kus op haar kruin gaf en Marybeth hem knuffelde. De aanblik maakte me zo woedend dat ik ze bijna een nietmachine naar het hoofd had gegooid. Jullie stelletje adorerende sukkels hebben dat ding beneden gecreëerd en haar de wereld in gestuurd. Grappig hè, het perfecte monster! En worden ze ervoor gestraft? Nee, geen mens die er ook maar aan denkt hun opvoeding in twijfel te trekken; ze worden bedolven onder liefde en krijgen van alle kanten steun. Amy zou bij hen terugkomen en iedereen zou nog meer van haar houden.

Mijn vrouw was altijd al een onverzadigbare sociopaat geweest. Wat zou er nu van haar worden?

Wees voorzichtig, Nick, wees voorzichtig.

Rand kreeg me in het oog en wenkte me. Hij schudde me de hand voor een paar verslaggevers die exclusief door de Elliotts waren toegelaten. Marybeth hield voet bij stuk: ik was nog altijd de man die haar dochter had bedrogen. Ze knikte kortaf en wendde zich af.

Rand boog zich naar me toe; ik kon zijn pepermuntkauwgom ruiken. ‘We zijn vreselijk opgelucht dat Amy terug is, Nick, en bieden jou onze excuses aan. Dubbel en dwars. Amy moet zelf beslissen wat ze met jullie huwelijk wil, maar ik wil me op z’n minst verontschuldigen voor de manier waarop het is gelopen. Begrijp wel dat…’

‘Ik begrijp het,’ zei ik. ‘Ik begrijp het helemaal.’

Voordat Rand zich nog verder kon verontschuldigen of me iets kon vragen, kwamen Tanner en Betsy binnen. Ze leken zo weggelopen uit een Vogue-reclame: kraaknieuwe pantalons, juweelkleurige zijden overhemden, glimmende gouden horloges en ringen. Tanner boog zich naar me toe en fluisterde Laat mij even zien hoe we ervoor staan in mijn oor toen Go kwam binnenstormen en me met verschrikte vraagogen aankeek: Wat is er aan de hand? Wat is er met Desi gebeurd? Stond ze zomaar ineens bij jou op de stoep? Wat is er aan de hand? Hoe is het met jou? Wat nu?

Het was een bizarre bijeenkomst – de sfeer die er hing was helemaal niet zoals op een reünie of in een ziekenhuiswachtkamer, feestelijk maar tegelijk bezorgd, alsof we een gezelschapsspel deden waar niemand de regels van kende. Intussen bleven de twee verslaggevers die door de Elliotts tot hun innerlijke heiligdom waren toegelaten op bitse toon vragen op me afvuren: Hoe geweldig voelt het om Amy terug te hebben? Hoe geweldig voel je je nu? Hoe opgelucht ben je, Nick, dat Amy terug is?

Ik ben enorm opgelucht en heel gelukkig, zei ik als een slappe pr-verklaring voor mezelf. Op hetzelfde moment gingen de deuren open en kwam Jacqueline Collings binnen. Samengeknepen lippen als een strak, rood litteken, haar gepoederde gezicht vlekkerig van de traansporen.

‘Waar is ze?’ vroeg ze aan mij. ‘De leugenachtige trut, waar is ze? Ze heeft mijn zoon vermoord. Mijn zóón.’ Ze begon te huilen toen de verslaggevers een paar foto’s van haar maakten.

Hoe voelt het dat uw zoon wordt beschuldigd van ontvoering en verkrachting? vroeg een van de verslaggevers stijfjes.

‘Hoe dat vóélt?’ snauwde ze. ‘Meent u dat echt? Stellen mensen echt dit soort vragen? Dat valse, gewetenloze kind heeft mijn zoon zijn hele leven gemanipuleerd. Schrijft u dat maar op. Ze manipuleerde en loog en vermoordde hem ten slotte, en nu, zelfs nu hij dood is, gebruikt ze hem nog voor…’

‘Mevrouw Collings, wij zijn Amy’s ouders,’ begon Marybeth. Ze probeerde haar hand op Jacquelines schouder te leggen maar Jacqueline schudde haar af. ‘Ik vind het heel erg voor u dat u zo veel verdriet hebt.’

‘Maar niet dat ik mijn zoon kwijt ben.’ Jacqueline kwam een hoofd boven Marybeth uit en keek woedend op haar neer. ‘Maar níét dat ik mijn zoon kwijt ben,’ zei ze nogmaals.

‘Het spijt me van… alles,’ zei Marybeth terwijl Rand naast haar kwam staan, die weer een hoofd groter was dan Jacqueline.

‘Wat gaan jullie met die dochter van jullie doen?’ vroeg Jacqueline. Ze wendde zich tot onze coördinator die geen krimp probeerde te geven. ‘Wat gaat er met Amy gebeuren? Want ze liegt als ze zegt dat mijn zoon haar heeft ontvoerd. Ze liegt. Ze heeft hem vermóórd, in zijn slaap, maar niemand schijnt dat serieus te nemen.’

‘Er wordt héél serieus naar gekeken, mevrouw,’ zei de jonge agent.

‘Mag ik een quote van u, mevrouw Collings?’ vroeg de verslaggever.

‘Die heb ik je net gegeven. Amy Elliott heeft mijn zoon vermoord. Het was geen zelfverdediging. Ze heeft hem vermóórd.’

‘Kunt u dat bewijzen?’

Natuurlijk kon ze dat niet bewijzen.

In het verhaal van de verslaggevers zou worden ingegaan op mijn vermoeidheid (zijn afgetrokken gezicht wees op angst en slapeloze nachten) en de opluchting van de Elliotts (de ouders klampten zich aan elkaar vast terwijl ze wachtten op het moment dat hun enig kind officieel aan hen werd overgedragen). Het stuk zou gaan over het blunderen van de politie (er was sprake van tunnelvisie, een zaak vol losse eindjes en verkeerde veronderstellingen, men beet zich ten onrechte vast in de echtgenoot). Jacqueline zou in het artikel in één adem worden afgeserveerd: Na een ongemakkelijke woordenwisseling met de ouders van Amy Elliott werd de verbitterde Jacqueline Collings, die beweert dat haar zoon onschuldig is, uitgeleide gedaan.

Jacqueline werd inderdaad naar een andere kamer gebracht waar haar verklaring zou worden opgenomen en waar ze werd weggehouden van het veel betere verhaal: de Triomfantelijke Terugkeer van Amazing Amy.

Toen Amy aan ons werd overgedragen, begon het hele circus opnieuw. De foto’s en de tranen, de omhelzingen en de lachende gezichten, alles voor onbekenden die wilden weten hoe het was. Amy, hoe voelt het om je ontvoerder te zijn ontvlucht en terug te keren bij je man? Nick, hoe voelt het om je vrouw terug te hebben en weer een vrij man te zijn?

Het grootste deel van de tijd zweeg ik. Ik had mijn eigen vragen, dezelfde vragen die ik al jaren had en die het onheilspellende refrein van ons huwelijk uitmaakten: Wat denk je, Amy? Hoe voel je je? Wie ben je? Wat hebben we elkaar aangedaan? Hoe gaat dit verder?

Het was een vergevingsgezinde, koninklijke daad van Amy om met haar overspelige man mee naar huis te gaan en terug te keren naar haar echtelijke sponde. Daar was iedereen het over eens. De media volgden ons terwijl we samen langs fastfoodrestaurants door de neonverlichte straten van Carthage zoefden op weg naar ons grote huis aan de rivier. Alsof het een koninklijke huwelijksprocessie betrof. Amy’s gratie, haar moed. Een sprookjesprinses. En ik? Ik was de uitsloverige echtgenoot die de rest van zijn leven aan haar grillen zou moeten voldoen. Tot haar arrestatie. Als dat al zou gebeuren.

Dat ze op vrije voeten werd gesteld was zorgwekkend. Meer dan zorgwekkend, het was een enorme schok. Ik zag ze een voor een uit de verhoorkamer komen waar ze haar víér uur lang hadden ondervraagd en toch hadden besloten haar te laten gaan: twee FBI-agenten met griezelig kort haar en uitdrukkingsloze gezichten; Gilpin, die eruitzag alsof hij net een negengangendiner had weggewerkt; en Boney, de enige met een strakke mond en een kleine frons-V tussen haar wenkbrauwen. Ze keek me in het voorbijgaan even aan, trok een wenkbrauw op en weg was ze.

En toen stonden Amy en ik veel te snel weer alleen in onze woonkamer. Bleecker nam ons met glanzende ogen op. Aan de andere kant van de gordijnen brandden nog altijd de lampen van de tv-camera’s die onze woonkamer in een bizarre, weelderige oranje gloed zette. We zagen eruit alsof we verlicht werden door kaarsen. Romantisch. Amy oogde beslist beeldschoon. Ik haatte haar. Ik was bang voor haar.

‘We kunnen niet samen in hetzelfde huis slapen,’ begon ik.

‘Ik wil hier bij jou blijven.’ Ze pakte mijn hand vast. ‘Ik wil bij mijn man zijn. Ik wil je de kans geven de echtgenoot te zijn die je wilt zijn. Ik vergeef je.’

‘Je vergééft me? Amy, waarom ben je teruggekomen? Vanwege wat ik in de interviews heb gezegd? Vanwege de videofilmpjes?’

‘Dat was toch wat je wilde?’ zei ze. ‘Dat was toch de bedoeling van je videoboodschappen? Die waren perfect. Ze herinnerden me eraan wat we ooit hadden. Hoe speciaal dat was.’

‘Dat zei ik allemaal omdat jij dat wilde horen.’

‘Dat weet ik. Zo goed ken je me dus!’ zei Amy. Ze straalde. Bleecker begon achtjes te draaien tussen haar benen. Ze pakte hem op en streelde hem. Zijn gespin was oorverdovend. ‘Begrijp je het dan echt niet, Nick. Wij kénnen elkaar. Beter dan wie ook ter wereld.’

Ik moet toegeven dat ik dat gevoel de afgelopen maand ook had gehad op de momenten dat ik Amy geen kwaad toewenste. Het kwam op de meest rare momenten in me op: als ik midden in de nacht moest plassen of als ik ’s ochtends melk over mijn cornflakes goot. Dan voelde ik diep vanbinnen iets van bewondering, ja zelfs genegenheid voor mijn vrouw. Omdat uit de briefjes bleek dat ze precies wist wat ik wilde horen en dat ze wist hoe ze me kon verleiden om bij haar terug te komen. Zelfs mijn foute zetten had ze weten te voorspellen… Deze vrouw kende me door en door. Ze kende me beter dan wie ook. Al die tijd had ik gedacht dat we vreemden voor elkaar waren, maar ik wist nu dat we elkaar intuïtief aanvoelden. In onze botten, in ons bloed.

Het had iets romantisch, iets rampzalig romantisch.

‘We kunnen niet gewoon verdergaan waar we gebleven waren, Amy.’

‘Nee, niet waar we gebleven waren,’ zei ze. ‘Waar we nu zijn. Nu je van me houdt en nooit meer de verkeerde dingen zult doen.’

‘Je bent gek. Je bent echt gek als je denkt dat ik bij je blijf. Je hebt iemand vermóórd,’ zei ik. Ik keerde haar de rug toe, totdat ik haar in gedachten met een mes in haar hand zag staan en haar gezicht zag betrekken omdat ik haar niet gehoorzaamde. Ik draaide me weer naar haar om. Mijn vrouw moet nooit de rug worden toegekeerd.

‘Om te kunnen ontsnappen.’

‘Je hebt Desi vermoord om een nieuw verhaal te hebben en te kunnen terugkeren. Nu kun je weer de geliefde Amy zijn zonder boete te hoeven doen voor wat je hebt gedaan. Zie je daar de ironie dan niet van in, Amy? Je ergerde je juist aan mij omdat ik niet instond voor de gevolgen van mijn daden. Nou, als er iemand gestraft is, dan ben ik het wel. Maar jij? Jij hebt een man vermoord, een man die waarschijnlijk van je hield en je hielp. En nu verwacht je van mij dat ik zijn plaats inneem. Nu mag ik van je houden en je helpen, maar… dat kan ik niet. Ik kan het gewoon niet. En ik doe het ook niet.’

‘Nick, ik denk dat je verkeerd bent geïnformeerd,’ zei ze. ‘Geen wonder met al die geruchten die de ronde doen. Maar dat kunnen we beter vergeten als we vooruit willen. En dat willen we. Heel Amerika wil vooruit. Dat is het verhaal dat de wereld nu wil horen. Ons verhaal. Desi is de slechterik. Niemand wil twee slechteriken. Ze willen je aardig vinden, Nick. Je bent alleen weer geliefd als je bij mij blijft. Een andere manier is er niet.’

‘Vertel me wat er is gebeurd, Amy. Heeft Desi je geholpen je plan uit te voeren?’

Ze stoof op. Ze had geen hulp nodig van een man, hoewel het tegendeel duidelijk het geval was. ‘Natuurlijk niet!’ snauwde ze.

‘Vertel het me dan. Het kan toch geen kwaad? Vertel me alles. Jij en ik kunnen niet verder met dit fantasieverhaal. Ik zal me altijd tegen je blijven verzetten. Ik weet dat je aan alles hebt gedacht. Ik zit echt niet te wachten op een misstap, want ik ben het beu die strijd met je aan te gaan. Ik kan toch niet van je winnen. Ik wil gewoon weten wat er is gebeurd. Ik stond met één been in de dodencel, Amy. Je bent teruggekomen en dat was mijn redding. Daar ben ik je dankbaar voor. Hoor je me? Ik ben je dánkbaar, dus zeg later nooit dat ik dat niet heb gezegd. Ik ben je dankbaar. Maar ik móét het weten. Je weet dat ik het moet weten.’

‘Trek je kleren uit,’ zei ze.

Ze wilde zeker weten dat ik geen zendertje droeg. Ik kleedde me voor haar uit. Ze bekeek alle naden, inspecteerde me grondig en liet toen een hand van mijn kin naar mijn borst glijden, en van mijn borst naar mijn rug. Ze pakte mijn billen vast, liet haar hand tussen mijn benen glijden, legde hem om mijn testikels en pakte toen mijn slappe penis vast, die ze even vasthield om te zien of er iets gebeurde. Er gebeurde niets.

‘Je bent schoon,’ zei ze. Het was bedoeld als grap, een kwinkslag, een filmquote waar we ooit om hadden gelachen. Toen ik niet reageerde, deed ze een stap achteruit en zei: ‘Ik keek altijd graag naar je naakte lijf. Dat maakte me gelukkig.’

‘Niets kan jou gelukkig maken. Kan ik me weer aankleden?’

‘Nee. Ik wil me niet druk hoeven maken om verborgen zendertjes in manchetten of zomen. Laten we trouwens maar naar de badkamer gaan en de kraan openzetten. Voor het geval je afluisterapparatuur in huis hebt aangebracht.’

‘Je hebt te veel films gezien,’ zei ik.

‘Ha! Wie had ooit gedacht dat jij dat nog eens zou zeggen.’

We stonden in de badkuip en zetten de douche aan. Het water spatte op mijn blote rug en doorweekte de voorkant van Amy’s blouse. Ze trok hem uit. De rest van haar kleren volgde in een opgewekte striptease; ze gooide haar kleren over het douchescherm op dezelfde speelse manier als toen we elkaar net hadden leren kennen – Ik ben overal voor in! Daarna draaide ze zich naar me toe en ik verwachtte dat ze haar haren over haar schouder zou gooien, zoals ze altijd deed als ze met me flirtte, maar daarvoor was haar haar te kort.

‘Nu staan we quitte,’ zei ze. ‘Het heeft iets onbeleefds om als enige aangekleed te zijn.’

‘We zijn de etiquette wel voorbij, Amy.’

Kijk alleen naar haar ogen, raak haar niet aan, laat haar jou niet aanraken.

Ze ging dicht tegen me aan staan, legde een hand op mijn borst en liet het water tussen haar borsten wegstromen. Ze likte een douchetraan van haar bovenlip en glimlachte. Amy had een hekel aan douchen. Ze hield niet van een nat gezicht en ook niet van het kletterende water op haar huid. Dat weet ik omdat ik met haar getrouwd ben en haar vaak heb geprobeerd te verleiden onder de douche. Ze wees me echter altijd af. (Ik weet dat het heel sexy lijkt, Nick, maar dat is het niet, dat gebeurt alleen in films.) Nu deed ze precies het tegenovergestelde alsof ze was vergeten dat ik haar kende. Ik deinsde achteruit.

‘Vertel me alles, Amy. Maar eerst dit: Was je echt zwanger?’

De baby was een leugen. Dat deed me het meest pijn. Mijn vrouw als moordenaar was beangstigend, weerzinwekkend, maar dat ze over de baby gelogen had was bijna onverdraaglijk. De baby was een leugen, de angst voor bloed was een leugen – een jaar lang was mijn vrouw grotendeels zelf een leugen geweest.

‘Hoe heb je Desi erin geluisd?’

‘Ik vond een stuk touw in de kelder dat ik met een steakmes in vieren heb gesneden…’

‘Liet hij messen rondslingeren?’

‘Je vergeet dat we vrienden waren.’

Ze had gelijk. Ik ging uit van het verhaal dat ze aan de politie had verteld, en daarin had Desi haar gegijzeld. Dat was ik vergeten. Ze kon als geen ander verhalen vertellen.

‘Als Desi weg was, bond ik het touw zo strak mogelijk om mijn polsen en enkels om dit soort ribbels te kweken.’

Ze liet me de lugubere groeven in haar polsen zien die me aan armbanden deden denken.

‘Ik heb mezelf elke dag misbruikt met een wijnfles zodat de binnenkant van mijn vagina eruit zou zien als… zoals het hoort. Zoals een slachtoffer van verkrachting er vanbinnen uit zou zien. Ik ben alleen vandaag met hem naar bed geweest, zodat ik zijn zaad in me zou hebben. Daarna heb ik een paar slaappillen in zijn martini gedaan.’

‘Vond hij het goed dat je slaappillen had?’

Ze zuchtte. Ik lette niet op.

‘Ja ja, jullie waren vrienden.’

‘En toen…’ Ze deed me voor hoe ze hem de keel had doorgesneden.

‘Was het zo eenvoudig?’

‘Je moet je gewoon voornemen dat je het gaat doen en dan doe je het,’ zei ze. ‘Discipline. Doorzetten. Zoals met alles. Dat heb jij nooit begrepen.’

Er verscheen een koude blik in haar ogen. Ik gaf blijk van te weinig waardering.

‘Vertel me meer,’ zei ik. ‘Vertel me hoe je het hebt gedaan.’

Een uur later, toen het water koud werd, maakte Amy een eind aan deze douchescène.

‘Je moet toegeven dat het een briljante actie was,’ zei ze.

Ik staarde haar aan.

‘Geef het nou maar een klein beetje toe,’ drong ze aan.

‘Hoe lang duurde het voordat Desi doodgebloed was?’

‘Het wordt tijd dat we naar bed gaan,’ zei ze. ‘Morgen kunnen we verder praten als je wilt. We kunnen nu beter gaan slapen. Samen. Dat lijkt me wel belangrijk. Om het af te sluiten. Of eigenlijk, het tegenovergestelde daarvan.’

‘Amy, ik blijf vanavond hier omdat ik geen zin heb in vragen van de pers. Maar ik slaap beneden.’

Ze keek me met een schuin hoofd onderzoekend aan.

‘Nick, vergeet niet dat ik je nog altijd heel vervelende dingen kan aandoen.’

‘Ha! Erger dan wat je me al hebt aangedaan?’

Ze keek verbaasd. ‘O ja, veel erger.’

Ik liep naar de deur.

‘Poging tot moord,’ zei ze.

Ik bleef staan.

‘Dat was mijn eerste plan. Ik zou een arme, zieke vrouw zijn die regelmatig hevige aanvallen krijgt. Totdat blijkt dat de cocktails die haar man voor haar maakte…’

‘Zoals in het dagboek.’

‘Maar ik besloot dat een poging tot moord niet goed genoeg voor jou was. Het moest meer zijn dan dat. Toch bleef dat vergiftigingsidee door mijn hoofd spelen. Het idee dat jij me langzaam wilde vermoorden. Dat je het eerst op een laffe manier wilde proberen. Vandaar dat ik ermee ben doorgegaan.’

‘Denk je echt dat ik daar intrap?’

‘Zo vaak te moeten braken was beangstigend. Een onschuldige, bange vrouw zou wat van dat braaksel hebben bewaard, voor het geval er eens iets mocht gebeuren.’ Ze glimlachte voldaan. ‘Zorg altijd dat je een plan B hebt voor een plan B.’

‘Je hebt jezelf vergiftigd.’

‘Nick, schrik je daar nou echt van? Ik heb mezelf vermóórd.’

‘Ik heb een borrel nodig,’ zei ik. Ik liep weg voordat ze nog iets kon zeggen.

Ik schonk mezelf een whisky in en ging in de woonkamer op de bank zitten. Achter de gordijnen gloorde het licht van de cameralampen. Nog even en de nacht was alweer om. Ik was de ochtenden deprimerend gaan vinden bij de gedachte dat het telkens weer ochtend zou worden.

Tanner nam na één keer overgaan op.

‘Ze heeft hem vermoord,’ zei ik. ‘Ze heeft Desi vermoord omdat hij… omdat ze zich aan hem ergerde en hij een machtsspelletje met haar speelde. Ze besefte dat ze hem kon vermoorden en op die manier haar oude leventje weer kon oppakken omdat ze de schuld op hem kon schuiven. Ze vermóórdde hem, Tanner. Dat heeft ze me net verteld. Ze heeft het me bekend.’

‘Ik neem aan dat je het niet… op de een of andere manier hebt kunnen opnemen? Met je mobiel of zo?’

‘We stonden naakt onder de douche met de kraan open. Ze heeft me alles fluisterend verteld.’

‘Ik wil er niet eens naar vragen,’ zei hij. ‘Jullie zijn het meest idiote stel dat ik ken, en ik ben gespecialiseerd in idioten.’

‘Hoe kijkt de politie ertegenaan?’

Hij zuchtte. ‘Haar verhaal is waterdicht. Het is te belachelijk voor woorden, maar niet belachelijker dan ons eigen verhaal. In feite hanteert ze de meest geloofwaardige stelregel van de sociopaat.’

‘En die is?’

‘Hoe groter de leugen, hoe eerder ze het geloven.’

‘Kom op, Tanner, er moet iets zijn.’

Ik liep naar de trap om er zeker van te zijn dat Amy me niet stond af te luisteren. Ik fluisterde wel, maar toch. Ik moest voorzichtig zijn.

‘We kunnen voorlopig slechts vanaf de zijlijn toekijken, Nick. Je staat er niet al te best voor. Ze zegt dat alles in het dagboek waar is. Alle spullen in het schuurtje zijn van jou. Je hebt alles gekocht met je creditcards maar schaamt je om het te moeten toegeven. Zij is rijk en beschermd opgevoed, dus hoe weet zij nu hoe ze aan een geheime creditcard op haar mans naam kan komen? Om nog maar te zwijgen van die pornografie.’

‘Ze heeft me verteld dat ze helemaal niet zwanger was. Ze heeft Noelle Hawthornes urine ingeleverd bij de huisarts.’

‘Waarom zei je dat niet… Daar hebben we wat aan! We baseren ons op Noelle Hawthornes verklaring.’

‘Noelle wist er niets van.’

Ik hoorde een diepe zucht aan de andere kant van de lijn. Hij nam niet eens de moeite te vragen hoe Amy het voor elkaar had gekregen. ‘We blijven nadenken en zoeken,’ zei hij. ‘Er komt vast een opening.’

‘Ik kan hier niet blijven met dat mens. Ze heeft gedreigd me aan te klagen voor…’

‘Poging tot moord… met antivries. Ik hoorde dat dat in haar cocktail zat.’

‘Daar kunnen ze me toch zeker niet voor oppakken, of wel? Ze zegt dat ze wat braaksel heeft bewaard. Als bewijs. Maar kunnen ze me echt…’

‘Laten we nu even niet te hard van stapel lopen, Nick.’ zei hij. ‘Speel het spelletje voorlopig mee. Ik vind het erg dat ik het moet zeggen, maar op dit moment luidt mijn beste juridische advies: speel het spelletje mee.’

‘Het spelletje meespelen? Raad je me dat aan? En dat zegt mijn tópadvocaat? Het spelletje meespelen? Bekijk het, zeg.’

Ik hing woedend op.

Ik vermoord haar, dacht ik. Ik vermoord die trut, verdomme.

Ik zakte weg in de duistere dagdroom waaraan ik me de afgelopen jaren had overgegeven als Amy me weer eens had gekleineerd. Ik dagdroomde dat ik haar net zo lang met een hamer de schedel insloeg totdat ze ophield met praten. Eindelijk kwam er een eind aan de woorden waarmee ze voortdurend macht over me uitoefende: doorsnee, saai, middelmatig, niet verrassend, niet bevredigend, niet indrukwekkend. Vooral: niet. In gedachten hakte ik op haar in totdat ze als een kapot stuk speelgoed niet, niet, niet mompelde en er geen woord meer uit haar mond kwam. Maar dat was niet genoeg, dus ik lapte haar op totdat ze er weer volmaakt uitzag en vermoordde haar opnieuw: ik legde mijn handen om haar nek – ze hunkerde altijd naar intimiteit – en kneep tot ik haar hartslag…

‘Nick?’

Ik draaide me om. Amy stond in haar nachthemd op de onderste tree van de trap en keek me met een schuin hoofd aan.

‘Speel het spelletje nou mee, Nick.’