Amy Elliott Dunne

Vijf dagen vermist

Je mag me Ozark Amy noemen. Ik heb me teruggetrokken in een beschut gelegen hut (een ideale schuilplaats) en zit rustig binnen te kijken naar de sloten en grendels die ik hier heb aangebracht.

Ik heb mezelf van Nick ontdaan en toch heb ik nog nooit zo vaak aan hem gedacht. Gisteravond om 22.04 uur ging mijn prepaid mobieltje. (Ja, Nick, jij bent niet de enige die deze ‘geheime-mobieltruc’ kent.) Het was het alarmbedrijf. Ik nam natuurlijk niet op, maar ik weet nu dat Nick in zijn vaders huis is. Aanwijzing drie. Twee weken voor mijn vertrek heb ik de code laten veranderen en mijn geheime telefoon geregistreerd als het nummer dat als eerste gebeld moet worden. Ik zie Nick voor me terwijl hij met mijn aanwijzing in zijn hand het stoffige, bedompte huis van zijn vader binnengaat en met de alarmcode hannest… totdat de tijd voorbij is. Piep piep piiieeeep! Zijn telefoon is geregistreerd als tweede nummer, voor het geval ik niet bereikbaar ben (en dat ben ik natuurlijk niet).

En dus gaat het alarm af en krijgt hij iemand van het beveiligingsbedrijf aan de telefoon. Nu staat dus vast dat hij na mijn verdwijning in zijn vaders huis is geweest. Wat goed is voor mijn plan. Het is niet waterdicht, maar dat hoeft ook niet. Ik heb genoeg achtergelaten voor de politie om een zaak tegen Nick te hebben: de overhoop gehaalde kamer, het opgedweilde bloed, de creditcardrekeningen. Het zal allemaal gevonden worden, zelfs door de meest sullige politieagenten. Noelle zal het nieuws over mijn zwangerschap spoedig rondbazuinen (als ze dat al niet heeft gedaan). Het zal voldoende zijn, zeker zodra de politie erachter komt dat hij met Able Andie (pijpt behendig op bevel) scharrelt. Deze bonussen zie ik meer als extra opgestoken middelvingers. Vermakelijke landmijnen. Ik vind het leuk dat ik een vrouw met landmijnen ben.

Ellen Abbott maakt ook deel uit van mijn plan. De grootste misdaadshow van het land op kabel-tv. Ik ben dol op Ellen Abbott, vooral op haar beschermende, moederlijke houding tegenover de vermiste vrouwen in haar programma, en dat ze zo heerlijk hondsdol-vals kan worden als ze verdenkingen tegen iemand koestert, gewoonlijk de echtgenoot. Ze komt nationaal op voor gerechtigheid voor vrouwen. Daarom wil ik dat zij mijn verhaal oppakt. Het publiek moet zich tegen Nick keren. Het idee dat hij alom gehaat wordt is voor onze Nicky, die een groot deel van zijn tijd bezig is met de vraag of mensen hem aardig vinden, een even grote straf als opsluiting. En ik heb Ellen nodig om me op de hoogte te houden van het onderzoek. Heeft de politie mijn dagboek al gevonden? Weten ze het van Andie? Hebben ze de opgehoogde levensverzekering al ontdekt? Dat is het moeilijkste van alles: wachten totdat domme mensen iets doorzien.

Om het uur zet ik de televisie in mijn kleine kamer aan om te zien of Ellen mijn verhaal heeft opgepikt. Ze moet wel, ik zie niet in waarom ze mijn vermissing niet zou oppakken. Ik ben mooi, Nick is mooi, en ik heb de Amazing Amy-wortel. Net voor de middag komt ze in beeld en ze zegt dat het een speciale uitzending belooft te worden. Ik blijf gebiologeerd naar de televisie staren en denk: schiet op, Ellen. Of eigenlijk: schiet op, Ellen. Dat hebben we gemeen: we zijn beiden niet alleen mens maar ook een personage. Amy en Amy, Ellen en Ellen.

Tamponreclame, wasmiddelreclame, maandverbandreclame, Glassex-reclame. Je zou bijna denken dat vrouwen alleen maar poetsen en ongesteld zijn.

Eindelijk! Daar ben ik! Mijn debuut!

Zodra Ellen met haar dreigende Elvis-blik in beeld komt, weet ik dat dit een geweldige uitzending zal worden. Ik zie een paar prachtige foto’s van mij en een beeld van Nick met zijn idiote Hou van mij!-grijns van tijdens de eerste persconferentie. Nieuws: er is een vergeefse zoekactie gehouden waarbij een groot gebied is uitgekamd om de ‘beeldschone jonge vrouw die alles mee heeft’ te vinden. Nieuws: Nick heeft zichzelf al in de vingers gesneden. Hij staat op een kiekje met een dorpsgenoot dat tijdens de zoekactie naar mij is gemaakt. Dit is duidelijk de reden dat de zaak Ellen aan het hart gaat, want ze is lááiend. Daar heb je hem, Nick met zijn kijk-mij-eens-aardig-zijn-gezicht, zijn ik-ben-de-droom-van-alle-vrouwen-gezicht, dat hij tegen de wang van de onbekende vrouw drukt, alsof ze stapmaatjes zijn.

Wat een sukkel. Ik geniet.

Ellen Abbott besteedt veel aandacht aan het feit dat onze achtertuin aan de Mississippi-rivier grenst. Ik vraag me af of het al is uitgelekt: de zoekgeschiedenis op Nicks computer, waarop ik voor de zekerheid heb gegoogeld naar een studie over sluizen en dammen in de Mississippi en de woorden drijvend lijk in de Mississippi. Ik zeg het maar even. Het is mogelijk – zij het onwaarschijnlijk, het is maar één keer voorgekomen – dat de rivier mijn lijk meesleurt tot in de oceaan. Ik heb zelfs medelijden met mezelf gehad. Ik stelde me voor hoe mijn slanke, naakte, bleke lijf vlak onder de stroming afdreef, een kolonie slakken aan mijn ene ontblote been, mijn haar als zeewier achter me aan golvend, totdat ik de oceaan bereik en langzaam naar de bodem zink, mijn met water verzadigde vlees dat in zachte repen loslaat terwijl ik langzaam verdwijn in de stroming als een aquarel, totdat er alleen nog maar botten over zijn.

Maar ik ben een romanticus. Als Nick me echt zou hebben vermoord, zou hij mijn lijk waarschijnlijk in een vuilniszak stoppen en me in een straal van honderd kilometer op een vuilstort dumpen. Als oud vuil. Uit praktische overwegingen zou hij zelfs nog wat spullen hebben meegenomen, zoals de kapotte broodrooster die niet meer gerepareerd kan worden of een stapel oude VHS-videobanden die hij al langer weg had willen gooien.

Ik leer zelf ook efficiënt met mijn geld om te gaan. Een dode vrouw moet op de kleintjes letten. Ik heb tijd genoeg gehad om te plannen en een voorraad contant geld aan te leggen. Nadat ik had besloten dat ik zou verdwijnen, heb ik mezelf ruim een jaar gegeven om de daad bij het woord te voegen. Dat is de reden dat de meeste moordenaars opgepakt worden: ze beschikken niet over de discipline om het uit te stellen. Ik heb 10.200 dollar aan contant geld. Als ik 10.200 dollar per maand van mijn rekening zou hebben gehaald, zou dat opgevallen zijn. Ik kon sparen door geld op te nemen met creditcards die op Nicks naam staan – de creditcards die de schijn wekken dat hij een inhalige bedrieger is – en heb in de loop der maanden nog eens 4400 dollar van onze bankrekening opgenomen, in bedragen van twee- of driehonderd dollar per keer zodat het niet zou opvallen. Ik stal geld uit Nicks broekzakken, twintig dollar hier, tien dollar daar, en scharrelde zo langzaam een buffertje bij elkaar. Je kunt het vergelijken met een manier van sparen waarbij je het geld dat je elke ochtend aan een Starbucks-koffie zou hebben uitgegeven in een pot doet, en dan blijk je aan het eind van het jaar 1500 dollar te hebben gespaard. Ik jatte ook altijd wat uit de fooienpot als ik in De Bar was. Ik weet dat Nick Go ervan verdenkt en dat Go denkt dat Nick het is, maar dat geen van beiden er iets van zegt omdat ze dat vervelend voor de ander vinden.

Maar wat ik wil zeggen, is dat ik zuinig ben met mijn geld. Ik heb genoeg om van te leven tot het moment dat ik mezelf van het leven zal beroven. Ik houd me net zo lang schuil totdat ik zeker weet dat Lance Nicholas Dunne de paria van de wereld is en ik met eigen ogen heb gezien dat hij wordt gearresteerd, berecht en verbijsterd in de handboeien wordt geslagen en in een oranje overall wordt afgevoerd naar de gevangenis. Ik wil Nick zich zwetend in allerlei bochten zien wringen, wil hem zien zweren dat hij onschuldig is, maar dat hij ondanks alles toch vast blijft zitten. Daarna zal ik langs de rivier naar het zuiden reizen, waar ik me zal voegen bij mijn lijk, mijn zogenaamde Andere Amy-Lichaam, in de Golf van Mexico. Ik boek een booze cruise – een manier om naar het diepere gedeelte van de oceaan te komen zonder dat ik me hoef te identificeren. Eenmaal op zee drink ik een enorm glas gin met ijs en slaappillen, om in een onbewaakt ogenblik stilletjes overboord te springen, mijn zakken vol met Virginia Woolf-stenen. Het vereist discipline om jezelf te verdrinken, maar daar ontbreekt het mij niet aan. Misschien wordt mijn lichaam nooit gevonden of komt het na een paar weken of maanden bovendrijven – in behoorlijke staat van ontbinding, zodat het tijdstip van overlijden niet kan worden vastgesteld – en lever ik het laatste stukje bewijs dat Nick naar de slachtbank leidt: de executietafel waar hij gif toegediend krijgt en sterft.

Ik zou graag wachten totdat ik ook echt heb gezien dat hij dood is, maar binnen ons rechtsstelsel gaat dat jaren duren en ik heb het geld noch het uithoudingsvermogen om het zo lang uit te zingen. Ik ben er klaar voor om me bij de Hopes te voegen.

Ik heb eigenlijk al iets te veel van mijn budget uitgegeven. Ik heb vijfhonderd dollar besteed aan spullen om mijn hut wat comfortabeler te maken, zoals goed beddengoed, een fatsoenlijke lamp en handdoeken die niet rechtop blijven staan van het jarenlange bleken. Maar ik probeer zo veel mogelijk aan te nemen van wat me wordt aangeboden. Een paar hutten verderop woont een man, een zwijgzame hippie-drop-out, type zelfvoorzienende vegetariër: volle baard, turkooizen ringen en een gitaar waar hij ’s avonds op zijn achterveranda wel eens op speelt. Hij heet, beweert hij, Jeff, net zoals ik beweer dat ik Lydia heet. We glimlachen slechts in het voorbijgaan, maar hij brengt me vis. Al een paar keer heeft hij me nu een verse, stinkende vis gegeven in een enorme diepvriestas, die gelukkig wel onthoofd en schoongemaakt was. ‘Verse vis!’ roept hij dan, bonzend op mijn deur. Als ik niet onmiddellijk opendoe, zet hij de tas naast de deur en verdwijnt weer. Ik bak de vis in een goede koekenpan die ik bij weer een andere Walmart heb gekocht. Best lekker en nog gratis ook.

‘Waar haal je die vis vandaan?’ vroeg ik aan hem.

‘Daar waar je al die vis kunt halen,’ zegt hij.

Dorothy, van de receptie, die me al mag, geeft me tomaten uit haar tuin. Ik eet de tomaten die naar aarde smaken en de vis die naar het meer ruikt. Ik bedenk dat Nick volgend jaar rond deze tijd opgesloten zit in een gebouw dat alleen naar binnen ruikt. Gefabriceerde geuren: deodorant, oude schoenen, zetmeelproducten, muffe matrassen. Zijn grootste angst, zijn eigen persoonlijke nachtmerrie: dat hij wakker wordt in de gevangenis, beseft dat hij niets verkeerd heeft gedaan maar dat hij dat niet kan bewijzen. Nicks nachtmerries gaan er altijd over dat hem iets is aangedaan, dat hij gevangen zit en slachtoffer is van krachten waar hij geen invloed op heeft.

Na zo’n droom staat hij altijd op, ijsbeert door het huis, kleedt zich aan en gaat naar buiten, zwervend door de straten in de buurt, naar een park – een park in Missouri, een park in New York – of waar hij maar zin in heeft. Hij is een buitenman maar houdt niet van buitenactiviteiten. Hij houdt niet van wandelen of kamperen, hij weet niet hoe hij een vuur moet aanleggen. Hij zou niet eens weten hoe hij een vis moet vangen en hoe hij die mij zou moeten aanbieden. Maar hij houdt van het idee, van de mogelijkheid. Hij wil het gevoel hebben dat hij naar buiten kan, ook al blijft hij in plaats daarvan op de bank hangen om drie uur lang naar kooigevechten te kijken.

Ik verwonder me over dat sletje. Andie. Ik had gedacht dat ze precies drie dagen zou standhouden en dat ze zich daarna niet langer kon bedwingen en zou willen delen. Ik weet dat ze graag deelt omdat ik een van haar vrienden ben op Facebook. Mijn profielnaam heb ik verzonnen (Madeleine Elster, haha!), mijn foto heb ik gepikt van een pop up-advertentie voor hypotheken (blond, glimlach, profiterend van een historisch lage hypotheekrente). Vier maanden eerder verzocht Madeleine op goed geluk of ze Andies vriend mocht worden en Andie hapte, als een ongelukkige puppy, dus ik ken de kleine meid redelijk goed, evenals haar koetjes- en-kalfjesvrienden die vaak een middagdutje doen, van Griekse yoghurt en pinot grigio houden en dat graag met elkaar delen. Andie is een brave meid, waarmee ik bedoel dat ze geen foto’s op haar profiel zet waarop ze staat te ‘feesten’ of berichten met een seksuele inhoud plaatst. Helaas. Als bekend wordt dat ze Nicks vriendin is, zou het mooi zijn als de media foto’s vinden waarop ze met vriendinnen zoent of haar string omlaag trekt; dan zou het eenvoudiger zijn haar ervan te beschuldigen dat ze mijn huwelijk kapot heeft gemaakt.

Mijn huwelijk was een zootje maar nog niet kapot toen ze de eerste keer met mijn echtgenoot vrijde, haar hand in zijn broek stak, met hem het bed in dook; zijn pik helemaal in haar mond nam zodat hij zich extra groot voelde toen ze kokhalsde; zich van achteren liet nemen; zich op haar tieten en gezicht liet spuiten en het vervolgens aflikte, jammie. Ze pikt letterlijk álles. Zo’n type is ze. Ze zijn al langer dan een jaar samen. Elke vakantie. Ik ben zijn creditcardafschriften (de echte) nagegaan om te zien wat hij haar met kerst heeft gegeven, maar hij is o zo voorzichtig. Ik vraag me af hoe het moet voelen om een vrouw te zijn wier kerstcadeau contant moet worden betaald. Bevrijdend. Een op papier niet-bestaande vrouw zijn betekent dat je de loodgieter niet hoeft te bellen, zijn gezeur over zijn werk niet hoeft aan te horen en hem er niet steeds aan hoeft te herinneren dat hij kattenvoer moet kopen.

Ik moet zorgen dat ze breekt. Het is belangrijk dat 1) Noelle iemand over mijn zwangerschap vertelt; 2) de politie mijn dagboek vindt; 3) Andie iemand in vertrouwen neemt over haar affaire. Ik heb haar verkeerd ingeschat. Ik had verwacht dat een meisje dat op Facebook vijf keer per dag over haar leven bericht en iedereen overal van laat meegenieten, niet meer wist wat een geheim was. Ze heeft het zo nu en dan alleen zijdelings over mijn man op internet.

Heb mijn hunk vandaag gezien.

(O, vertel!)

(Wanneer mogen we dat lekkere ding eens zien?)

(Bridget vindt dit leuk!)

Een kus van een heerlijke jongen maakt alles mooier.

(Echt wel!)

(Wanneer zien we die hunk van je eindelijk?)

(Bridget vindt dit leuk!)

Maar ze is verrassend discreet voor een meisje van haar generatie. Ze is een brave meid (voor een del). Ik zie haar voor me, haar hartvormige gezicht een tikje schuin, de wenkbrauwen licht gefronst. Ik wil alleen dat je weet dat ik aan jouw kant sta, Nick. Ik ben er voor je. Waarschijnlijk heeft ze koekjes voor hem gebakken.

De Ellen Abbott-camera’s zoomen nu in op het vrijwilligerscentrum dat er ietwat haveloos uitziet. Een correspondent heeft ‘dit stadje doen opschrikken’ en achter haar zie ik een tafel met stoofschotels en taarten die voor die arme Nicky zijn bezorgd. Zelfs nu nog heeft die klootzak vrouwen die voor hem zorgen. Wanhopige vrouwen die in het gat springen. Een knappe, kwetsbare man – oké, hij heeft misschien zijn vrouw vermoord, maar dat weten we natuurlijk niet zeker. Voor nu is het een opluchting om voor een man te kunnen koken, wat voor veertigers het equivalent is van fietsen langs het huis van die leuke jongen van school.

Ze laten Nicks grijnzende mobielfoto weer zien. Ik zie de dorpsslet voor me in haar eenzame, glanzende keuken – een trofeekeuken, gekocht van de alimentatie – mixend en bakkend terwijl ze een denkbeeldig gesprek met Nick voert: Nee, ik ben pas drieënveertig. Nee, echt waar! Nee, de mannen zwermen niet om me heen, echt niet, de mannen hier zijn niet zo interessant, tenminste de meeste niet…

Ik voel een golf van jaloezie op die vrouw met haar wang tegen de wang van mijn man. Ze is mooier dan ik nu ben. Ik eet chocoladerepen en lig urenlang in het zwembad onder een hete zon; het chloor maakt mijn huid rubberachtig als de huid van een zeehond. Ik ben bruin, wat ik nooit eerder ben geweest, in elk geval niet de mooie diepbruine kleur die ik nu heb. Een gebruinde huid is een beschadigde huid, en niemand houdt van een rimpelige vrouw, vandaar dat ik mijn leven glanzend van de zonnebrandolie heb doorgebracht. Ik was al wat aangebruind voordat ik vertrok, en nu, na vijf dagen in de zon, ben ik op weg naar het echte bruin. ‘Bruin als een koffieboon!’ zegt oude Dorothy, de manager. ‘Je bent zo bruin als een koffieboon, meid!’ zegt ze jolig als ik de huur voor de komende week kom betalen.

Ik ben zongebruind, heb een muiskleurig playmobilkapsel en een bolleboosbrilletje. In de maanden voor mijn verdwijning was ik al ruim vijf kilo aangekomen – ik droeg ruime zomerjurken, niet dat mijn onoplettende echtgenoot het zou zijn opgevallen – en sindsdien nog een kilo. Ik heb erop gelet dat er in de maanden voor mijn verdwijning geen foto’s van me zijn gemaakt zodat het publiek alleen de bleke, magere Amy te zien krijgt. Zo zie ik er nu zeker niet meer uit. Als ik loop voel ik mijn achterwerk soms spontaan heen en weer schudden. Schuddende billen. Die heb ik nooit eerder gehad. Mijn lichaam was een mooie, perfecte economie, elk deel op elkaar afgestemd, alles in balans. Ik mis het niet. Ik mis het niet dat mannen niet meer naar me kijken. Het is zelfs een opluchting een kruidenierswinkel binnen te kunnen gaan en er gewoon weer uit te kunnen lopen zonder dat een of andere kerel in een mouwloos geruit hemd je verlekkerd opneemt en iets vrouwonvriendelijks uitbraakt wat meer weg heeft van een nacho-cheeseboer dan van een compliment. Niemand is grof tegen me, maar ook niemand is aardig. Niemand spant zich meer voor me in, althans niet echt, niet op de manier zoals ik gewend was.

Ik ben het tegenovergestelde van Amy.