Amy Elliott Dunne
Dagboek
16 oktober 2010
Gefeliciteerd, Amy! Je woont inmiddels een hele maand in Missouri en begint al een echte Midwesterling te worden. Yep, ik ben afgekickt van al mijn oostkustgewoonten en ben nu dertig dagen clean. Ik maak aantekeningen en hou de tradities in ere. Ik ben de Margaret Mead van de Mississippi.
Eens kijken, wat is er veranderd? Nick en ik zijn verstrikt geraakt in wat ik (voor mezelf) de koekoeksklokkwelling ben gaan noemen. Het gekoesterde erfstuk van mijn ouders detoneert in ons nieuwe huis. Maar dat geldt eigenlijk voor al onze New Yorkse spullen. Onze indrukwekkende, kolossale chesterfield en de kleinere sofa staan verbouwereerd in de woonkamer, alsof ze in hun vertrouwde omgeving zijn verdoofd en in dit vreemde nieuwe hok, met ‘chique’ vloerbedekking, kunststof schroten en schoon metselwerk, zijn bijgekomen. Ik mis ons oude huis – de oneffenheden, de scheve vloeren, de haarfijne scheurtjes die in de loop van de decennia zijn achtergebleven. (Pauze voor positieve peptalk.) Maar nieuw is ook mooi! Alleen anders. De klok zou het niet met me eens zijn, en ook de koekoek heeft moeite zich aan de nieuwe omgeving aan te passen. Het vogeltje waggelt als een dronkenman naar buiten om tien minuten over het hele uur; zeventien minuten voor; eenenveertig over. Hij heeft een wegkwijnende roep – koe-krrww – die Bleecker telkens uit zijn schuilplaats lokt en loerend met opgezette staart naar de veren en het gepiep doet opkijken, klaar voor de aanval.
‘Je ouders moeten een pesthekel aan me hebben,’ zegt Nick telkens als we allebei binnen gehoorsafstand van het gepiep zijn, maar hij is zo verstandig om nog even te wachten met het voorstel het geval de deur uit te doen. Ikzelf zou de klok ook het liefst weggooien. Ik (de werkloze) ben degene die de hele dag thuis is en op zijn kreet zit te wachten, als een gespannen bioscoopganger die zich wapent tegen de zoveelste uitbarsting van de gek achter zich; zowel opgelucht (ha, daar heb je ’m weer!) als boos (nee, hè, niet weer!) als hij zich weer meldt.
De klok zorgde voor veel ophef tijdens de housewarmingparty (O, kijk nou toch, een antieke klok!) waar Mama Maureen Dunne op had aangedrongen. Hoewel, aangedrongen; Mama Mo dringt niet aan. Ze zorgt ervoor dat iets realiteit wordt door te veronderstellen dat iets vaststaat. Meteen al de eerste ochtend na onze verhuizing stond ze bij ons op de stoep met een pan roerei en een grootverpakking toiletpapier (wat niet veel goeds voorspelde over het roerei) en had ze het over de housewarming alsof het een voldongen feit was. Wanneer geven jullie je housewarmingparty? Hebben jullie er al over nagedacht wie ik voor de housewarming moet uitnodigen? Willen jullie een housewarming of iets leukers, zoals een cocktailfeest waarbij je de gasten de drank laat meenemen? Maar een traditionele housewarmingparty is natuurlijk altijd leuk.
En toen was er ineens een datum, en die datum was vandaag. De familie Dunne en vrienden schudden de oktobermotregen van hun paraplu’s en veegden zorgvuldig hun voeten op de deurmat die Maureen vanochtend voor ons heeft gekocht. Op de mat staat: All Are Friends Who Enter Here. Hij is van de Costco. In de maand dat ik hier aan de Mississippi woon weet ik alles van boodschappen in bulk doen. Republikeinen gaan naar Sam’s Club, Democraten naar Costco. Maar iedereen slaat in bulk in omdat men hier, anders dan in Manhattan, ruimte genoeg heeft om vierentwintig potten augurken kwijt te kunnen. (Een samenzijn is niet compleet zonder een draaibaar presenteerblad vol augurken en Spaanse olijven rechtstreeks uit de pot. En zoutjes.)
Ik zal de sfeer even schetsen: het is zo’n typische geurdag waarop mensen de buitenlucht mee naar binnen nemen, zoals de geur van regen in hun jassen en hun haar. De oudere dames – Maureens vriendinnen – komen met allerhande eten in plastic, vaatwasbestendige bakjes aanzetten die ze achteraf terugvragen. En blijven terugvragen. Ik weet nu dat ik de bakjes had moeten afwassen en ze persoonlijk had moeten terugbrengen naar de diverse eigenaren – een Tupperware-carpool – maar toen ik hier net woonde kende ik het protocol nog niet. Ik recyclede keurig alle plastic bakjes en moest dus uiteindelijk voor iedereen een nieuw bakje kopen.
Maureens beste vriendin, Vicky, zag meteen dat haar bakje een gloednieuw exemplaar uit de winkel was. Toen ik haar mijn vergissing uitlegde, zette ze grote ogen op van verbazing: Dus zo doen jullie dat in New York.
Terug naar de housewarming: de oudere dames zijn goede vriendinnen van Maureen die ze nog kent van de ouderraad, de boekenclubjes, de schoenenzaak in het winkelcentrum waar ze veertig uur per week blokhakken verkocht aan vrouwen van een zekere leeftijd. (Ze ziet op het oog welke maat iemand heeft – maat 38,5, smalle voet! – wat het op feestjes altijd goed doet.) Mo’s vriendinnen zijn dol op Nick en hebben allemaal zo hun verhalen over de aardige dingen die hij in de loop van de jaren voor hen heeft gedaan. De meesten van hen, óf hun mannen, zijn sinds de sluiting van het winkelcentrum werkloos, dus ze raden me allemaal recepten aan voor ‘goedkope en makkelijke maaltijden’, wat meestal neerkomt op een casserol van soep uit blik, boter en chips.
De mannen zijn vriendelijk en rustig en zitten in groepjes bij elkaar. Ze praten over sport en glimlachen vriendelijk naar me.
Iedereen is aardig. Ze zijn de vriendelijkheid zelve. Maureen, de moedige vierde-fasekankerpatiënt, stelt me aan haar vrienden voor op een manier zoals je een ietwat gevaarlijk nieuw huisdier zou laten zien: ‘Dit is Nicks vrouw, Amy. Ze is geboren en getogen in New York City.’ Haar vrienden, plomp en hartelijk, krijgen onmiddellijk een soort vreemde Gilles de la Tourette-aanval: ze slaan hun handen in elkaar en herhalen de woorden – New York City! – en zeggen iets waarop ik niet hoef in te gaan: Wat enig! Of zingen met zwakke, hoge stemmetjes: ‘New York, New York’, terwijl ze met de handen in de lucht heen en weer deinen. Maureens vriendin van de schoenenwinkel, Barb, zegt lijzig: ‘Noe York Ciety! Geef me een touw.’ Als ik haar niet-begrijpend aankijk, zegt ze: ‘O, dat komt uit een oude salsasausreclame!’ Als het muntje dan nog niet valt, legt ze blozend een hand op mijn arm en zegt: ‘Ik zou je niet écht ophangen, hoor.’
Uiteindelijk bekennen ze giechelend dat ze nog nooit in New York zijn geweest. Of dat ze er wel eens geweest zijn – één keer – maar dat ze er niets aan vonden. Dan zeg ik dingen als: U zou het een fijne stad vinden of Niet iedereen houdt van het stadsleven of Mmm, omdat ik niets anders weet te zeggen.
‘Wees aardig, Amy,’ zegt Nick in mijn oor als we in de keuken een nieuw drankje staan in te schenken (Midwesterlingen zijn dol op tweeliterflessen frisdrank (altijd tweeliterflessen) die ze (ook altijd) uit grote, rode plastic bekers drinken.
‘Ik dóé aardig,’ zeg ik op een klaagtoontje. Hij kwetst me omdat de mensen in de kamer allemaal ja zouden zeggen op de vraag of ik aardig tegen hen ben geweest.
Soms heb ik het gevoel dat Nick de voorkeur geeft aan een versie van mij die niet bestaat. Sinds we hier wonen ben ik uit geweest met vrouwen, heb ik gewandeld voor het goede doel en heb ik casserols gekookt voor zijn vader. Ik heb zelfs geholpen met de verkoop van loterijloten. Mijn laatste spaargeld heb ik opgenomen en aan Nick en Go gegeven, zodat zij het café konden kopen dat ze al zo lang wilden beginnen. Ik heb de cheque zelfs in een kaart met een bierpul erop gedaan – Cheers to You! – maar Nick mompelde slechts een bedankje. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik doe mijn best.
We brengen de bekers met frisdrank naar de kamer. Ik glimlach en lach nog harder dan daarvoor, een en al elegantie en opgewektheid, en ik informeer om me heen of ik iemand nog ergens mee van dienst kan zijn. Ik complimenteer de vrouwen met hun fruit- en krabsalades en hun in zachte kaas en salami gewikkelde augurkenplakjes.
Nicks vader arriveert met Go. Ze staan zwijgend in de deuropening; Bill Dunne, pezig en nog altijd knap met een pleister op zijn voorhoofd, Go met een grimmig gezicht, haar haren vastgezet met haarspeldjes en haar blik afgewend van haar vader. Midwesterse gothic.
‘Nick,’ zegt Bill. Hij geeft hem een hand en loopt naar binnen. Hij neemt me fronsend op. Go volgt, grijpt Nick bij zijn arm en trekt hem achter de deur. ‘Ik heb geen idee waar hij op dit moment met zijn hoofd zit,’ fluistert ze. ‘Hij heeft of een slechte dag, of hij is gewoon strontvervelend. Ik kom er niet achter.’
‘Oké, oké, maak je niet druk. Ik hou wel een oogje in het zeil.’
Go haalt geërgerd haar schouders op.
‘Ik meen het, Go. Neem een biertje en ga lekker zitten. Je hoeft het komende uur niet op pa te letten.’
Ik denk: als ik zo had gereageerd, had hij geklaagd dat ik overgevoelig ben.
De oudere dames blijven om me heen draaien. Ze vertellen dat Maureen Nick en mij zo’n geweldig stel vindt, en ook zij vinden dat we voor elkaar geschapen zijn.
Ik geef aan deze goedbedoelde clichés de voorkeur boven de opmerkingen die we kregen voordat we trouwden. Het huwelijk is compromissen sluiten en hard werken, en dan nog harder werken en communiceren en compromissen sluiten. Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt.
Ons verlovingsfeest destijds in New York was het ergste van alles, met gasten die opgewonden waren van de wijn en rancune, alsof elk gehuwd stel ruzie had gekregen op weg naar de club. Of ze herinnerden zich een of andere ruzie uit het verleden. Binks bijvoorbeeld. Binks Moriarty, de achtentachtigjarige moeder van mijn moeders beste vriendin, nam me apart bij de bar en brulde met een alarmcentralestem: ‘Amy! Ik móét met je praten!’ Ze draaide haar kostbare ringen om haar knokige vingers – een draai naar rechts, een draai naar links, krak – streelde me over mijn arm (zo’n echte bejaardenaanraking: koude vingers die begerig over je mooie, zachte, warme, jonge huid strijken) en vertelde me hoe wijlen haar echtgenoot moeite had ‘hem in zijn broek te houden’. Binks, met haar door grijze staar vertroebelde ogen, zei het met zo’n Ik ben bijna dood, dus ik kan dit soort dingen wel zeggen-grijns. ‘Hij kon hem niet in zijn broek houden,’ zei de oude vrouw dringend. Haar koude hand omklemde mijn arm in een doodsgreep. ‘Maar toch hield hij van mij het meest. Dat weet ík, en dat weet jíj ook.’ De moraal van dit verhaal: meneer Binks was een leugenachtige schuinsmarcheerder, maar ja, een goed huwelijk is compromissen sluiten.
Ik maakte me snel uit de voeten, mengde me weer tussen de gasten en glimlachte naar de vele rimpelige gezichten om me heen met de hangerige, vermoeide, teleurgestelde uitdrukking die mensen van middelbare leeftijd krijgen. En alle gezichten zagen er hetzelfde uit. De meeste gasten waren bovendien dronken en dansten de passen uit hun jeugd – heen en weer zwaaiend op countryclubfunk – wat het nog erger maakte. Ik was op weg naar de openslaande deuren voor een frisse neus toen ik iemand in mijn arm voelde knijpen. Nicks moeder, Mama Maureen, met haar zwarte laserogen en nieuwsgierige mopshondengezicht. Ze schoof een toastje met geitenkaas in haar mond en wist nog net enigszins verstaanbaar uit te brengen: ‘Het is niet niks, jezelf voor altijd aan een ander binden. Daar heb ik wel bewondering voor. Ik ben blij dat jullie voor elkaar kiezen, maar lieve hemel, er zullen dagen komen dat je wenst dat je er nooit aan was begonnen. En dat zijn dan nog de goede perioden, waarin je slechts dagen spijt hebt in plaats van máánden.’ Ik moet geschokt hebben gekeken – dat was ik ook – want ze liet er meteen op volgen: ‘Maar daar staan de goede tijden tegenover. Die zullen jullie zeker ook hebben. Jullie wel. Heel veel goede tijden. Dus… vergeef me, kind. Vergeet maar wat ik heb gezegd. Ik ben gewoon een domme, oude gescheiden vrouw. O, verhip, ik denk dat ik iets te veel wijn heb gehad.’ Ze brabbelde iets ten afscheid en verdween tussen de vele andere teleurgestelde stellen.
‘Je hoort hier helemaal niet te zijn,’ zegt Bill Dunn plotseling. Hij heeft het tegen mij. ‘Waarom ben je hier? Jij mag hier helemaal niet komen.’
‘Ik ben Amy,’ zeg ik, en ik raak zijn arm aan, alsof ik hem zo wakker kan maken. Bill heeft me altijd gemogen, ook al weet hij nooit wat hij tegen me moet zeggen. Ik zie het aan de manier waarop hij naar me kijkt, alsof ik een zeldzame vogel ben. Nu kijkt hij me boos aan en zet een hoge borst op, als een karikatuur van een jonge matroos die op de vuist wil gaan. Een paar meter van me vandaan zet Go haar bord met eten neer en loopt stilletjes naar ons toe, alsof ze een vlieg wil proberen te vangen.
‘Wat doe je in ons huis?’ zegt Bill Dunne. Zijn gezicht vertrekt in een grimas. ‘Jij durft wel, hè dame?’
‘Nick?’ roept Go over haar schouder. Niet hard maar dringend.
‘Ik ben er,’ zegt Nick, naar ons toe lopend. ‘Hé pa, dit is mijn vrouw, Amy. Herinner je je Amy nog? We zijn hier komen wonen zodat we u vaker kunnen komen bezoeken. Dit is ons nieuwe huis.’
Nick werpt me een woedende blik toe. Ik had erop aangedrongen dat we zijn vader zouden uitnodigen.
‘Ik wil alleen maar zeggen, Nick,’ zegt Bill Dunne, en hij richt uitdagend een wijsvinger op mijn gezicht, ‘dat zíj hier niet thuishoort.’ Er valt een stilte en uit de andere kamer komen een paar mannen voorzichtig de kamer binnen, klaar om in te grijpen. ‘Die stomme trut denkt dat ze kan doen wat ze wil.’
Dan duikt Mama Mo naast ons op en slaat haar arm om haar ex-man heen. Zoals altijd weet ze van aanpakken. ‘Natuurlijk hoort ze hier thuis, Bill. Het is haar eigen huis. Ze is de vrouw van je zoon? Weet je nog?’
‘Ik wil dat ze weggaat. Begrijp je, Maureen?’ Hij schudt haar van zich af en komt weer naar me toe. ‘Stomme trut. Stomme trut.’
Het is niet duidelijk of hij Maureen of mij bedoelt, maar dan kijkt hij me aan en perst zijn lippen op elkaar. ‘Ze hoort hier níét thuis.’
‘Ik ga wel weg,’ zeg ik. Ik draai me om en loop naar buiten, de regen in. Kinderen en gekken… denk ik bij mezelf, in een poging het luchtig te houden. Ik loop de straat in en wacht totdat Nick achter me aan komt om me op te halen. De motregen daalt zacht op me neer en dringt in mijn kleren. Ik ben ervan overtuigd dat Nick zo zal komen. Ik draai me om naar het huis, maar het enige wat ik zie is een gesloten deur.