1
De wereld zou er veel grappiger uitzien als we niet alleen konden zien wat zichtbaar is, maar de rest ook. Dan lijkt een boom namelijk niet op een lepel; dat is namelijk extreem vereenvoudigd alleen maar de vorm die we met onze ogen waarnemen: een rechte stam met een bolle kroon. Over deze vorm zeggen onze ogen: ‘lepel.’ Maar onder het aardoppervlak zitten nog minstens evenveel wortels als takken in de lucht. Onze hersenen zouden dan eigenlijk iets moeten zeggen als ‘halter’, maar dat doen ze niet. De meeste input krijgen onze hersenen van onze ogen en een enkele keer van een afbeelding in een boek waar een volledige boom op te zien is. Dus beschrijven de ogen gehoorzaam het voorbijschietende bos met de woorden: ‘Lepel, lepel, lepel, lepel.’
Terwijl wij met die ‘lepelachtige blik’ door het leven wandelen, missen we geweldige dingen. Onder onze huid is bijvoorbeeld altijd iets aan de hand. We stromen, pompen, zuigen, slaan, pletten, herstellen en vormen. Een grote groep uitgekiende organen werkt zo perfect en efficiënt samen dat een volwassen mens per uur ongeveer evenveel energie nodig heeft als een gloeilamp van 100 watt. Elke seconde filteren onze nieren ons bloed minutieus schoon – veel beter dan een koffiefilter – en meestal houden ze het ook nog eens ons hele leven vol. Onze longen zijn zo slim ontworpen dat we eigenlijk alleen tijdens het inademen energie verbruiken; het uitademen gebeurt feitelijk vanzelf. Als we doorzichtig waren, zouden we kunnen zien hoe mooi een long eruitziet – als een grote opwindbare auto – en dat hij slap en longvormig is. Terwijl een mens zich vaak druk maakt dat niemand hem meer aardig vindt, draait zijn hart de zevenduizendste vierentwintiguursdienst om de boel draaiend te houden. Het is dus misschien een beetje onterecht om dat motortje zo te bejegenen.
Als we meer konden zien dan wat zichtbaar is, zouden we ook kunnen zien hoe klompjes cellen in de baarmoeder van een vrouw zich ontwikkelen tot een mens. Dan zouden we opeens begrijpen dat we ruwweg uit drie ‘buisjes’ ontstaan. Het eerste buisje loopt door ons lichaam en verspreidt zich vanuit het midden; dat is ons bloedvatenstelsel met ons hart als centrale vaatknoop. Het tweede buisje ontstaat bijna parallel op onze rug, dwaalt naar het bovenste uiteinde van ons lichaam en blijft daar; dat is ons zenuwstelsel, in het ruggenmerg, vanwaaruit de hersenen zich ontwikkelen en waar alle zenuwen in ons lichaam vandaan komen. Het derde buisje loopt van boven naar onderen door ons lichaam; dat is het darmkanaal.
Het darmkanaal regelt onze ‘binnenwereld’, alles in ons lichaam. Het vormt knoppen die steeds verder naar links en rechts uitlopen. Deze knoppen worden onze longen. Een stukje verder naar beneden krijgt ons darmkanaal een bobbel, onze lever. Het vormt ook de galblaas en de alvleesklier. Maar het buisje wordt vooral steeds vindingrijker: het is betrokken bij de geperfectioneerde bouwwerkzaamheden van de mond, vormt een slokdarm die kan ‘breakdancen’ en een klein maagzakje, zodat we ons eten een paar uur kunnen opslaan. Tot slot vormt het darmkanaal zijn meesterwerk, waar hij naar is vernoemd: de darm.
De beide ‘meesterwerken’ van de andere buisjes – hart en hersenen – genieten hoog aanzien. Het hart wordt beschouwd als noodzakelijk voor het leven, omdat het bloed door het lichaam pompt; de hersenen worden bewonderd omdat ze elke seconde verbijsterende gedachten bedenken. Maar de darm, dat denken de meeste mensen tenminste, gaat ondertussen hoogstens een keer naar het toilet. Verder hangt hij waarschijnlijk nietsdoend in de buik of hij poept af en toe. De speciale vaardigheden van de darm kent eigenlijk niemand, dus je zou kunnen zeggen dat we de darm een beetje onderschatten. Eerlijk gezegd onderschatten we de darm niet alleen, we schamen ons zelfs vaak voor ons darmkanaal!
Daar zou dit boek verandering in moeten brengen. Wij gaan proberen te doen wat een boek zo geweldig kan: concurreren met de zichtbare wereld. De darm is geweldig!