Nick Dunne
Zes dagen vermist
De eerste achtenveertig uur in een onderzoek zijn cruciaal. Amy werd nu bijna een week vermist. Deze avond zou een herdenkingsbijeenkomst met kaarsjes worden gehouden in het Tom Sawyer Park, dat volgens de pers ‘een favoriete plek was van Amy Elliott Dunne’. (Bij mijn weten had Amy nooit een voet in dat park gezet. Ondanks de naam is het totaal niet schilderachtig. Kleurloos, zonder bomen, met een zandbak die altijd vol ligt met dierenpoep; het heeft echt niets met Twain te maken.) In de afgelopen vierentwintig uur was Amy landelijk nieuws geworden. Opeens was ze overal.
Godzijdank waren de trouwe Elliotts er nog. Marybeth had me gisteravond opgebeld terwijl ik nog aan het bijkomen was van die onaangename ondervraging door de politie. Mijn schoonmoeder had de Ellen Abbott-show gezien en had dat mens een ‘opportunistische kijkcijferhoer’ genoemd. Desalniettemin hadden we het grootste deel van vandaag besteed aan onze strategie in verband met de media.
De media (mijn oude club, mijn mensen!) hadden zich op ons verhaal gestort en ze waren dol op Amazing Amy en de lang getrouwde Elliotts. Geen geraffineerd commentaar over het stopzetten van de serie of de geldproblemen van de auteurs – nee, alleen maar hartjes en bloemen voor de Elliotts. De media hielden van hen.
Van mij minder. De media kwamen al aanzetten met zorgelijke kwesties. Niet alleen de informatie die was gelekt – het feit dat ik geen alibi had en dat er mogelijk was ‘gesjoemeld’ met de plaats delict, maar ook mijn karaktertrekken. Ze rapporteerden dat ik op de middelbare school nooit langer dan een paar maanden verkering met een meisje had gehad en dat ik dus ongetwijfeld een rokkenjager moest zijn. Ze hadden ontdekt dat we mijn vader in Comfort Hill hadden ondergebracht en dat ik daar zelden op bezoek ging. Dat maakte mij tot de ondankbare zoon. ‘Het is een probleem, ze mogen je niet,’ zei Go na elke nieuwsuitzending. ‘Dat is echt een groot probleem, Lance.’ De media bedienden zich bij voorkeur van mijn tweede voornaam, waar ik al vanaf de basisschool een hekel aan had gehad. Aan het begin van elk schooljaar riep ik vertwijfeld tegen de leraar die de lijst met namen oplas: ‘Ik heet Nick, ik heet Nick!’ Altijd was er wel een of ander rotventje dat in de pauze aanstellerig rondliep en met overdreven stem zei: ‘Hallo, ik ben Laaaance.’ Daarna werd die naam weer vergeten, tot het volgende jaar.
Maar nu niet. Nu was die naam groot in het nieuws, de gevreesde reeks van drie namen die was gereserveerd voor seriemoordenaars en terroristen: Lance Nicholas Dunne. En daar kon ik niets tegen doen.
Rand en Marybeth Elliott, Go en ik carpoolden naar de bijeenkomst. Het was onduidelijk hoeveel informatie de Elliotts ontvingen, hoeveel beschuldigende nieuwe informatie over hun schoonzoon. Ik wist dat ze hadden gehoord over ‘gesjoemel’ met de plaats delict: ‘Ik ga er zelf wat mensen op af sturen en die zullen ons het tegendeel vertellen: dat er daar duidelijk wél een worsteling heeft plaatsgevonden,’ zei Rand vol vertrouwen. ‘De waarheid is niet eenduidig, je moet gewoon de juiste expert weten te vinden.’
Rand wist niets over die andere kwesties, de creditcards, de levensverzekering, het bloed en Noelle, de verbitterde beste vriendin van mijn vrouw met die vreselijke beschuldigingen: mishandeling, hebzucht, angst. Ze zou vanavond te gast zijn in het programma van Ellen Abbott, na de bijeenkomst. Noelle en Ellen konden hun afkeer van mij aan het kijkerspubliek tonen.
Niet iedereen walgde van mij. In de afgelopen week was het topdrukte in De Bar. Honderden klanten kwamen een biertje drinken en een handje popcorn eten in de bar die eigendom was van Lance Nicholas Dunne, de vermeende moordenaar. Go moest vier extra hulpen aannemen om De Bar draaiende te houden. Ze was een keer komen kijken en zei dat ze er niet meer tegen kon: ze kon het niet uitstaan dat het zo druk was, al die verdomde gluurders, engerds die onze drank opzopen terwijl ze over mij zaten te kletsen. Het was weerzinwekkend. Maar ja, redeneerde Go, het geld was welkom als…
Als. Amy werd nu zes dagen vermist, en we dachten allemaal als.
We naderden het park. In de auto was het stil, afgezien van Marybeth die voortdurend met haar nagels tegen het raam zat te tikken.
‘Het voelt bijna als een dubbel afspraakje,’ lachte Rand. Zijn lach klonk bijna hysterisch: hoog en schril. Rand Elliott, geniaal psycholoog, auteur van bestsellers, vriend van iedereen, begon door te draaien. Marybeth was begonnen aan zelfmedicatie; kleine glaasjes sterke drank, toegediend met absolute precisie, genoeg om de scherpe kantjes niet meer te voelen en toch alert te blijven. Maar Rand begon bijna letterlijk zijn hoofd te verliezen. Ik verwachtte half en half dat het van zijn schouders af zou springen als een duveltje uit een doosje – kiekeboe! Rands neiging om Jan en alleman aan te klampen was nu manisch geworden. Hij gedroeg zich wanhopig aanhalig met iedereen die hij ontmoette, hij sloot agenten in zijn armen, verslaggevers, vrijwilligers. Hij was vooral erg hecht met onze ‘contactpersoon’ bij de Days Inn, een klungelige, verlegen jongen die Donnie heette. Rand hield ervan om hem te stangen en dat vervolgens ook expliciet te vermelden. ‘Ach, ik zit je alleen maar wat te stangen, Donnie,’ zei hij steeds, en dan verscheen er een grote grijns op Donnies gezicht.
‘Kan dat ventje niet ergens anders bevestiging zoeken?’ gromde ik laatst tegen Go. Ze zei dat ik jaloers was dat mijn vaderfiguur iemand anders leuker vond dan mij. Dat was ook zo.
We liepen naar het park en Marybeth klopte Rand op zijn rug. Opeens wilde ik ook dat iemand dat bij mij deed, gewoon even een aanraking. Plotseling ontsnapte me een hevige snik, een huilerige kreun. Ik had iemand nodig, maar ik wist niet of het Andie of Amy was.
‘Nick?’ zei Go. Ze wilde haar hand op mijn schouder leggen, maar ik weerde haar af.
‘Sorry. Jee, sorry daarvoor,’ zei ik. ‘Vreemde uitbarsting, helemaal niet des Dunnes.’
‘Geen punt. Daar hebben we allebei last van,’ zei Go. Ze keek weg. Sinds ze mijn situatie had ontdekt – zo waren we mijn ontrouw gaan noemen – was ze een tikje afstandelijk geworden, haar ogen afwezig, haar gezicht in een constante piekerstand. Ik deed heel hard mijn best om daar niet gepikeerd over te zijn.
We liepen het park in en zagen overal camera’s, niet alleen van de regionale zenders, maar ook van de landelijke. De Dunnes en de Elliotts liepen langs de menigte. Rand glimlachte en knikte alsof hij een bezoekende hotemetoot was. Boney en Gilpin doken bijna onmiddellijk op en volgden ons op de voet, als trouwe jachthonden. Ze gingen een beetje bij de familie horen, bij het meubilair zogezegd, wat duidelijk ook de bedoeling was. Boney droeg de kleren die ze bij iedere openbare bijeenkomst aanhad: een saaie zwarte rok, een grijs gestreepte blouse en haarspeldjes aan beide kanten van haar futloze haar. Ik heb een vriendin die heet Bony Moronie… Het was een plakkerig warme avond. Boney had een kring van transpiratievocht onder beide oksels. Ze glimlachte naar me alsof ze die beschuldigingen van gisteren – want dat waren het immers? – alweer helemaal vergeten was.
De Elliotts en ik liepen de traptreden op van het gammele, geïmproviseerde podium. Ik keek om naar mijn tweelingzus. Ze knikte en deed een pantomime van een diepe ademhaling. Dat moest ik ook doen. Honderden gezichten keken naar ons, samen met de klikkende en flitsende camera’s. Niet glimlachen, zei ik tegen mezelf. Niet glimlachen.
Mijn vrouw keek me onderzoekend aan vanaf tientallen Zoek Amy-T-shirts.
Go had gezegd dat ik een toespraak moest houden. (‘Je moet snel zorgen dat je wat menselijker overkomt.’) En dus liep ik naar de microfoon. Hij hing te laag, halverwege mijn buik. Ik hanneste er een paar seconden mee, maar ik kon hem niet meer dan een paar centimeter omhoog schroeven. Normaal gesproken zou zoiets me razend maken, maar ik kon me niet langer veroorloven in het openbaar razend te worden. Ik haalde diep adem, bukte iets voorover en las de woorden op die mijn zus voor me had opgeschreven: ‘Mijn vrouw Amy Dunne wordt nu bijna een week vermist. Ik kan niet zeggen hoezeer ik en de familie in angst leven, en hoe diep het gat is dat Amy sinds haar verdwijning heeft achtergelaten. Amy is de liefde van mijn leven, het hart van haar familie. Voor degenen die haar nog niet kennen: ze is grappig, charmant en aardig. Ze is wijs en warm. Ze is in elk opzicht mijn maatje en mijn partner.’
Ik keek op naar de menigte. Alsof het magie was zag ik Andie. Op haar gezicht tekende zich weerzin af. Ik keek snel weer naar mijn aantekeningen.
‘Amy is de vrouw met wie ik oud wil worden, en ik weet zeker dat dat ook zal gebeuren.’
PAUZE. ADEMHALEN. NIET GLIMLACHEN. Die woorden had Go daadwerkelijk op mijn kaartje geschreven. Gebeuren gebeuren gebeuren. Mijn stem echode door de geluidboxen en rolde naar de rivier.
‘We vragen u contact op te nemen als u informatie hebt. Vanavond steken we kaarsen aan in de hoop dat ze snel en veilig thuiskomt. Ik hou van je, Amy.’
Ik keek naar alles en iedereen, behalve naar Andie. Overal in het park flakkerden kaarsjes. Het was de bedoeling een moment stilte in acht te nemen, maar er waren huilende baby’s en een stommelende dakloze man bleef op luide toon vragen: ‘Hé, waar gaat dit over? Waar is dit voor?’ Iemand fluisterde Amy’s naam en daarna vroeg hij nog harder: ‘Wat? Waarvoor?’
Vanuit het midden van de mensenmassa begon Noelle Hawthorne naar voren te dringen. Ze had haar drieling bij zich, één kind zat op haar heup, de andere twee hingen aan haar rok. Ze leken allemaal ontzettend klein voor iemand als ik die niet gewend was met kinderen om te gaan. Noelle dwong de mensen voor haar en de kinderen opzij. Ze liep door tot pal voor het podium en keek naar me op. Ik keek haar woedend aan – dat mens had me belasterd – en toen zag ik voor het eerst dat ze een dikke buik had. Nu pas drong het tot me door dat ze weer zwanger was. Even viel mijn mond open: vier kinderen onder de vier jaar, jezus! Later zou die uitdrukking worden geanalyseerd en besproken. De meeste mensen geloofden dat er een combinatie van woede en angst op mijn gezicht stond te lezen.
‘Hoi, Nick.’ Haar stem bulderde via de half omhoog geschroefde microfoon naar het publiek.
Ik begon aan de microfoon te frunniken, maar ik kon het uit-knopje niet vinden.
‘Ik wilde alleen even je gezicht zien,’ zei ze en ze barstte in tranen uit. Haar natte snik galmde het publiek in en zorgde voor de nodige beroering. ‘Waar is ze? Wat heb je met Amy gedaan? Wat heb je gedaan met je vrouw?’
Vrouw, vrouw klonk de echo van haar stem. Twee van haar kinderen schrokken en zetten het op een krijsen.
Noelle kon geen woord uitbrengen, zo hard huilde ze. Ze was door het dolle heen, woedend, greep de microfoonstandaard en duwde hem in tot hij op haar lengte stond. Ik dacht erover om hem terug te pakken maar ik wist dat ik machteloos stond tegenover deze vrouw in haar positiejurk met die drie peuters. Ik keek rond of ik Mike Hawthorne zag – hou je vrouw in bedwang – maar hij was nergens te bekennen. Noelle richtte zich tot de menigte.
‘Ik ben Amy’s beste vriendin!’ Vriendin, vriendin, vriendin. De woorden dreunden door het park, vergezeld van het gekrijs van haar kinderen. ‘Hoewel ik mijn uiterste best heb gedaan, neemt de politie me kennelijk niet serieus. Daarom richt ik me tot deze stad, deze stad waar Amy van hield en die van haar hield! Deze man, Nick Dunne, moet een paar vragen beantwoorden. Hij moet ons vertellen wat hij met zijn vrouw heeft gedaan!’
Boney kwam van de zijkant aanzetten en wilde haar vastpakken. Noelle draaide zich om en de twee keken elkaar aan. Boney maakte een wild hakkend gebaar bij haar keel: Kop dicht!
‘Zijn zwángere vrouw!’
Niemand zag de kaarsen meer, want het flitslicht was nu overal. Naast me maakte Rand een geluid als een piepende ballon. Onder me zette Boney haar vingers tussen haar wenkbrauwen alsof ze haar hoofdpijn probeerde weg te masseren. Iedereen was gehuld in uitzinnig knipperend licht dat leek mee te deinen op mijn hartslag.
Ik keek zoekend naar Andie. Ik zag dat ze me aanstaarde. Haar gezicht rood en verwrongen, haar wangen vochtig. Toen onze ogen elkaar ontmoetten vormde ze met haar lippen het woord ‘lul!’ waarna ze zich door de menigte wrong en vertrok.
‘We moeten gaan.’ Opeens dook mijn zus naast me op. Ze fluisterde iets in mijn oor en trok me aan mijn arm. De camera’s flitsten en ondertussen stond ik daar maar als een soort monster van Frankenstein, angstig en geagiteerd door de toortsen van het volk. Flits, flits. We gingen ervandoor en splitsten ons in twee groepjes. Mijn zus en ik zetten het op een lopen naar Go’s auto, de Elliotts bleven met opengezakte mond op het podium achter. Ze moesten zichzelf maar zien te redden. De verslaggevers herhaalden steeds dezelfde vraag: Nick, was je geschokt omdat Amy zwanger was? Ik rende het park uit, in elkaar gedoken alsof ik door een hagelbui snelde. Zwanger, zwanger, zwanger. Het woord weergalmde op het ritme van de cicaden in de zomernacht.