Amy Elliott Dunne
Negen dagen vermist
Ik word wakker met een knoop in mijn maag. Ik moet hier weg. Ik mag niet gevonden worden, denk ik de hele tijd, een explosie van woorden als flitsen in mijn brein. Het politieonderzoek gaat niet snel genoeg, mijn geldsituatie verslechtert met de dag en de antennes van Jeff en Greta staan op scherp. Bovendien ruik ik naar vis.
Ik denk aan de crawl van Jeff naar de oever van het meer waar mijn geldriem en jurk lagen. Aan de manier waarop Greta telkens weer over Ellen Abbott begint. Het werkt me op mijn zenuwen. Of ben ik paranoïde? Ik klink als Dagboek Amy: Wil mijn man mij vermoorden of beeld ik me dat in?! Voor het eerst heb ik echt met haar te doen.
Ik bel twee keer naar de Amy Dunne-tiplijn en laat bij twee verschillende mensen twee verschillende tips achter. Ik heb geen idee hoe snel de tips de politie zullen bereiken; de vrijwilligers maken een volstrekt ongeïnteresseerde indruk. Somber gestemd rij ik naar de bibliotheek. Ik moet mijn tas pakken en vertrekken. Mijn hut schoonmaken met bleek, mijn vingerafdrukken afvegen van alles wat ik heb aangeraakt, stofzuigen – er mag geen haar achterblijven. Ik moet Amy uitwissen (en Lydia en Nancy) en maken dat ik wegkom. Als ik wegga, ben ik veilig. Ook al zouden Greta en Jeff vermoeden wie ik ben, zolang ik niet op heterdaad word betrapt, is er niets aan de hand. Amy Elliott Dunne is een soort yeti – gezocht, folkloristisch – terwijl Greta en Jeff twee zwendelaars zijn wier ondoorzichtige verhaal meteen zal worden ontmaskerd. Ik vertrek vandaag. Dat besluit neem ik als ik met gebogen hoofd de bijna lege bibliotheek in loop en zie dat alle drie de computers beschikbaar zijn. Ik ga online om nieuwe informatie over Nick in te winnen.
Sinds de herdenkingsbijeenkomst wordt het nieuws over Nick almaar herhaald en worden dezelfde feiten met steeds meer tamtam gebracht zonder dat er nieuwe informatie bijkomt. Maar vandaag is het anders. Als ik Nicks naam intik in de zoekbalk verschijnt de ene na de andere schreeuwerige blog op het scherm. Nick blijkt dronken te zijn geweest en in een café een krankzinnig interview te hebben gegeven aan een willekeurige vrouw met een camcorder. God, de idioot leert het ook nooit.
NICK DUNNES VIDEOBEKENTENIS!!!
BESCHONKEN NICK DUNNE LEGT EEN VERKLARING AF!!!
Mijn hart schiet in mijn keel, mijn huig begint te kloppen. Mijn man heeft zich weer eens flink in de nesten gewerkt.
Ik download het filmpje en daar heb je Nick. Hij heeft de slaperige blik en zware oogleden die hij krijgt als hij dronken is en praat met zijn scheve lachje over mij. Hij lijkt wel een mens en ziet er gelukkig uit. ‘Mijn vrouw is de coolste meid die ik ooit heb ontmoet,’ zegt hij ‘Hoeveel kerels kunnen dat zeggen? Ik ben getrouwd met de coolste meid die ik ooit heb ontmoet.’
Ik voel een lichte kriebeling in mijn buik. Dit had ik niet verwacht. Ik glimlach bijna.
‘Wat vind je zo cool aan haar?’ vraagt de vrouw buiten beeld. Haar stem klinkt hoog, studentikoos vrolijk.
Nick begint over de speurtocht, dat het onze traditie was, dat ik altijd onze grappige inside jokes onthield en dat de speurtocht het enige is wat hij nog van me heeft en dat hij de speurtocht daarom wilde afmaken. Dat was zijn missie.
‘Ik ben vanochtend bij de laatste aanwijzing aanbeland,’ zegt hij. Zijn stem klinkt schor. Hij heeft te vaak zijn stem moeten verheffen om zich verstaanbaar te maken. Zodra hij thuis is zal hij gorgelen met warm, zout water, zoals zijn moeder hem altijd liet doen. Als ik nog thuis zou zijn, zou hij mij vragen het voor hem klaar te maken omdat hij zelf nooit de juiste hoeveelheid zout erin doet. ‘En dat heeft me… aan het denken gezet,’ vervolgt hij. ‘Zij is de enige vrouw ter wereld die het vermogen heeft me te verrassen. Bij anderen weet ik altijd meteen wat ze zullen zeggen, omdat iedereen altijd hetzelfde zegt. We kijken naar dezelfde programma’s, lezen dezelfde kranten. Alles wordt herkauwd. Maar Amy is volstrekt zichzelf. Dat is haar kracht en daarom ben ik nog altijd in haar ban.’
‘Waar denk je dat ze nu is, Nick?’
Mijn echtgenoot kijkt naar zijn trouwring en draait hem een paar keer rond zijn vinger.
‘Gaat het, Nick?’
‘Wil je dat echt weten? Nee. Ik heb mijn vrouw diep teleurgesteld. Ik ben fout geweest. Ik kan alleen maar hopen dat het niet te laat is. Voor mij. Voor ons.’
‘Je bent aan het eind van je Latijn. Emotioneel gezien.’
Nick kijkt recht in de camera. ‘Ik wil mijn vrouw terug. Ik wil haar naast me hebben.’ Hij haalt diep adem. ‘Ik weet dat ik niet goed ben in het tonen van mijn emoties. Maar ik hou van haar. Ik wil zeker weten dat ze niets mankeert. Haar mág niets mankeren. Ik heb zo veel goed te maken.’
‘Zoals?’
Hij lacht het verdrietige lachje dat ik zelfs nu nog aantrekkelijk vind. In betere tijden noemde ik het zijn talkshowlach: het snelle neerslaan van de ogen, het nonchalante mondhoektrekje, het binnensmondse gegrinnik van een charmante filmster voordat hij een anekdote vertelt.
‘Dat gaat je niks aan.’ Hij glimlacht. ‘Ik heb gewoon een hoop goed te maken. Ik was niet de echtgenoot die ik had moeten zijn. We hebben een paar moeilijke jaren achter de rug en ik… ik had mezelf niet meer in de hand. Ik werkte er niet meer aan. Ik bedoel, dat wordt toch altijd beweerd? Dat je aan je huwelijk moet werken? Als je niet meer je best doet betekent dat einde huwelijk. Dat weet iedereen. Maar dat deed ik dus niet meer. Het lag aan mij. Ik was niet de man die ik had moeten zijn.’ Nicks oogleden zijn zwaar en hij praat langzaam en ietwat nasaal. Hij zit tussen aangeschoten en dronken in. Kwestie van nog één glas. Zijn wangen zijn roze van de alcohol. Mijn vingertoppen gloeien bij de gedachte aan zijn warme huid als hij een paar cocktails op had.
‘Hoe had je het willen goedmaken met haar?’ De camera zwenkt even als de vrouw haar drankje pakt.
‘Hoe zál ik het goedmaken met haar. Ik ga haar vinden en neem haar mee naar huis. Reken maar. En daarna? Daarna zal ik haar alles geven wat ze nodig heeft. Vanaf nu. Ik heb het einde van de speurtocht gehaald. Ze heeft me op de knieën gekregen. Onderworpen. Mijn vrouw is nooit duidelijker geweest dan nu. Ik ben nog nooit zo zeker geweest van wat ik moet doen.’
‘Als je nu met Amy zou kunnen praten, wat zou je dan tegen haar zeggen?’
‘Ik hou van je. Ik zal je vinden. Ik zál…’
Ik weet dat hij op het punt staat een citaat van Daniel Day-Lewis uit De laatste der Mohikanen op te lepelen: ‘Blijf leven… ik zál je vinden.’ Hij kan het niet laten een ernstige uitspraak af te zwakken met een oneliner uit een filmdialoog. Ik zie hem aarzelen, maar hij houdt zich in.
‘Ik hou van je, Amy.’
Hoe oprecht. Hoe anders dan de ware Nick.
Drie moddervette aso’s met opgevoerde scooters staan tussen mij en mijn ochtendkoffie in. Ik zag hun billen over het zadel lubberen en toch moeten ze zo nodig een Big Mac hebben. Er staan letterlijk drie mensen voor me in de rij geparkeerd en dat in de McDonald’s.
Ik zit er niet mee. Merkwaardig genoeg ben ik ondanks de wijziging van de plannen in een opgewekte stemming. Het filmpje is een hit op internet en de reacties zijn verrassend positief. Voorzichtig optimistisch zelfs: Misschien heeft die echtgenoot zijn vrouw toch niet vermoord. Dat is woord voor woord de meest gehoorde reactie. Want zodra Nick niet op zijn hoede is, laat hij zijn emoties zien en is het er allemaal. Iemand die naar het filmpje kijkt zal nooit denken dat hij een act opvoert. Wat je zag was geen overacting amateur. Mijn echtgenoot houdt van mij. Althans, die avond hield hij van mij. Hij hield van mij terwijl ik zijn einde plande in een sjofele hut die naar natte handdoeken rook.
Het is niet genoeg. Dat weet ik natuurlijk ook wel. Ik kan niet afwijken van mijn plan. Maar het geeft me een adempauze. Mijn man heeft de speurtocht beëindigd, is verliefd en op van de zenuwen. Hij lijkt er zelfs uitslag van op zijn wang te krijgen.
Als ik in mijn auto bij mijn hut aankom, zie ik Dorothy op mijn deur kloppen. Haar haar is vochtig van de hitte en ze heeft het strak achterovergekamd, waardoor ze me aan een gladde beursbitch doet denken. Als ze zich naar me omdraait, heeft ze haar vinger als een zoete maïskolf in haar mond; ze heeft de gewoonte het zweet op haar bovenlip met een vinger af te vegen en op te likken.
‘Kijk eens wie we daar hebben,’ zegt ze. ‘Onze wanbetaler.’
Ik ben te laat met het betalen van de huur. Twee dagen. Ik schiet bijna in de lach. Amy met een huurachterstand.
‘Het spijt me, Dorothy. Ik ben over tien minuten bij je.’
‘Ik wacht wel even, als je het niet erg vindt.’
‘Ik weet nog niet of ik blijf. Ik moet misschien verder.’
‘Dan krijg ik nog twee dagen huur van je. Tachtig dollar, alsjeblieft.’
Ik duik de hut in en doe mijn platte geldriem af. Ik heb vanochtend mijn geld geteld door het keurig in stapeltjes op mijn bed uit te spreiden, als een verleidelijke economische striptease, en de grote openbaring was dat ik op de een of andere manier nog maar 8849 dollar overheb. Het leven is duur.
Als ik de deur van mijn hut weer open en Dorothy het geld overhandig (nog 8769 over), zie ik Greta en Jeff vanaf Greta’s veranda toekijken. Jeff speelt niet op zijn gitaar, Greta rookt geen sigaret. Ze wekken de indruk alles goed in de gaten te houden. Als ze allebei naar me zwaaien – hoi, schat! – zwaai ik zwakjes terug. Ik sluit de deur en begin mijn spullen te pakken.
Het is vreemd hoe weinig ik bezit in deze wereld. Dat was vroeger wel anders. Ik heb geen mixer of soepkom. Ik heb lakens en handdoeken, maar geen fatsoenlijke deken. Ik heb een schaar zodat ik mijn haar kort kan houden. Ik glimlach omdat Nick geen schaar bezat toen we gingen samenwonen. Geen schaar. Geen strijkijzer, geen nietmachine. Ik herinner me dat ik aan hem vroeg hoe hij zich zonder schaar een beschaafd mens kon voelen en dat hij antwoordde dat hij niet beschaafd was. Daarna had hij me in zijn armen opgetild, op het bed gegooid en zich boven op me geworpen, en ik had gelachen omdat ik toen nog een Coole Meid was. Ik lachte in plaats van dat ik nadacht over wat dat over hem zei.
Trouw nooit met een man die geen schaar in huis heeft. Dat zou mijn advies zijn. Er komt weinig goeds van.
Ik vouw mijn kleren op en doe ze in mijn kleine rugzak: dezelfde drie outfits die ik een maand geleden heb gekocht en in mijn vluchtauto legde zodat ik geen kleren van thuis hoefde mee te nemen. Ik pak mijn reistandenborstel, kam en lotion in; de slaappillen die ik heb gekocht toen ik mezelf nog wilde verdoven en verdrinken; mijn goedkope zwemkleding. Het inpakken neemt nauwelijks tijd in beslag, zo weinig heb ik.
Ik trek mijn latex handschoenen aan en veeg alles brandschoon. Ik verwijder alle haren uit de afvoerputjes. Ik denk niet dat Greta en Jeff weten wie ik ben, maar als ze het wel weten, wil ik geen bewijs achterlaten. Onder het poetsen zeg ik voortdurend tegen mezelf: dat komt ervan als je wilt ontspannen, dat komt ervan als je niet constant je kop erbij houdt. Iemand die zich zo dom gedraagt als jij verdient het gewoon om opgepakt te worden. En stel dat er nog haren van je in Dorothy’s kantoortje liggen, wat dan, of vingerafdrukken in Jeffs auto of Greta’s keuken? Wat bezielde je te denken dat je iemand kon zijn die zich zorgeloos kon gedragen? In gedachten zie ik voor me hoe de politie de hutten uitkamt, niets vindt, en dat ik dan net als in een film word gepakt vanwege één enkele haar die op de betonnen bodem van het zwembad drijft om mij te kunnen veroordelen.
Maar dan schieten mijn gedachten weer de andere kant op: natuurlijk komt niemand me hier zoeken. De politie onderneemt geen actie op basis van één enkele verklaring van een paar criminelen die beweren dat ze de echte Amy Elliott Dunne hebben gezien in een goedkoop, verwaarloosd park in een of andere uithoek van de Ozarks. Nietsnutten die zich belangrijk willen voelen, zullen ze denken.
Dan klinkt er een assertieve klop op de deur. Zoals een ouder klopt voordat hij ongevraagd de deur van zijn kind opendoet: dit huis is mijn eigendom. Ik sta midden in mijn kamer en overweeg om niet open te doen. Beng beng beng. Ik begrijp nu waarom er in horrorfilms zo vaak gebruik wordt gemaakt van de mysterieuze klop op de deur: omdat het een nachtmerrieachtig effect heeft; je weet niet wie er aan de andere kant van de deur staat en toch weet je dat je open zult doen. Je zult denken wat ik denk: iemand die kwaad in de zin heeft klopt niet.
Hé, schat, doe open. We weten dat je thuis bent.
Ik trek mijn latex handschoenen uit, doe open en zie Greta en Jeff op mijn veranda staan. De zon staat in hun rug en hun gezichten zijn donker.
‘Dag, mooie vrouw, mogen we binnenkomen?’ vraagt Jeff.
‘Eigenlijk… Ik wou net naar jullie toe komen,’ zeg ik gejaagd hoewel ik luchtig wil overkomen. ‘Ik vertrek vanavond… Morgen of vanavond. Ik kreeg een telefoontje. Ik moet terug naar huis.’
‘Terug naar Louisiana of naar Savannah?’ zegt Greta. Jeff en zij hebben het over mij gehad.
‘Louisi…’
‘Doet er niet toe,’ zegt Jeff. ‘Laat ons maar even binnen. We komen afscheid nemen.’
Hij doet een stap in mijn richting. Ik ben geneigd het op een schreeuwen te zetten of de deur dicht te gooien, maar betwijfel of dat verstandig is. Ik kan beter doen alsof er niets aan de hand is en er het beste van hopen.
Greta sluit de deur en leunt ertegen terwijl Jeff al pratend over het weer naar het bed loopt en dan naar de keuken. Hij opent deuren en kasten.
‘Je moet alles leeg opleveren, anders houdt Dorothy het in op je borg,’ zegt hij. ‘Dat is me een tante.’ Hij opent de koelkast, kijkt in de groentenla, het vriesvak. ‘Je mag niet eens een fles ketchup achterlaten. Dat vind ik zo’n onzin. Ketchup kan toch niet bederven?’
Hij opent de kast, haalt het beddengoed eruit dat ik netjes heb opgevouwen en schudt de lakens uit. ‘Ik schud altijd even de lakens uit,’ zegt hij. ‘Gewoon om er zeker van te zijn dat er niets tussen is blijven liggen. Een sok of ondergoed, of wat dan ook.’
Hij opent het laatje van mijn nachtkastje, knielt neer en kijkt tot achter in de la. ‘Zo te zien ben je niks vergeten,’ zegt hij. Hij staat op, glimlacht en veegt zijn handen af aan zijn spijkerbroek. ‘Je hebt alles ingepakt.’
Hij neemt me van top tot teen op. ‘Waar is het, schat?’
‘Waar is wat?’
‘Je geld.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Maak het me niet moeilijk. Greta en ik hebben het keihard nodig.’
Greta staat zwijgend achter me.
‘Ik heb nog maar twintig dollar.’
‘Je liegt,’ zegt Jeff. ‘Je betaalt alles met contant geld. Zelfs de huur. Greta heeft je met een dik pak geld gezien. Dus geef het nu maar gewoon aan ons, dan laten we je gaan en hoeven we elkaar nooit meer te zien.’
‘Ik bel de politie.’
‘Oké, ga je gang.’ Jeff slaat zijn armen over elkaar en steekt zijn duimen onder zijn oksels.
‘Die bril van je is nep,’ zegt Greta. ‘Er zit gewoon glas in.’
Ik staar haar zwijgend aan, in de hoop dat ze zal terugkrabbelen. De twee zijn net zenuwachtig genoeg om nog van gedachten te kunnen veranderen. Voor hetzelfde geld doen ze opeens alsof het een geintje is en lachen we er alle drie om, en doen we net alsof er niets is gebeurd, ook al weten we beter.
‘En ik zie aan de uitgroei dat je blond bent. Veel mooier dan die hamsterkleur waarin je het hebt geverfd. Trouwens, dat kapsel staat je vreselijk,’ zegt Greta. ‘Je verbergt je, om wat voor reden dan ook. Ik weet niet of het voor een man is, maar ik weet wel dat je niet naar de politie zult stappen. Dus geef ons nu maar gewoon je geld.’
‘Heeft Jeff je overgehaald mijn geld te jatten?’
‘Nee, ik heb Jeff overgehaald.’
Ik loop naar de deur die Greta blokkeert. ‘Laat me erdoor.’
‘Geef ons het geld.’
Als ik bij de deur ben, grijpt Greta me vast, duwt me tegen de wand en terwijl ze haar ene hand in mijn gezicht drukt, rukt ze met de andere mijn jurk omhoog en mijn geldriem af.
‘Greta, waag het! Ik meen het! Geef terug!’
Haar warme, zoute hand is over mijn hele gezicht; mijn neus zit dicht en ik voel een vingernagel in mijn oog haken. Dan duwt ze me van zich af en val ik met mijn hoofd tegen de wand; het puntje van mijn tong komt tussen mijn tanden. De hele schermutseling gebeurt bijna geluidloos.
‘Jezus,’ zegt ze. ‘Dit is wel’ – ze telt – ‘meer dan twee-, drieduizend dollar. Niet te geloven. Heb je soms een bank beroofd?’
‘Wie weet,’ zegt Jeff. ‘Vast ergens achterovergedrukt.’
In een film, althans de films die Nick kijkt, zou ik Greta een dreun in haar gezicht geven en haar bloedend en bewusteloos op de grond werpen, om meteen daarna Jeff een kaakslag toe te dienen. Maar ik moet bekennen dat ik helemaal niet weet hoe dat moet. Bovendien zijn zij met z’n tweeën en schat ik mijn kansen niet al te hoog in. Als ik ze te lijf zou gaan, zouden ze me bij mijn polsen vastgrijpen en zou ik niet veel meer kunnen dan als een klein kind in het rond schoppen. Of ze zouden écht kwaad moeten worden en me alle hoeken van de kamer laten zien. Ik ben nog nooit geslagen en ben bang door anderen pijn te worden gedaan.
‘Bel je de politie niet? Ik wacht,’ zei Jeff weer.
‘Rot toch op,’ zeg ik zacht.
‘Sorry dat we dit moeten doen,’ zegt Greta. ‘Volgende keer wel wat voorzichtiger zijn, oké? Je kunt beter niet de indruk wekken dat je alleen reist en niet gevonden wilt worden.’
‘Jij redt je wel,’ zegt Jeff.
Als ze naar buiten lopen, geeft hij me in het voorbijgaan een klopje op mijn arm.
Op het nachtkastje liggen nog een kwartje en een dubbeltje. Het is mijn laatste geld.