Hoewel de neusgatflora nog ongeveer negenhonderd verschillende bacteriesoorten heeft, wordt in het geboortekanaal een strenge selectie doorgevoerd. Wat overblijft is de nuttige mantel van bacteriën die zich beschermend om het schone lichaam van de baby wikkelt. De helft van deze bacteriën bestaat uit slechts één soort, lactobacillen, die vooral melkzuur vormen. Logisch dat hier alleen dat kan leven wat door de schone veiligheidscontrole komt.
Als alles goed gaat, hoeft de baby tijdens de geboorte alleen nog te beslissen naar welke kant hij zijn hoofd draait. Hij heeft twee aantrekkelijke keuzemogelijkheden: met zijn gezicht naar zijn moeders billen of andersom. Daarna volgt allerlei huidcontact, tot hij – meestal door een vreemde met plastic handschoenen aan – wordt aangeraakt en ergens in wordt gewikkeld.
Nu zitten de grondleggers van zijn eerste microbiële kolonisatie in en op de baby: voornamelijk moederlijke vagina- en darmflora, bovendien huidkiemen en verder misschien nog alles wat het ziekenhuis zelf op het repertoire heeft staan. Als begin is dat een prachtige mix. Het zuurleger beschermt tegen slechte indringers, andere beginnen al met het trainen van het immuunsysteem, en de eerste onverteerbare bestanddelen van de moedermelk worden door helpende kiemen voor de baby ontbonden.
Veel van deze bacteriën hebben hoogstens twintig minuten nodig om de volgende generatie te stichten. Waar mensen twintig jaar of meer voor nodig hebben, gebeurt hier in een fractie van die tijd – een fractie die al even klein is als de bewoners zelf. Op het moment dat de eerste darmbacterie zijn achterachterachterkleinzoon voor zich langs ziet zwemmen, ligt de baby nog maar net twee uur in de armen van zijn ouders.
Ondanks deze snelle bevolkingsontwikkeling zal het toch nog ongeveer drie jaar duren voordat in de darmomgeving een goede flora tot ontwikkeling is gekomen. Tot die tijd spelen zich in de buik van het kind dramatische machtswisselingen en grote bacterieveldslagen af. Enkele volken die het op de een of andere manier in zijn mond krijgt, breiden zich snel uit tot in zijn buik om al even snel weer te verdwijnen. Andere zullen zijn hele leven bij hem blijven. Wie zich vestigt, hangt voor een deel van hem af: het ene moment sabbelt het aan zijn moeder, het volgende moment knabbelt het aan een stoelpoot en tussendoor geeft het lieve, vochtige kusjes aan een autoband of de hond van de buren. Alles wat het op deze manier in zijn mond krijgt, zou korte tijd later een imperium in zijn darmwereld kunnen opbouwen. Of dat gebeurt, is niet zeker. Ook niet of het goede of slechte bedoelingen heeft. De mens verzamelt zijn lot dus eigenlijk met zijn mond, en aan zijn poep is te zien wat er dan van achteren weer uit komt. Het is een spel met veel onbekende factoren.
Een paar dingen helpen ons hierbij, vooral onze moeder. Hoeveel vochtige kusjes de autoband ook krijgt, iedereen die vaak aan zijn moeder mag sabbelen, wordt goed beschermd door haar micro-organismen. Ook door het zogen bevordert de moeder bepaalde darmflorakiemen, zoals de van moedermelk houdende Bifidobacteriën. Deze bacteriën helpen, doordat ze zich al vroeg vestigen, eraan mee bepaalde lichaamsfuncties te vormen, zoals het immuunsysteem en de stofwisseling. Een kind dat in zijn eerste levensjaar te weinig Bifidobacteriën in de darm heeft, heeft later een grotere kans te dik te worden dan wanneer het daar veel van bezit.
Er zijn heel veel verschillende soorten bacteriën, goede en slechte. Als een kind borstvoeding krijgt, zal het evenwicht naar de goede kant verschuiven, waardoor bijvoorbeeld de kans op glutenintolerantie wordt verkleind. De eerste darmbacteriën van een baby bereiden de darm voor op zijn ‘meer volwassen’ bacteriën, doordat ze zuurstof en elektronen uit de darm halen. Zodra er geen zuurstof meer in de lucht zit, kunnen zich daar meer kenmerkende micro-organismen vestigen.
Moedermelk kan zoveel, dat een moeder die relatief goed eet zich niet druk hoeft te maken of haar kind wel gezonde voeding krijgt. Als je de voedingsstoffen in moedermelk vergelijkt met de behoefte van een baby, zit het er allemaal in. En alsof het gehalte aan voedingsstoffen nog niet genoeg is, heeft deze melk als extra eigenschap nog dat het de baby voorziet van een deel van het immuunsysteem van zijn moeder. In de moedermelk zitten antilichamen die te schadelijke bacteriën (bijvoorbeeld wanneer een huisdier de baby aflikt) kunnen vernietigen.
Zodra de baby van de borst is, ontstaat een revolutie in de bacteriewereld van de baby, want dan verandert de samenstelling van zijn voeding volkomen. De natuur is gelukkig zo slim geweest om ervoor te zorgen dat de kiemen die als eerste aanwezig zijn en die van moedermelk houden, al voorzien zijn van genen voor eenvoudige koolhydraten als rijst. Maar als je de zuigeling meteen ingewikkelde plantaardige dingen geeft, zoals bonen, dan kan de darmflora van de baby dat niet alleen af en moeten nieuwe soorten meehelpen met de vertering. Deze bacteriën kunnen, afhankelijk van de voeding, nieuwe eigenschappen krijgen of bepaalde eigenschappen kwijtraken. Afrikaanse kinderen bezitten bacteriën die allerlei ‘gereedschappen’ maken om ook de meest vezelrijke voeding te kunnen afbreken. Micro-organismen van Europese kinderen zien liever af van dit harde werk, en dat kunnen ze probleemloos doen doordat ze vooral gepureerd eten en een beetje vlees krijgen.
Bacteriën kunnen niet alleen op verzoek bepaalde gereedschappen maken, maar vaak lenen ze die ook. In de (darm)bevolking van Japanse kinderen zijn darmbacteriën vervangen door zeebacteriën. Zij hebben van hun zeecollega’s een gen geleend dat hen helpt met het afbreken van zeealgen die bijvoorbeeld om sushi worden gewikkeld. Hoe onze darmbevolking is samengesteld, hangt voor een groot deel af van welke gereedschappen nodig zijn voor de afbraak van ons voedsel.
Nuttige darmbacteriën kunnen we generaties lang doorgeven. Als je als Europeaan, na een ‘All you can eat’-sushibuffet, last van verstopping hebt gehad, zul je begrijpen dat het prettig zou zijn als je voorouders Japanse algenverwerkingsbacteriën hadden bezeten. Helaas is het niet zo eenvoudig om jezelf en je kinderen te voorzien van een paar sushiverterende bacteriën, want bacteriën moeten graag daar willen wonen waar ze moeten werken.
Als een micro-organisme heel goed bij onze darm past, betekent dit het volgende: het houdt van de architectuur van de darmcellen, kan goed uit de voeten met het klimaat en het vindt het eten lekker. Deze drie factoren zijn bij ieder mens anders, want onze genen leveren een bijdrage aan het ontwerp van ons lichaam. Toch zijn ze niet de belangrijkste architecten als het gaat om de opstelling van de micro-organismen. Eeneiige tweelingen hebben weliswaar dezelfde genen, maar geen identieke bacteriënsamenstelling. De verschillen in die samenstelling zijn even groot als die tussen ‘gewone’ zussen en broers. Onze manier van leven en toevallige kennissen, ziekten of hobby’s bepalen mede hoe de kleine wereld in de buik eruitziet.
In het derde levensjaar bereikt de darmflora van het kind een relatief rijpe fase. Dan stopt het van alles in zijn mond, en bepaalde dingen kan het goed gebruiken, omdat ze bij hem passen. Uiteindelijk groeien een paar honderd verschillende bacteriesoorten uit tot honderden soorten darmbewoners. Een dierentuin zou blij zijn met het grote aanbod dat een mens in deze fase van zijn leven even in de aanbieding heeft.
Inmiddels is algemeen bekend dat de eerste buikbewoners belangrijke basisbouwstenen leggen voor de toekomst van ons lichaam. Uit onderzoeken is gebleken hoe belangrijk onze eerste bacteriënverzamelende levensweken voor het immuunsysteem zijn. Al drie weken na de geboorte is aan de hand van de stofwisselingsproducten te voorspellen of we een verhoogde kans hebben op allergieën, astma of neurodermitis.
Hoe is het mogelijk dat we al zo vroeg bacteriën verzamelen die eerder slecht dan goed voor ons zijn? Ruim een derde van alle kinderen in de westerse industrielanden wordt netjes via een keizersnee ter wereld gebracht. Geen moeizaam gepers door het geboortekanaal, geen vervelende bijverschijnselen zoals een bilnaadruptuur of nageboorte – eigenlijk klinkt dat heerlijk! Maar een keizersneekind komt in het begin van zijn leven voornamelijk in contact met de huid van andere mensen. Daardoor moet het zijn darmflora op een andere manier bij elkaar zien te jatten, want die bestaat niet per se uit de specifieke kiemen van zijn moeder. Die kan voor een deel ook afkomstig zijn van de rechterduim van verpleegkundige Susi, een beetje van de medewerker van de bloemenwinkel die zijn vader een boeket in de hand heeft gedrukt, of een beetje van de hond van opa. Opeens kunnen dingen een rol spelen als de motivatie van de onderbetaalde schoonmaakster in het ziekenhuis: heeft ze de telefoon, de tafel en de badkamer liefdevol of lusteloos afgeveegd?
Onze huidflora volgt niet even strenge regels als de bewoners van het geboortekanaal en is veel beter bestand tegen de buitenwereld. Wat zich daar heeft verzameld, kan ook al heel snel in de babydarm zitten. Ziekteverwekkers, maar ook minder opvallende helpers die het jonge immuunsysteem met vreemde methoden trainen. Bij kinderen die via een keizersnee worden geboren, duurt het maanden of langer tot ze normale darmbacteriën hebben. Driekwart van de pasgeboren baby’s die typische ziekenhuiskiemen oplopen, zijn keizersneebaby’s. Ze hebben bovendien een verhoogde kans op het ontwikkelen van allergieën of astma. Volgens een Amerikaans onderzoek kan het innemen van bepaalde lactobacillen het risico op allergie bij deze kinderen verminderen. Dit geldt niet voor baby’s na een vaginale bevalling, want zij zijn bij wijze van spreken al tijdens hun geboorte in het probioticatoverbad gevallen.
Vanaf het zevende levensjaar is er bijna geen verschil meer tussen de darmflora van kinderen die vaginaal en die via de keizersnee zijn geboren. De eerste fasen waarin het immuunsysteem en de stofwisseling worden beïnvloed, zijn dan allang voorbij. Een keizersneegeboorte is niet de enige mogelijke oorzaak voor een slechte beginsamenstelling in de darm dat geldt ook voor slechte voeding, onnodig gebruik van antibiotica, te veel hygiëne en te veel contact met slechte kiemen. Maar hier hoeft niemand zich echt druk over te maken, want de mens is zo’n groot levend wezen dat wij niet alles op micro-organismeniveau in de hand kunnen hebben.