Ik ben met een keizersnee ter wereld gebracht en kon geen borstvoeding krijgen. Daardoor ben ik het perfecte voorbeeldkind van de darmwereld in de eenentwintigste eeuw. Als ik toen al meer over de darm had geweten, had ik weddenschappen kunnen afsluiten over welke ziekten ik in de toekomst zou krijgen. Eerst had ik last van lactose-intolerantie. Ik heb me nooit afgevraagd waarom ik vanaf mijn vijfde opeens wel weer melk kon drinken, en soms was ik dik en dan weer mager. Daarna ging het lange tijd goed met me, tot ‘de wonden’ opeens verschenen.
Op mijn zeventiende kreeg ik zomaar een wondje op mijn rechterbeen. Dat wondje wilde maar niet genezen en daarom ging ik na een maand naar de dokter. Zij wist niet echt wat het was en schreef me een zalfje voor. Drie weken later zat mijn hele been onder de wonden, en kort daarna mijn beide benen, mijn armen en rug. Vaak ook mijn gezicht. Gelukkig was het winter en dacht iedereen dat ik herpes had en dat het wondje op mijn voorhoofd een schaafwond was.
Geen dokter kon me helpen, ze gingen ervan uit dat het wel neurodermitis zou zijn. Ze vroegen of ik erg gestrest was en of ik me psychisch misschien niet goed voelde. Cortison hielp een beetje, maar zodra ik daarmee stopte, kwam alles gewoon weer terug. Een jaar lang droeg ik ’s winters én ’s zomers kousen, om te voorkomen dat mijn wonden vochtig werden door mijn broek. Op een bepaald moment begon ik me erover op te winden en ging ik zelf op zoek naar informatie. Puur toevallig kwam ik een artikel tegen over eenzelfde soort huidziekte: een man had er last van gekregen nadat hij antibiotica had geslikt. Ook ik had een paar weken voor de eerste wondjes antibiotica moeten nemen.
Vanaf dat moment behandelde ik mijn huid niet langer als de huid van iemand met een huidziekte, maar als de huid van iemand met een darmziekte. Ik at en dronk geen melkproducten en bijna geen gluten meer, zorgde dat ik verschillende soorten bacteriën binnenkreeg en ging gezonder eten. In die tijd heb ik een paar rare experimenten uitgevoerd... Als ik toen al medicijnen had gestudeerd, zou ik niet meer dan de helft hebben aangedurfd. Ik heb zelfs een paar weken achter elkaar een veel te hoge dosis zink geslikt met als gevolg wekenlang last van een uitermate versterkte reukzin.
Met een paar trucjes kreeg ik mijn ziekte ten slotte goed onder controle. Het ging echt heel goed; mijn eigen lichaam bevestigde de uitspraak dus dat kennis macht is. En toen ging ik medicijnen studeren.
In het eerste semester zat ik tijdens een feest naast een jongen die uit zijn mond stonk, erger dan ik ooit eerder had meegemaakt. Het was een heel vreemde geur, niet die zurige waterstofgeur van oudere, gestreste heren of de zoetig-weeë geur van te veel snoepende tantes. Na een tijdje ging ik ergens anders zitten. De volgende dag was hij dood – hij had zelfmoord gepleegd. Ik moest er steeds weer aan denken: was het mogelijk dat een erg zieke darm zo stinkt en dat zo’n ziekte ook iemands stemming kan beïnvloeden?
Een week later had ik genoeg moed verzameld om met een goede vriendin over mijn vermoedens te praten. Een paar maanden later kreeg deze vriendin een zware buikgriep en ze voelde zich ellendig. De volgende keer dat we elkaar zagen, zei ze dat mijn theorie best een kern van waarheid zou kunnen bevatten: ook zij had zich psychisch al heel lang niet meer zo slecht gevoeld. Dat was voor mij de aanleiding me nog meer in dit onderwerp te verdiepen en ik ontdekte een volkomen nieuw onderzoeksgebied: de relatie tussen de darmen en de hersenen. Dat is een snelgroeiend onderzoeksgebied; ongeveer tien jaar geleden verschenen hierover nog maar weinig publicaties, maar inmiddels zijn er al honderden wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. De manier waarop de darmen onze gezondheid en ons gevoel van welzijn beïnvloeden, is een van de nieuwe onderzoeksgebieden van deze tijd. De beroemde biochemicus Rob Knight schreef in Nature dat deze minstens zo veelbelovend zijn als stamcelonderzoek. Ik was in een onderzoeksgebied beland dat me steeds meer fascineerde.
Tijdens mijn studie merkte ik hoe stiefmoederlijk dit onderwerp in de geneeskunde werd behandeld. Toch is de darm een volkomen uniek orgaan. Hij beslaat twee derde van ons immuunsysteem, haalt energie uit broodjes of tofoe, en produceert meer dan twintig eigen hormonen. De meeste artsen leren tijdens hun opleiding maar bitter weinig over dat onderwerp. Toen ik in mei 2013 in Lissabon een congres over darmbacteriën en gezondheid bijwoonde, was het gezelschap overzichtelijk: ongeveer de helft was afkomstig van instellingen die het zich financieel konden permitteren om er ‘als eerste’ bij te zijn, zoals Harvard, Yale, Oxford en het EMBL, een multidisciplinair onderzoekslaboratorium in Heidelberg.
Ik schrik er vaak van als wetenschappers achter gesloten deuren over belangrijke ontdekkingen discussiëren zonder dat het publiek hierover wordt geïnformeerd. Vaak is wetenschappelijke terughoudendheid beter dan een overhaaste bewering, maar angst kan ook belangrijke kansen om zeep helpen. Binnen de wetenschap wordt inmiddels erkend dat mensen met bepaalde spijsverteringsproblemen vaak een storing hebben in het zenuwstelsel van hun darm. Hun darm stuurt dan signalen naar een gebied in de hersenen dat onaangename gevoelens verwerkt, hoewel ze helemaal niets ergs hebben gedaan. Deze mensen voelen zich niet prettig en weten niet hoe dat komt. Als hun dokter hen dan als irrationele psychiatrische patiënten behandelt, is dat uiterst contraproductief. Dit is slechts één reden waarom men veel onderzoeksresultaten sneller bekend zou moeten maken!
Dat wil ik met dit boek bereiken: ik wil kennis concreter maken en tegelijkertijd bekendmaken wat wetenschappers in hun publicaties schrijven of achter de deuren van congrescentra vertellen, terwijl veel mensen op zoek zijn naar antwoorden. Ik snap heel goed dat veel patiënten met een onaangename ziekte teleurgesteld zijn door de medische wereld. Ik kan natuurlijk geen wondermiddeltjes verkopen en ook een gezonde darm zal niet elke ziekte genezen. Maar wat ik wel kan, is op een leuke manier vertellen wat er in de darm gebeurt, welke nieuwe ontdekkingen er zijn en hoe we met deze kennis ons leven van alledag prettiger kunnen maken.
Dankzij mijn studie geneeskunde en mijn doctoraalscriptie aan het Institut für Medizinische Mikrobiologie kan ik uitkomsten beoordelen en samenvoegen, en dankzij mijn persoonlijke ervaring ben ik in staat deze kennis dichter bij de mensen te brengen. Mijn zus zorgt ervoor dat ik niet afdwaal, want als ik haar mijn tekst voorlees, kijkt ze me met een brede grijns aan en zegt: ‘Dit moet je even anders formuleren.’