Behalve goed onderzochte gebieden als diarree en ziekten van de darmen of het immuunsysteem zijn er actuele onderzoeksgebieden die de laatste tijd veelbelovende uitkomsten hebben laten zien. Bijvoorbeeld bij spijsverteringsproblemen, reisdiarree, lactose-intolerantie, overgewicht, ontstoken gewrichten en diabetes.
Als je probiotica bij een van deze problemen (bijvoorbeeld als je last hebt van verstopping of winderigheid) wilt uittesten, kan de apotheek geen middel adviseren waarbij de gewenste werking onomstotelijk is bewezen. De farmacie is op dit gebied niet verder dan het onderzoek: je moet zelf maar een beetje uitproberen tot je een bacterie vindt die helpt. Gewoon goed het etiket lezen van dat wat je uitprobeert en als je vier weken later nog geen resultaat ziet, moet je misschien nog een paar andere bacteriesoorten een kans geven. Veel gastro-enterologen kunnen vertellen welke bacteriën de moeite van het proberen waard zijn.
Bij alle probiotica gelden dezelfde regels: je moet ze ongeveer vier weken lang regelmatig innemen en vóór de uiterste houdbaarheidsdatum opmaken (anders zijn er niet meer genoeg in leven om in het enorm grote darm-ecosysteem iets te kunnen bewerkstelligen). Voor aankoop van probiotische producten moet je in elk geval informeren of deze inderdaad bestemd zijn voor de problemen waarvoor je ze wilt gebruiken. Bacteriën bezitten verschillende genen – vele zijn betere immuunsysteem-adviseurs en andere juist vechtlustiger als het gaat om het verjagen van de veroorzakers van bijvoorbeeld diarree.
De best onderzochte probiotica tot nu toe zijn melkzuurbacteriën (Lactobacillen en Bifidobacteriën) en Saccharomyces boulardii. De laatste is een gist die hier niet helemaal de aandacht krijgt die het eigenlijk verdient. Het is geen bacterie en daarom ben ik er niet zo gek op. Maar als gist heeft het een niet te overtreffen voordeel: antibiotica kunnen er niets tegen beginnen.
Als je dus tijdens een antibioticakuur alle bacteriën uitroeit, kan Saccharomyces zich rustig vestigen. Op die manier beschermt hij je tegen slechte opportunisten en kan hij bovendien gifstoffen binden. Het heeft echter wel meer bijwerkingen dan bacteriële probiotica. Sommige mensen kunnen gisten niet verdragen; ze krijgen er bijvoorbeeld uitslag van.
Dat wij behalve een of twee gisten bijna alleen maar melkzuurbacteriën als probiotica kennen, bewijst dat we op dit gebied nog maar in de kinderschoenen staan! Want Lactobacillen komen normaal gesproken minder vaak in de darmflora van volwassenen voor, en het is onwaarschijnlijk dat Bifidobacteriën in de dikke darm de enige gezondheids-bevorderaars zijn.
Tot nu toe is er maar één andere, al even goed onderzochte probiotica-bacteriesoort: E. coli Nissle 1917. Deze E. coli-soort werd geïsoleerd uit de poep van een soldaat die terugkwam van de Balkanoorlog. Al zijn kameraden hadden tijdens deze slag in de Eerste Wereldoorlog ernstige diarree gekregen, alleen hij niet. Sindsdien is uit veel onderzoeken gebleken dat deze bacterie bij diarree, darmziekten en een verzwakt immuunsysteem nuttig kan zijn. Hoewel deze soldaat allang niet meer leeft, wordt in medische laboratoria nog altijd zijn bijzondere E. coli vermeerderd en ingepakt op de planken van apotheken gelegd, zodat het in de darmen van andere mensen nuttig werk kan verrichten.
De werking van alle probiotica wordt momenteel nog door één ding beperkt: wij kunnen alleen geselecteerde bacteriën uit een laboratorium gebruiken. Zodra je de probiotica niet meer dagelijks inneemt, verdwijnen ze meestal ook weer uit onze darm. Elke darm is anders, er zijn flinke teams die elkaar helpen of tegenwerken; als je daar van bovenaf nieuw binnenkomt, heb je eerst niet veel te vertellen bij de plaatsverdeling. Probiotica werken daardoor alleen als een soort kuurtje voor de darm. Als je ermee ophoudt, moet je eigen flora het werk voortzetten. Voor langdurige resultaten kijkt men sinds kort ook naar de ‘gemengd team’-strategie: meerdere bacteriën ineens die elkaar helpen om op onbekend terrein voet aan de grond te krijgen. Zij ruimen elkaars afval op en produceren voedsel voor hun collega’s.
Veel producten uit apotheken, drogisterijen en supermarkten zijn al gebaseerd op dit principe, met een mix van al lang bekende melkzuur-collega’s en kunnen daardoor veel effectiever werken. Het idee dat men deze bacteriën daardoor langdurig in de darm zou kunnen laten wonen is mooi, maar functioneert tot nu toe nog niet echt.
Als de ‘gemengd team’-strategie strikt wordt gehandhaafd, zijn de resultaten indrukwekkend. Dit geldt bijvoorbeeld bij de behandeling van Clostridium difficile-infecties. Clostridium difficile zijn bacteriën die goed tegen antibiotica kunnen en daarna de vrijgekomen plaats in de darm kunnen overwoekeren. De patiënten hebben vaak jarenlang bloederige en slijmerige diarree, die ze ondanks verdere antibioticakuren of probiotica-preparaten niet meer de baas kunnen. Zoiets is niet alleen fysiek inspannend, maar ook om wanhopig van te worden.
In dergelijke noodsituaties moeten artsen echt creatief worden. Een paar moedige artsen hebben gewoon darmbacteriën van gezonde mensen geïmplanteerd. Dat is gelukkig relatief eenvoudig te doen (in de diergeneeskunde worden op die manier al decennialang veel ziekten genezen): je hebt alleen gezonde poep nodig inclusief de bacteriën. Dat is alles. Feitelijk is het dus ‘poeptransplantatie’. Bij een medische poeptransplantatie krijgt de patiënt de poep niet gewoon in zuivere vorm, maar schoongemaakt. Van achteren of van voren maakt dan ook niet meer uit.
Het succesquotum bij ernstige, tot dan toe ongeneeslijke Clostridium difficile-diarree bedraagt in bijna alle onderzoeken ongeveer negentig procent. En er zijn maar weinig medicijnen met zo’n hoog succesquotum! Toch mag deze behandeling ondanks de goede resultaten alleen bij echt hopeloze gevallen worden uitgevoerd, want men heeft nog geen idee of eventuele ziekten of andere potentieel schadelijke ziektekiemen mee worden getransplanteerd. Bepaalde bedrijven zijn al bezig kunstmatige transplantaten te produceren met een gegarandeerde ‘onschadelijkheid’. Als dat lukt, zou dat een geweldige ontwikkeling zijn.
Bij het transplanteren van goede bacteriën, die daarna ook blijven aangroeien, ligt misschien de grootste potentie van de probiotica. Het overplanten heeft zelfs al bij ernstige gevallen van diabetes tot goede resultaten geleid. Op dit moment wordt ook getest of daardoor het ontstaan van diabetes type 1 kan worden voorkomen. Hoe ik van diarree op diabetes kom, zal voor veel lezers een erg grote sprong zijn. Maar eigenlijk is dat helemaal niet zo: dan transplanteert men niet gewoon alleen maar verdedigende bacteriën, maar een micro-organisme-orgaan dat de stofwisseling en het immuunsysteem mee-regelt. Meer dan zestig procent van deze darmbacteriën kennen we helemaal nog niet. Het onderzoeken van mogelijk probiotisch werkende soorten is omslachtig, net als vroeger de zoektocht naar geneeskrachtige kruiden. Alleen leeft ons medicijn deze keer bij ons. Elke dag en elke maaltijd beïnvloeden ook het grote micro-organisme – zowel positief als negatief.
Prebiotica
Waar het bij de prebiotica om gaat is dit: door bepaald eten goede bacteriën bevorderen. Prebiotica zijn veel geschikter voor dagelijks gebruik dan probiotica. Voor het gebruik hiervan is er maar één voorwaarde: ergens in de eigen darm moeten goede bacteriën aanwezig zijn. Deze kun je dan met prebiotisch voedsel stimuleren, waardoor je ze steeds meer macht geeft tegenover de slechte.
Omdat bacteriën veel kleiner zijn dan wij, kijken zij op een totaal andere manier naar eten: elk korreltje is een ongelofelijk evenement, een brokje vol lekkernijen. Alles wat wij niet in de dunne darm kunnen opnemen, noemen we ‘voedingsvezels’. Toch zijn vezels geen overbodige zaken, in elk geval niet voor de bacteriën in de dikke darm. Zij zijn gek op voedingsvezels. Niet op alle soorten, maar wel op veel soorten. Bepaalde bacteriën houden van onverteerde aspergevezels, en andere hebben een voorkeur voor onverteerde vleesvezels.
Sommige artsen begrijpen absoluut niet waarom zij hun patiënten eigenlijk het advies geven meer voedingsvezels te eten. Daarmee geven ze hun patiënt namelijk opdracht zijn bacteriën goed te voeden, wat hem weer helpt: eindelijk is er genoeg te eten voor de micro-organismen in de darm, zodat ze vitamines en gezonde vetzuren produceren of het immuunsysteem weer eens goed trainen. In de dikke darm zitten immers ook altijd ziekteverwekkers en die kunnen van bepaald voedsel stoffen maken als indol, fenol (carbonzuur) en ammoniak; dat zijn stoffen waar in de chemiekast een waarschuwingspictogram op staat.
Prebiotica zijn voedingsvezels die alleen door keurige bacteriën gegeten kunnen worden. Als er ook zoiets voor mensen zou zijn, zouden er bijzondere dingen te zien zijn in de kantine! Gewone witte suiker is bijvoorbeeld geen prebioticum, omdat ook cariësbacteriën er dol op zijn. Slechte bacteriën kunnen prebiotica niet of bijna niet verteren en daaruit dus ook niets slechts maken. De goede bacteriën worden tegelijkertijd sterker en veroveren steeds meer terrein.
We eten echter vaak heel weinig voedingsvezels, en dus ook heel weinig prebiotica. We zouden elke dag dertig gram voedingsvezels moeten eten, maar de meeste Europeanen krijgen niet eens de helft binnen. Dat is zo weinig dat er in de darm een felle concurrentiestrijd ontstaat die ook door slechte bacteriën kan worden gewonnen.
Toch is het echt niet moeilijk om iets goeds te doen voor jezelf en je beste micro-organismen. De meeste mensen hebben namelijk al een prebiotisch lievelingsgerecht dat ze probleemloos vaker zouden willen eten. Mijn oma heeft altijd aardappelsalade in de koelkast staan en mijn vader maakt vaak een verrukkelijke witlofsalade met mandarijnen (Tip: witlof kort met warm water afspoelen, dan smaakt hij niet meer bitter en is hij alleen nog knapperig), en mijn zus houdt van asperges of schorseneren met een lekkere roomsaus.
Dit zijn maar een paar gerechten die Bifidobacteriën en Lactobacillen ook lekker vinden; zij houden van lelieachtige planten, planten uit de composietenfamilie en resistent zetmeel. Lelieachtigen zijn niet alleen prei en asperge, maar ook uien en knoflook. Bij de composietenfamilie horen behalve witlof ook aardpeer, schorseneren en artisjokken.