De ontwikkeling van de darmflora
Een baby in de baarmoeder is over het algemeen nog helemaal kiemvrij. Negen maanden lang raakt niemand hem aan, alleen zijn moeder. Zijn voeding wordt voorverteerd, zijn zuurstof voorgeademd. Op die manier filteren de longen en darm van de moeder alles voordat het bij de baby komt. De baby eet en ademt via haar bloed, dat door haar immuunsysteem kiemvrij wordt gehouden. De baby is omringd door de vruchtblaas en omsloten door een gespierde baarmoeder, die weer door een dikke prop is afgesloten. Hierdoor kan geen parasiet, geen virus, geen bacterie, geen schimmel en al helemaal geen ander mens de baby aanraken. Hij is schoner dan een operatietafel na de desinfectie. Dit is een uitzonderlijke toestand en het kind zal nooit meer zo beschermd en zo alleen zijn.
Als de mens ook buiten de baarmoeder kiemvrij zou zijn, waren we anders gebouwd. Maar nu heeft elk groot levend wezen minstens één ander levend wezen dat hem helpt en als tegenprestatie op hem mag wonen. Daarom hebben we cellen met een oppervlak waaraan bacteriën zich uitstekend kunnen hechten en die zich in de loop van duizenden jaren samen met ons hebben ontwikkeld.
Zodra de beschermende vruchtblaas ergens niet meer dicht is, begint de kolonisatie. Daarvóór bestond de baby nog voor honderd procent uit menselijke cellen, maar daarna is hij in celmatig opzicht nog maar voor tien procent mens en voor negentig procent microbe. Alleen doordat de menselijke cellen veel groter zijn dan de nieuwe kolonisten is dat niet te zien. Voordat een baby zijn moeder voor het eerst aankijkt, hebben de bewoners van zijn lichaamsholtes zijn ogen al gezien. Daarna leren ze de beschermende vaginaflora kennen, een volk dat er als een leger voor zorgt dat dit uiterst belangrijke gebied wordt verdedigd, bijvoorbeeld door cellen te produceren die andere bacteriën vernietigen en op die manier de weg naar de baarmoeder volkomen schoonhouden.