28

 

'Voilà,' zei Michelov.

Hij stond in uiterst voldane houding met over elkaar geslagen armen, het bundeltje enveloppen dat met een touwtje samengebonden was, lag op de schrijftafel en getuigde van de handigheid waarmee de man te werk gegaan was. Op de wangen van Hermann Zeberlieff brandden twee vurige plekjes en zijn ogen schitterden triomfantelijk. 'Eindelijk! Je bent een reuze vent!' zei hij ironisch. Michelov haalde zijn schouders op.

"t Had niets te betekenen,' zei hij. 'Het geniale idee, de voorbereidende gedachten waren allemaal van u, mon générale! Wie anders dan u zou op de gedachte van die aanplakbiljetten hebben kunnen komen? Dat was een meesterlijke zet; de rest was makkelijk.'

'Je hebt het slot zeker moeten uitbranden?' vroeg Hermann terwijl hij het touwtje dat de enveloppen samenhield, losmaakte.

Michelov schudde zijn grote hoofd.

'Het was doodeenvoudig. Alweer een idee van u!' Vol bewondering strekte hij zijn armen voor zich uit. 'Mijn idee!' beaamde Zeberlieff. 'Heb je de brandkast opengemaakt met de naam die ik je opgaf?'

De man knikte.

'Met "Elsie"?'

Weer knikte Michelov.

De wenkbrauwen van Hermann Zeberlieff waren gefronst, zijn onderkaak stak strijdlustig naar voren en op dat moment was hij niet knap om naar te kijken.

'Elsie!' herhaalde hij. 'Verdomd, daar zal ik hem voor laten boeten.'

Hij sneed het touw ongeduldig door en bestudeerde de enveloppen.

'Er mankeert er één,' merkte hij op.

'Dat kan niet,' verzekerde Michelov bedaard. 'Ik heb alles heel zorgvuldig bekeken en mijn kennis van uw taal is perfect. Alles is er.'

'Er was er een met daarin een huwelijkscertificaat,' zei Hermann.

'Die is er ook bij,' verzekerde de ander. 'Ik herinner me nog heel goed dat ik die erbij gelegd heb.'

'Maar nou is die er niet,' hield Hermann vol. Hij keek nog eens.

'Idioot, het belangrijkste stuk van allemaal heb je achtergelaten.'

'Dat is dan verdomd jammer,' mompelde Michelov een beetje ongeduldig. Hij was moe van alle kritiek, moe om steeds maar afgesnauwd te worden. Hij wou een beetje waardering voor het risico dat hij gelopen had en voor het werk dat hij gedaan had.

'U hebt in elk geval meer dan voldoende gekregen voor uw geld,' besloot hij.

Hermann dacht een ogenblik na, hij ging naar een kleine safe die in de muur was aangebracht, opende die en nam er een bundeltje bankbiljetten uit. Hij telde er zorgvuldig tien af en gaf die aan zijn gewillige handlanger, die ze even zorgvuldig natelde.

'Dat is precies de helft van wat u me beloofde,' constateerde hij.

'Dat is precies alles wat je krijgt,' snauwde Zeberlieff. 'Je bent er niet in geslaagd me te brengen wat ik je gevraagd heb en wat ik in de eerste plaats nodig had.'

'Ik moet nog duizend pond hebben,' zei Michelov, zijn kleine oogjes staarden koud en onbewogen. 'Ik moet nog duizend pond hebben, monsieur en ik ga hier niet vandaan voor ik ze heb.'

'D'r uit!' snauwde Hermann die een pas naar hem toedeed en toen ineens bleef staan.

Michelov nam die nacht geen enkel risico. Hij had de witte handen al eens eerder in een worgende greep om zijn hals gevoeld en deze ervaring wilde hij geen tweede maal opdoen. Hermann bleef staan voor de zwarte loop van een Browningpistool.

'Nee, nee, mijn waarde,' zei Michelov, 'geen tweede voorstelling van de greep van Le Cinq!'

'Leg die revolver neer!' beval Hermann, 'idioot, leg neer dat vervloekte ding!'

Hij was verschrikkelijk ontdaan, bijna in paniek. Hij was steeds doodsbenauwd voor welk vuurwapen ook en zelfs Michelov schrok van het spierwitte gezicht en de zenuwachtige manieren van zijn opdrachtgever. De kleine Rus had toch nog iets menselijks en hij liet het pistool zakken.

Hermann streek langs zijn voorhoofd en bevochtigde zijn droge lippen.

'Richt nooit meer een revolver op me,' zei hij hees. 'Dat kan ik niet hebben. Dat is iets dat ik meer haat dan wat ook.' Hij ging weer naar de brandkast en met bevende vingers telde hij nog eens tien bankbiljetten uit en smeet ze op tafel. 'Neem op!' snauwde hij.

Michelov deed dat en zonder zich de tijd te gunnen ze na te tellen, liep hij naar de deur.

'Mijn vriend,' zei hij plechtstatig, 'ik groet u... en verdwijn.' En nu was Hermann Zeberlieff alleen.

Heel behoedzaam bekeek hij de inhoud van de enveloppen. Eén bevatte een paar brieven die hem genoegen deden: de brieven waren door hemzelf geschreven. Hij doorlas ze nog eens en nog eens en daarna verbrandde hij ze heel zorgvuldig. Met dit doel had hij in zijn studeerkamer een vuurtje. Er was een enveloppe die hij niet aanraakte, waarop de naam stond van een meisje dat van hem gehouden had en dat met afschuw zijn geheim ontdekt had, en dat in de waanzin van haar wanhoop zichzelf het leven benomen had. Hij draaide de enveloppe om en om: iets weerhield hem ervan de inhoud te lezen.

Met zijn kin op de palm van zijn hand zat hij te peinzen en toen herinnerde hij zich de woorden van Michelov en hij ging rechtop in zijn stoel zitten.

'Elsie,' herhaalde hij en hij trok zijn lippen verachtelijk op. Dat was het dus: deze kerel was verliefd geworden op een kind dat hij in Londen uit de goot opgeraapt had. Zij had zijn vertrouwen, zij kende zijn plannen, zij deelde zijn geheimen. Het meisje had alles wat Hermann Zeberlieff wilde hebben; eens had hij de gelegenheid gehad vlak naast King Kerry te staan, de eerste in diens vriendenkring, vertrouwd en op weg naar een fortuin zoals ook de miljonair geleidelijk aan rijk geworden was.

Hij had dit alles weggesmeten en dit meisje had alles gewonnen wat hij versmaad had.

Een kleinzielige gedachte misschien; maar een natuurlijke gedachte.

Eén enveloppe moest nog bekeken worden en zijn toekomst hing af van zijn oordeel of de inhoud was zoals hij verwachtte.

Hij had een vluchtige blik geslagen op het adres op de enveloppe. Tot dusverre was hij voldaan dat hij zich niet vergist had; de enveloppe droeg de woorden: 'Heeft betrekking op mijn huwelijk.'

Hij legde alle andere papieren bij elkaar en sloot ze weg in een lade van zijn bureau. Daarop opende hij de nog overgebleven enveloppe.

Die bevatte twintig dichtbeschreven vellen papier. Hij las gestaag door, draaide blad na blad om tot hij eindelijk kwam bij de passage die hij zocht.

Hij had verwacht die in een andere vorm aan te treffen en was even teleurgesteld toen hij tot de ontdekking kwam dat de enveloppe niets meer bevatte dan de ene verklaring die hij nu las.

Maar die passage maakte een eind aan alle twijfel die nog in zijn geest mocht bestaan. Hij las telkens en telkens weer, herhaalde zin voor zin tot hij alles uit het hoofd kende. Die passage luidde als volgt:

Mijn huwelijk was een mislukking. Het voorafgaande heeft dit wel duidelijk gemaakt. Henriette's moeder is in een krankzinnigengesticht gestorven. Ik wist daar voor mijn huwelijk niets van. De moeder had iets van haar sterke wil en haar sterk karakter met een volslagen onverantwoordelijkheid eigen aan haar onbeheerste natuur, overgedragen op haar dochter...

Ze wist niets van de wetten van de Verenigde Staten en dit heeft haar er waarschijnlijk toegebracht de misdaad te begaan die zij bedreven heeft: terwille van haar dochter. Toen ik de dubbelhartigheid van Henriette ontdekte, toen ik ontwaakte en tot het volle besef van haar vreselijke en alles verslindende hartstocht kwam, toen het tot me doordrong hoe volstrekt onmogelijk zo'n huwelijk was, begreep ik dat ik mezelf in een ontzettende positie geplaatst had. Ik hield niet van Henriette, ik geloof niet dat ze een enkel moment in mijn leven dat vertrouwen heeft opgewekt welke de basis van elke oprechte liefde is. Ik was onder de betovering geraakt van de bekoring van een mooie vrouw, ik was uit mijn evenwicht gebracht door haar buitengewone schoonheid. In die dagen was ze nauwelijks meer dan een kind.

Ik raadpleegde mijn advocaat. Voor mijn huwelijk had ik de nodige voorzieningen getroffen en ik had in mijn testament bepaald dat ze bij mijn dood tien miljoen dollar zou erven. Ik wilde nu te weten komen in hoeverre ik aan dat contract gebonden was.

Ik had niet het minste verlangen haar van haar erfdeel te beroven, hoewel ze een groot deel van haar moeders bezittingen zou krijgen en als ik mijn bepalingen ongedaan had kunnen maken, zou ze er niets van gemerkt hebben, maar de advocaten verzekerden me dat het zonder veel publiciteit te wekken, onmogelijk was en die publiciteit wenste ik niet en zelfs toen bestond er al twijfel of ik succes zou hebben als ik het probeerde.

Het is een afschuwelijke gedachte dat deze vrouw voordeel zal trekken uit mijn dood... afschuwelijk omdat ik ervan overtuigd ben dat Hermann Zeberlieff niet zal aarzelen me uit de weg te ruimen als hij te weten zou komen dat Henriette daar voordeel van zou hebben.'

Hermann las de passage zorgvuldig door en vouwde daarop het blad met een glimlach dicht.

'Je hebt volkomen gelijk, vriend. Henriette heeft een zeer loyale broer.'

Hij sloot het document in de brandkast en stond peinzend bij het vuur.

'Waarom zou ik zo'n hekel hebben aan vuurwapens,' mompelde hij. "t Is nou toch nog de enige methode die me ter beschikking staat. D'r aan ga je!' Hij wees naar de zoldering. 'D'r aan ga je, mijn waarde King Kerry, jij die vrouwen in de steek laat en zulke mooie testamenten opstelt! Van je eigen lippen heb ik geleerd hoe noodzakelijk het is dat je uit de weg geruimd wordt... Arme Henriette!' Weer lachte hij.

Waar was de vrouw van King Kerry? Hermann wist het - hij wist het maar al te goed. Maar Elsie, die in Chelsea klaarwakker in haar bed heen en weer lag te woelen, piekerde en piekerde zonder iets dichter te komen bij een oplossing van de zaak. En toen de eerste stralen van het ochtendzonnetje haar kamer binnenkwamen, vonden die haar nog even klaarwakker en nog steeds piekerend.