Nick Dunne

Vijf dagen vermist

Ik stond tegen de deur geleund en staarde naar mijn zus. Ik rook Andie nog en wilde dat moment even voor mezelf. Nu ze was vertrokken kon ik weer genieten van het idee van haar. Ze smaakte naar butterscotch en rook naar lavendel. Lavendelshampoo, lavendellotion. Ze had ooit tegen me gezegd dat lavendel geluk brengt. Ik kon wel wat geluk gebruiken.

‘Hoe oud is ze?’ wilde Go weten, handen in de zij.

‘Gaan we zó beginnen?’

‘Hoe óúd is ze, Nick?’

‘Drieëntwintig.’

‘Drieëntwintig. Fantastisch.’

‘Go, niet…’

‘Nick. Besef je niet wat een klootzak je bent?’ zei Go. ‘En ook nog een stómme klootzak.’ Ze zei het alsof ze tegen een kind van tien sprak.

‘Het is geen ideale situatie,’ zei ik rustig.

‘Ideale situatie! Je bent… je bent een bedrieger, Nick. Ik bedoel, wat is er met je gebeurd? Je was altijd een toffe gozer. Of ben ik al die tijd achterlijk geweest?’

‘Nee.’ Ik staarde naar een plek op de vloer zoals ik als kind deed wanneer mijn moeder me op de bank zette en me vertelde dat ik zojuist iets had misdaan wat helemaal niet bij me paste.

‘Nee? Je bedriegt je vrouw, dat kun je nooit meer ongedaan maken,’ zei Go. ‘Allemachtig, zelfs pa bedroog ma niet. Je bent zo – ik bedoel, je vrouw wordt vermist, Joost mag weten waar Amy is en jij doet het met een of andere…’

‘Go, je praat nu opeens heel anders over Amy dan vroeger. Ik bedoel, je hebt Amy nooit gemogen, zelfs niet in het begin. Sinds dit allemaal is gebeurd is het net…’

‘Alsof ik me bekommer om jouw vermiste vrouw. Ja, Nick. Ik ben bezorgd. Dat is zo, ja. Weet je nog dat ik zei dat je raar deed? Ik bedoel, je gedraagt je als een krankzinnige.’

Ze ijsbeerde door de kamer en beet op een duimnagel. ‘Als de politie hierachter komt, weet ik het niet meer,’ zei ze. ‘Ik ben verdomme echt báng, Nick. Dit is voor het eerst dat ik écht bang ben voor je hachje. Ik snap niet dat ze het nog niet weten. Ze moeten je telefoongesprekken afgeluisterd hebben.’

‘Ik heb zo’n prepaid ding gebruikt.’

Ze was even stil. ‘Dat maakt het nog erger. Dat klinkt als… voorbedachten rade.’

‘Vreemdgaan met voorbedachten rade, Go. Ja, daar ben ik schuldig aan.’

Ze had het even gehad. Ze liet zich op de bank vallen om de nieuwe feiten tot zich door te laten dringen. Toch was ik blij dat Go het nu wist.

‘Hoe lang?’ vroeg ze.

‘Iets meer dan een jaar.’ Ik dwong mezelf mijn ogen op te slaan en haar recht aan te kijken.

‘Meer dan een jáár? En je hebt me nooit iets verteld.’

‘Ik was bang dat je zou zeggen dat ik ermee moest kappen. Dat je slecht over me zou denken en dat ik ermee moest kappen. En dat wilde ik niet. Met Amy ging het…’

‘Meer dan een jaar,’ zei Go. ‘En ik heb zelfs nooit iets vermoed. Achtduizend dronken gesprekken en je hebt me nooit genoeg vertrouwd om het me te vertellen. Ik wist niet dat je zoiets kon, dat je iets totaal verborgen voor me kon houden.’

‘Dit is dan ook het enige.’

Go haalde haar schouders op. Hoe kan ik je nu ooit nog geloven? ‘Hou je van haar?’ Ze bewoog zich ietwat snaaks, alsof ze wilde zeggen dat zoiets wel heel onwaarschijnlijk was.

‘Ja. Dat denk ik echt wel. Dacht ik. Denk ik.’

‘Besef je dat als je een echte relatie met haar had, als je haar regelmatig zag, echt met haar samenwoonde, dat ze dan kritiek op je zou krijgen? Dat sommige trekjes van jou haar gek zouden maken? Dat ze eisen aan je zou stellen die je niet prettig zou vinden? Dat ze kwaad op je zou worden?’

‘Ik ben geen tien meer, Go. Ik weet hoe het gaat in relaties.’

Ze haalde weer haar schouders op: Is dat zo? ‘We moeten een advocaat hebben,’ zei ze. ‘Een goede advocaat die een beetje vlot met de pers kan omgaan, want de tv-zenders en programmamakers ruiken bloed. We moeten ervoor zorgen dat de media je niet gaat afschilderen als de ontaarde, rokkenjagende echtgenoot. Als dat gebeurt kun je het wel schudden.’

‘Go, dat klinkt wel erg drastisch.’ In feite was ik het met haar eens, maar ik kon het niet verdragen dat Go het hardop zei. Ik moest haar woorden in twijfel trekken.

‘Nick, dit ís ook drastisch. Ik ga een paar mensen bellen.’

‘Je doet maar, als dat je geruststelt.’

Go priemde met twee vingers tegen mijn borstbeen. ‘Niet zo’n toon aanslaan tegen mij, Lance. “O, wat zijn die vrouwtjes toch gauw overstuur.” Dat is kul. Je zit flink in de nesten, vriend. Hou jezelf niet langer voor de gek en help me dit op te lossen.’

Go draaide zich om en ging, goddank, terug naar haar kamer. Ik voelde een zeer plekje onder mijn overhemd waar ze me had aangeraakt. Ik ging als verdoofd op de bank zitten. Toen ging ik even liggen. Ik zou later wel opstaan.

Ik droomde van Amy. Ze kroop op handen en voeten over onze keukenvloer en probeerde de achterdeur te bereiken, maar ze kon niets zien vanwege het bloed. Ze bewoog traag, te traag. Haar mooie hoofd was vreemd misvormd, aan de rechterzijde zat een wond. Van een lange haarlok sijpelde bloed en ze kreunde mijn naam.

Ik werd wakker en wist dat het tijd was om naar huis te gaan. Ik moest naar de plaats delict, ik moest zien waar het was gebeurd. Ik moest de feiten onder ogen zien.

Door de warmte was er niemand op straat. Onze buurt was zo verlaten en eenzaam als op de dag dat Amy verdween. Ik liep mijn huis in en dwong mezelf regelmatig en rustig adem te halen. Vreemd dat een nieuw huis zo spookachtig kon aanvoelen. En dan niet op de romantisch-victoriaanse-roman-manier, maar echt gruwelijk en vreselijk. Een huis met een geschiedenis, en dat terwijl het pas drie jaar oud was. De forensisch onderzoekers hadden overal hun sporen achtergelaten; alles was besmeurd, alles plakte, overal lag nog poeder. Ik ging op de sofa zitten. Hij rook naar iemand, naar een echt mens, iemand met een vreemd luchtje, een sterke aftershave. Ondanks de hitte buiten opende ik de ramen. Er moest hier gelucht worden. Bleecker trippelde de trap af. Ik pakte hem op en knuffelde hem. Hij begon te spinnen. Iemand, een of andere politieman, had zijn voerbak tot de rand gevuld. Een aardig gebaar om mij ter wille te zijn, nadat ze eerst mijn hele huis overhoop hadden gehaald. Ik zette de kat voorzichtig op de onderste trede en liep de trap op naar de slaapkamer terwijl ik de knoopjes van mijn overhemd losmaakte. Ik ging op bed liggen en drukte mijn gezicht in het kussen. Het had dezelfde marineblauwe kussensloop die ik had gezien op de ochtend van onze trouwdag. De Ochtend Van.

Mijn telefoon ging. Go. Ik nam op.

‘Ellen Abbott heeft vanmiddag een speciale uitzending. Het gaat over Amy. En over jou. Ik, eh… het ziet er niet goed uit. Zal ik naar je toe komen?’

‘Nee, ik kijk wel in mijn eentje, bedankt.’

We bleven beiden aan de lijn. Dralend. Wachtend tot de ander zich zou verontschuldigen.

‘Oké, we spreken elkaar nog,’ zei Go.

Ellen Abbott Live was een tv-programma dat was gespecialiseerd in vermiste en vermoorde vrouwen, met de eeuwig furieuze Ellen Abbott, voormalig officier van justitie en voorvechtster van vrouwenrechten. De show begon met Ellen. Geföhnd haar en lipgloss. Ze keek dreigend in de camera.

‘Vandaag hebben we een schokkend verhaal: een mooie, jonge vrouw die de inspiratiebron was voor de boekenserie Amazing Amy. Vermist. Huis overhoop gehaald. Haar man is Lance Nicholas Dunne, een werkloze schrijver die nu een bar heeft die hij heeft gekocht met het geld van zijn vrouw. Wilt u weten hoe bezorgd hij is? Dit zijn foto’s die zijn genomen sinds het moment dat zijn vrouw Amy Elliott Dunne, werd vermist op 5 juli, hun vijfjarige trouwdag.’

Beeldovergang naar de foto van mij tijdens de persconferentie, met die stomme grijns. En een andere foto waarop ik sta te zwaaien en te lachen als een schoonheidskoningin op een praalwagen, net op het moment dat ik uit mijn auto stapte (ik zwaaide naar Marybeth, en ik lachte omdat ik dat altijd doe als ik naar iemand zwaai).

Daarna kwam de foto die Shawna Kelly, de vrouw van die kipschotel, met haar mobieltje had genomen. Wij tweeën wang tegen wang, stralende witte-tandenlach. Toen kwam de echte Shawna in beeld. Ze was gebruind, geplamuurd en ze keek heel ernstig. Ellen stelde haar voor aan Amerika. Het klamme zweet brak me uit.

ELLEN: Zeg, die Lance Nicholas Dunne, kun je beschrijven hoe hij zich gedroeg, Shawna? Je hebt hem ontmoet terwijl iedereen op zoek was naar zijn vermiste vrouw. Die Lance Nicholas Dunne… hoe kwam hij op je over?

SHAWNA: Hij was erg kalm, erg vriendelijk.

ELLEN: Neem me niet kwalijk, zeg, neem me niet kwalijk. Hij was vriendelijk en kalm? Zijn vrouw wordt vermist, Shawna. Welke man is op zo’n moment vriendelijk en kalm?

Weer werd de groteske foto van mij op het scherm vertoond. Op de een of andere manier leken we nu nog vrolijker.

SHAWNA: Hij deed eigenlijk een beetje flirterig…

Je had aardiger tegen haar moeten doen, Nick. Je had die smerige kipschotel moeten opeten.

ELLEN: Flirterig? Terwijl zijn vrouw spoorloos verdwenen is? En Lance Dunne… nou, het spijt me, Shawna, maar deze foto is gewoon… ik kan niet anders zeggen… walgelijk. Iemand die onschuldig is ziet er niet zo uit…

De rest van het fragment was Ellen Abbott, professioneel haatzaaier, druk in de weer met mijn ontbrekende alibi. ‘Waarom heeft Lance Nicholas Dunne tot twaalf uur ’s middags geen alibi? Waar was hij die ochtend?’ Ze sprak met een lijzig accent, als een sheriff uit Texas. Het gastenpanel was het met haar eens dat het er niet goed uitzag.

Ik belde Go en ze zei: ‘Nou ja, je hebt het nog bijna een week weten te rekken voordat ze zich op je hebben gestort,’ en we zaten een tijdje te vloeken. Verrotte Shawna idioot wijf vuile teringhoer.

‘Ga vandaag iets doen wat echt, echt heel nuttig is, iets actiefs,’ adviseerde Go. ‘De mensen letten op je.’

‘Ik kan toch niet stilzitten.’

Ik reed woedend naar St. Louis. Ik speelde het tv-fragment voortdurend af in mijn hoofd en beantwoordde al Ellens vragen, legde haar het zwijgen op. Vandaag, Ellen Abbott, ellendig rotwijf, heb ik een van Amy’s stalkers opgezocht. Desi Collings. Ik heb hem opgespoord omdat ik wil weten hoe het echt zit. Ik, de held-echtgenoot. Als ik dramatische achtergrondmuziek bij me had gehad, had ik die afgespeeld. Ik, de aardige jongen uit een arbeidersmilieu die het opnam tegen een verwend rijkeluiszoontje. Daar konden de media zich op stukbijten: obsessieve stalkers zijn intrigerender dan doorsnee vrouwenmoordenaars. De Elliotts zouden het in ieder geval waarderen. Ik belde Marybeth, maar ik kreeg slechts haar voicemail. Ik reed maar weer verder.

Terwijl ik de buurt waar hij woonde doorkruiste, moest ik mijn beeld van Desi bijstellen: hij was niet gewoon rijk, hij was steenrijk, abnormaal rijk. Die vent woonde in een herenhuis in Ladue dat waarschijnlijk minstens vijf miljoen dollar waard was. Witgepleisterd baksteen, zwartgelakte luiken, gaslampen en klimop. Ik had me speciaal voor dit bezoekje gekleed, een net pak en een das, maar toen ik aanbelde besefte ik dat ik in deze buurt in een pak van vierhonderd dollar nog meer voor schut liep dan in een spijkerbroek. Ik hoorde hoe iemand op leren schoenen ergens vanaf de achterkant van het huis kwam aanlopen. De voordeur ging open met een zuigend geluid, als een koelkast. Een koude luchtstroom waaide me tegemoet.

Desi zag eruit zoals ik er zelf altijd had willen uitzien: als een erg knappe, heel fatsoenlijke vent. Het zat ’m in zijn ogen of in zijn kaak. Hij had diepliggende, amandelvormige ogen, de ogen van een teddybeer, en kuiltjes in zijn wangen. Als je ons samen zag, zou je automatisch aannemen dat híj de goede was.

‘O,’ zei Desi. Hij bestudeerde mijn gezicht. ‘Jij bent Nick. Nick Dunne. Godallemachtig, wat erg van Amy. Kom binnen, kom binnen.’

Hij ging voor me naar een strak ingerichte woonkamer: zo zag een stoere inrichting er kennelijk uit in de ogen van een binnenhuisarchitect. Veel donker, oncomfortabel leer. Hij wees naar een fauteuil met een buitengewoon stijve rugleuning. Ik probeerde het me gemakkelijk te maken, zoals me was verzocht, maar ik merkte dat je in die stoel maar op één manier kon zitten: als een leerling die een uitbrander krijgt. Opletten en rechtzitten.

Desi vroeg me niet wat ik in zijn woonkamer deed. Hij legde ook niet uit waarom hij me meteen had herkend. Hoewel ik steeds vaker meemaakte dat mensen me nakeken of iets achter hun hand fluisterden.

‘Wil je iets drinken?’ vroeg hij. Hij drukte zijn handen tegen elkaar: zaken gaan voor.

‘Nee, dank je.’

Hij ging tegenover me zitten. Hij was gekleed in smetteloos marineblauw en roomwit. Zijn schoenveters leken gestreken. Maar het stond hem goed. Hij was niet de verachtelijke fat die ik had gehoopt. Desi was op-en-top een gentleman: iemand die een beroemd dichter kon citeren, een zeldzaam merk whisky kon bestellen, iemand die precies wist welk kostbaar sieraad hij een vrouw moest schenken. Ja, hij leek me zo’n man die uit zichzelf wist wat vrouwen willen. Tegenover hem zittend voelde ik hoe mijn pak steeds slechter ging zitten, hoe ik me stuntelig ging gedragen. Ik had opeens ontzettend zin om over football te beginnen en een scheet te laten. Dit soort kerels werkte op mijn zenuwen.

‘Amy. Zijn er al aanwijzingen?’ vroeg Desi.

Hij deed me aan iemand denken, een acteur of zo.

‘Geen bruikbare.’

‘Ze is ontvoerd… vanuit huis. Klopt dat?’

‘Ja, vanuit ons huis.’

Toen wist ik wie hij was: hij was die vent die alleen was komen opduiken op de eerste dag van de vermissing, die vent die steeds naar de foto van Amy stond te kijken.

‘Je bent in het vrijwilligerscentrum geweest, hè? Op de eerste dag.’

‘Inderdaad,’ zei Desi, op redelijke toon. ‘Dat wilde ik net zeggen. Ik wou dat ik je die dag had kunnen ontmoeten, dat ik je mijn medeleven had kunnen betuigen.’

‘Een heel eind rijden.’

‘Dat kan ik van jou ook zeggen.’ Hij glimlachte. ‘Luister, ik ben echt dol op Amy. Toen ik hoorde wat er was gebeurd, tja, ik moest iets doen. Ik… het is vreselijk om dit te moeten zeggen, Nick, maar toen ik het op het nieuws zag dacht ik: natuurlijk.’

‘Natuurlijk?’

‘Natuurlijk dat iemand… haar wil,’ zei hij. Hij had een zware stem, een stem voor bij de open haard. ‘Weet je, zo is ze altijd geweest. Ze zorgde ervoor dat mensen haar wilden. Altijd. Je kent dat oude cliché toch wel: mannen willen haar, en vrouwen willen zíjn zoals zij. Amy was zo iemand.’

Desi legde zijn grote handen op elkaar op zijn pantalon. Geen broek, een pantalon. Ik wist niet zeker of hij de draak met me stak. Ik hield mezelf voor dat ik het kalm moest aanpakken. Dat is de regel die geldt voor alle stekelige interviews. Ga pas in de aanval als het echt moet, wacht eerst af of ze zich misschien zelf opknopen.

‘Je hebt een zeer intense relatie gehad met Amy, nietwaar?’ vroeg ik.

‘Het was niet alleen vanwege haar uiterlijk,’ zei Desi. Hij steunde met een arm op zijn knie, zijn ogen wazig. ‘Ik heb hier natuurlijk veel over nagedacht. Eerste liefde. Ik heb er zeker over nagedacht. De navelstaarder in me. Te veel filosofie.’ Hij lachte op een manier alsof hij zichzelf wilde wegcijferen. De kuiltjes in zijn wangen bewogen. ‘Kijk, als Amy iemand mag, als ze in iemand is geïnteresseerd, is haar aandacht heel warm, geruststellend, allesomvattend. Als een warm bad.’

Ik trok mijn wenkbrauwen op.

‘Begrijp me goed,’ zei hij. ‘Je voelt je goed over jezelf. Helemaal goed, misschien voor het eerst. En dan krijgt ze oog voor je zwakke punten, ze beseft dat je een gewoon mens bent. Je bent een soort Able Andy en in het echte leven zou Able Andy het nooit redden met Amazing Amy. En dus verflauwt haar interesse, je voelt je niet langer goed, je voelt weer die kou van vroeger, alsof je naakt op de badkamervloer ligt. En alles wat je wilt is terugzakken in dat warme bad.’

Ik kende dat gevoel. Ik had ongeveer drie jaar op die badkamervloer gelegen. Dat ik die emotie deelde met een andere man veroorzaakte een golf van walging.

‘Je weet ongetwijfeld wat ik bedoel,’ zei Desi. Hij lachte schalks naar me.

Wat een rare vent, dacht ik. Wie vergelijkt de vrouw van een andere man met een bad waarin hij wil wegzinken? En dan nog wel de vermiste vrouw van een andere man?

Achter Desi stond een lange, glanzende bijzettafel met verschillende foto’s in zilveren lijstjes. In het midden stond een grote foto van Desi en Amy in hun middelbare schooltijd. Ze droegen witte tennistenues, zo overdreven elegant, zo buitensporig bekakt-rijk dat het een beeld uit een film van Hitchcock had kunnen zijn. Ik stelde me Desi als tiener voor, Desi die Amy’s slaapkamer binnenglipte, zijn kleren op de grond liet vallen, zich neervlijde op de koude lakens, pillen slikte. Wachtend tot hij ontdekt zou worden. Het was een vorm van straf, van woede, maar niet van het soort dat in mijn huis had plaatsgevonden. Ik snapte waarom de politie niet zo geïnteresseerd was. Desi zag mijn blik.

‘Ach ja, dat kun je me niet kwalijk nemen.’ Hij glimlachte. ‘Ik bedoel, zou jíj zo’n prachtige foto weggooien?’

‘Van een meisje dat ik twintig jaar niet had gezien?’ flapte ik eruit. Ik besefte dat ik agressiever klonk dan verstandig was.

‘Ik ken Amy,’ zei Desi scherp. Hij ademde diep in. ‘Ik heb haar gekend. Heel goed gekend. Zijn er geen aanwijzingen? Trouwens, wat ik nog wou vragen… is haar vader… is hij er ook?’

‘Ja, natuurlijk.’

‘Was hij misschien… Is het zeker dat hij in New York was toen het gebeurde?’

‘Hij was in New York, ja. Hoezo?’

Desi haalde zijn schouders op. Gewoon, nieuwsgierig. We zwegen een halve minuut, probeerden elkaar zo lang mogelijk aan te staren. We knipperden geen van beiden.

‘De reden dat ik hier ben, Desi, is dat ik me afvroeg of je me iets meer kunt vertellen.’

Ik probeerde me opnieuw voor te stellen dat Desi Amy had ontvoerd. Had hij hier in de buurt een huis aan het meer? Al die types hadden zo’n huis. Zou het kunnen dat zo’n gedistingeerde, mondaine man Amy verborgen hield in een of andere speelkelder? Amy die over het tapijt ijsbeerde, die sliep op een stoffige bank in een felle jarenzestigkleur, citroengeel of knalrood. Ik wilde dat Boney en Gilpin hier waren, dat ze die bezitterige klank in Desi’s stem hadden gehoord: Ik ken Amy.

‘Ik?’ Desi lachte. Hij lachte uitbundig. Zo klonk het inderdaad, uitbundig. ‘Ik kan je niks vertellen. Zoals je zelf al zei, ik ken haar niet.’

‘Maar net zei je nog van wel.’

‘Ik ken haar in ieder geval niet zoals jij haar kent.’

‘Op de middelbare school heb je haar gestalkt.’

‘Haar gestálkt? Nick toch. Ze was mijn vriendin.’

‘Totdat het uit ging,’ zei ik. ‘Maar jij bleef haar achtervolgen.’

‘O, ik heb ongetwijfeld naar haar gesmacht. Allemaal heel gewoon, hoor.’

‘Noem je een poging tot zelfmoord in haar slaapkamer gewoon?’

Hij schrok, kneep zijn ogen tot spleetjes. Hij opende zijn mond om iets te zeggen maar bleef toen naar zijn handen staren. ‘Ik weet niet precies wat je bedoelt, Nick,’ zei hij uiteindelijk.

‘Het feit dat je mijn vrouw hebt gestalkt. Op de middelbare school. En nu.’

‘Is dát waar het om gaat?’ Hij lachte opnieuw. ‘Godallemachtig, ik dacht dat je om geld kwam vragen voor een beloning of zoiets. Waar ik trouwens graag aan meebetaal. Zoals ik al zei, ik heb altijd het beste voor Amy gewild, en nog steeds. Hou ik van haar? Nee. Ik ken haar niet meer, niet echt. Af en toe sturen we elkaar een brief. Maar het is interessant dat jij hier bent gekomen. Je haalt de dingen door elkaar. Want ik moet je één ding zeggen, Nick: op tv kom je niet bepaald over als de verdrietige, bezorgde echtgenoot. Je lijkt eerder… zelfingenomen. De politie heeft trouwens al met me gesproken, dankzij jou, naar ik aanneem. Of dankzij Amy’s ouders. Vreemd dat je dat niet wist… je zou denken dat ze de echtgenoot alles vertelden als hij niet werd verdacht.’

Mijn maag kneep samen. ‘Ik ben hier omdat ik je gezicht wilde zien als ik het over Amy had,’ zei ik. ‘En dat baart me zorgen, dat kan ik je vertellen. Je wordt er een beetje… dromerig van.’

‘Een van ons moet dat toch zijn?’ zei Desi, opnieuw de redelijkheid zelve.

‘Schat?’ Van de achterkant van het huis klonk een stem en weer hoorde ik het gekraak van dure schoenen die de woonkamer naderden. ‘Hoe heette dat boek ook alweer…’

De vrouw was een wazig evenbeeld van Amy. Amy in een beslagen spiegel. Zelfde huidskleur, extreem gelijke trekken, maar dan een kwart eeuw ouder. Het vlees, de gelaatstrekken, alles een beetje uitgezakt, als fijn weefsel. Ze was nog steeds betoverend om te zien, een vrouw die bevallig oud wist te worden. Ze had de vorm van een of ander origamikunstwerk: extreem puntige ellebogen, sleutelbeenderen als een kleerhanger. Ze droeg een porseleinblauwe, nauwsluitende jurk en ze had hetzelfde charisma als Amy: als zij in je buurt was, bleef je naar haar kijken. De glimlach waarmee ze me begroette had iets roofdierachtigs.

‘Hallo, ik ben Jacqueline Collings.’

‘Moeder, dit is Amy’s echtgenoot, Nick,’ zei Desi.

‘Amy.’ De vrouw glimlachte nogmaals. Ze had een bodem-van-de-put-stem, diep en vreemd galmend. ‘We hebben dat nieuws hier met veel belangstelling gevolgd. Heel veel belangstelling.’ Ze wendde zich koeltjes tot haar zoon. ‘We denken aldoor aan die voortreffelijke Amy Elliott, nietwaar?’

‘Ze heet nu Amy Dunne,’ zei ik.

‘Ach ja,’ zei Jacqueline instemmend. ‘Ik leef echt met je mee, Nick, het zal niet gemakkelijk voor je zijn.’ Ze staarde me even aan. ‘Het spijt me, ik moet… ik had me Amy niet voorgesteld met zo’n… Amerikáánse vriend.’ Het leek of ze noch tegen Desi noch tegen mij sprak. ‘Godallemachtig, hij heeft zelfs een kuiltje in zijn kin.’

‘Ik kwam om te kijken of uw zoon informatie voor me had,’ zei ik. ‘Ik weet dat hij mijn vrouw veel brieven heeft geschreven in de loop der jaren.’

‘O, die brieven!’ Jacqueline lachte boosaardig. ‘Zó interessant, vind je ook niet?’

‘Heeft Amy ze je laten lezen?’ vroeg Desi. ‘Dat verbaast me.’

‘Nee,’ zei ik, me weer tot hem wendend. ‘Ze gooide ze ongeopend weg. Altijd.’

‘Allemaal? Altijd? Weet je dat zeker?’ zei Desi, nog steeds glimlachend.

‘Eén keer heb ik een brief uit de vuilnisbak gevist om ’m te lezen.’ Ik keerde me weer naar Jacqueline. ‘Alleen maar om te weten wat er precies aan de hand was.’

‘Goed gedaan,’ zei Jacqueline, poeslief. ‘Ik zou van mijn echtgenoot niet anders verwachten.’

‘Amy en ik schreven elkaar altijd brieven,’ zei Desi. Hij had de manier van praten van zijn moeder, alsof alles wat hij zei iets was wat je beslist moest horen. ‘Het was iets tussen ons. Ik vind e-mail zo… goedkoop. Niemand bewaart die berichten. Niemand bewaart e-mails, omdat ze allemaal zo onpersoonlijk van aard zijn. Ik maak me zorgen over het nageslacht in het algemeen. Al die grote liefdesbrieven, van Simone de Beauvoir aan Sartre, van Samuel Clemens aan zijn vrouw Olivia… ik weet het niet, ik denk altijd aan wat er verloren gaat…’

‘Heb je al mijn brieven bewaard?’ vroeg Jacqueline. Ze stond bij de open haard, keek op ons neer. Een lange, pezige arm rustte op de schoorsteenmantel.

‘Vanzelfsprekend.’

Ze draaide zich met een elegant ophalen van de schouders naar mij om. ‘Wou ik gewoon even weten.’

Ik huiverde, en wilde dichter naar de open haard schuiven om warm te worden, maar toen drong het opeens tot me door dat het juli was. ‘Het lijkt me nogal vreemd om dat al die jaren te blijven doen,’ zei ik. ‘Ik bedoel, ze schreef je immers niet terug.’

Desi kreeg een sprankeling in zijn ogen. ‘O,’ was alles wat hij zei, het geluid van iemand die verrast werd door vuurwerk.

‘Ik vind het vreemd, Nick, dat jij hier komt en Desi vraagt naar zijn relatie – of het gebrek aan een relatie – met je echtgenote,’ zei Jacqueline Collings. ‘Heb je geen hechte band met je vrouw? Ik kan je verzekeren dat Desi al tientallen jaren geen werkelijk contact heeft gehad met Amy. Tientallen jaren niet.’

‘Ik wou het gewoon even weten, Jacqueline. Sommige dingen wil je met eigen ogen zien.’

Jacqueline liep naar de deur. Halverwege draaide ze zich om en maakte een wenkend hoofdgebaar: het werd tijd dat ik opstapte.

‘Wat onverschrókken van je, Nick. Heel doe-het-zelf-achtig. Leg je zelf ook parketvloeren?’ Ze lachte om haar eigen woorden en hield de deur voor me open. Ik staarde naar het kuiltje in haar hals en vroeg me af waarom ze geen parelsnoer droeg. Dit soort vrouwen draagt altijd dikke strengen parels die tegen elkaar tikken en klikken. Maar ik kon haar wel ruiken. Een heel vrouwelijke geur, vaginaal, vreemd wellustig.

‘Het was interessant om je te ontmoeten, Nick,’ zei ze. ‘Laten we hopen dat Amy weer veilig thuiskomt. Maar als je nog eens met Desi wilt praten…’ Ze drukte me een dik, crèmekleurig visitekaartje in de hand. ‘Bel dan alsjeblieft eerst onze advocaat.’