7

 

Het moment waarop Elsie werd ingewijd in de geheimen van King Kerry's kantoor, zaten twee mannen te ontbijten in de overdadig gemeubileerde zitkamer van mr. Leete's flat in Charles Street.

Een van hen was de geduchte Leete zelf, gekleed in een kamerjas van gebloemde zijde en de ander was de jeugdig uitziende mr. Hermann Zeberlieff. Hij was achtendertig jaar, maar had een gezicht waarop het ouder worden en de gevolgen van een losbandig leven geen sporen achterlieten. Leete en hij waren vrienden. Ze hadden elkaar leren kennen in Parijs toen de naam van miljonair Zeberlieff in alle dagbladen verscheen als de man die zijn schaapjes op het droge had.

Ze hadden iets met elkaar gemeen, deze twee mannen en toen een syndicaat in Wall Street over de kop gegaan was en in zijn val honderden kleine speculanten had meegesleurd, maar Hermann Zeberlieff tienmaal rijker had gemaakt, had Leete de jongeman vergezeld op een tocht met een zeilboot die noodzakelijk was gebleken om de haat van het publiek en de felle toon in de pers, en de vriendschap was hechter geworden.

De publiciteit die miljonair Hermann Zeberlieff later kreeg, was voor hem noodlottig geweest en de handelingen van de 'L-Trust' zouden hem van de helft van zijn fortuin beroven.

Nu hadden ze het ook over geld. Het was een onderwerp dat beide mannen totaal in beslag nam.

'Je bent zelf tamelijk rijk, is het niet, Leete?'

Zeberlieff stelde deze vraag op een toon alsof het antwoord bevestigend of ontkennend hem weinig kon schelen.

'Nogal,' gaf de man met het weinig innemend uiterlijk toe.

'Miljonair?'

Leete knikte.

'Waarom heb je dan voor de duivel jouw zaak aan Kerry verkocht?' vroeg de ander verbaasd.

Het gegroefde gezicht van mr. Leete vertrok zich tot een grijns.

'Vlak ernaast is een groter pand,' vertelde hij opgewekt. 'Goulding heeft een dubbele omzet... hij trok al onze klanten naar zich toe en voer er wel bij. Hij staat op een betere stand... op de hoek van een straat met aan twee kanten etalages. Snap je?'

'Maar waarom heeft hij Goulding dan niet gekocht?' De glimlach op Leete's gezicht liet aan duidelijkheid niets te wensen over.

'Goulding wou niet verkopen. Hij heeft het terrein waarop het pand staat, wel gekocht, maar hij kan Goulding niet verjagen, want die heeft nog een contract voor tachtig jaar.'

Zeberlieff floot tussen zijn tanden.

'Dat zal zijn plannen wel in de war sturen.'

'Tack en Brighten is natuurlijk een achteruitlopende zaak,' vervolgde mr. Leete openhartig. 'En tenzij hij Goulding toch nog kan kopen, is hij zijn geld zo goed als kwijt. En Goulding zal verkopen... voor een bepaalde prijs.'

Hij gaf een knipoogje.

'Tussen twee haakjes,' liet hij er schielijk op volgen, 'heb je al gehoord dat er midden op straat een moordaanslag op Kerry gepleegd is?' De ander knikte. 'Nou, de kerel die op hem geschoten heeft, is dood.'

Zeberlieff trok zijn wenkbrauwen op.

'Wat zeg je me nou?'

Mr. Leete knikte.

'De vent was blijkbaar stomdronken toen ze hem naar het politiebureau meenamen en toen een van zijn vrinden hem een kan koffie stuurde, liet de politie die in zijn cel brengen, blijkbaar met de gedachte dat die hem wel nuchter zou maken.'

'En was dat ook zo?' vroeg de ander schijnbaar ongeïnteresseerd.

Weer knikte Leete.

'Hij ging eraan dood... er zat cyaankali in de koffie. Mijn dokter,' hij zweeg even en verhief toen zijn stem een beetje, 'mijn dokter, sir John Burcheston, kwam toevallig langs en heeft me er alles van verteld.'

'Eigenaardig,' mompelde Zeberlieff ogenschijnlijk verveeld. 'Hoe kwam die koffie op het bureau?'

'Dat weet ik niet, ze hebben de jongen die de koffie bracht, wel opgespoord, maar die beweert dat een man die nog onbekend is, hem ermee naar het politiebureau gestuurd heeft.'

'Dat klinkt nogal opwindend,' zei Zeberlieff ongevoelig.

'Ik dacht dat het je wel zou interesseren,' was de mening van zijn vriend.

'Ik ben veel meer geïnteresseerd in jouw zakelijke relaties met Kerry. Wist hij dan niet dat Goulding niet wou verkopen?' vroeg Zeberlieff ongelovig. 'Dat lijkt me onbestaanbaar.'

'Hij denkt dat hij een koopje gehaald heeft,' grinnikte mr. Leete. 'We hebben de prijzen verlaagd en de winsten opgevoerd. Jouw Trust-mensen zijn niet zo slim als ze voorgeven.'

Maar Zeberlieff schudde zijn hoofd.

'Als jij de bekwaamheid van de "Grote h" onderschat,' beweerde hij ernstig, 'dan kom je bedrogen uit. Dat is alles. King Kerry ruikt de waarde van de eigendommen zoals een gier aas ruikt; hij maakt nooit fouten.'

Leete keek de ander aan, hij lachte spottend, waardoor zijn gele tanden te zien kwamen.

'Als ik me onaardig uitlaat tegenover een vriend van je...' begon hij.

Het mollige babygezicht van Zeberlieff werd rood en zijn ogen glansden dreigend.

'Een vriend van mij?' vroeg hij woedend. 'Een vriend van mij, Leete, ik haat die vent zo verschrikkelijk dat ik bang ben van mezelf! Ik haat zijn snuit en het geluid van zijn stem: ik haat hem en toch fascineert hij me.'

Met grote stappen liep hij het vertrek op en neer. 'Weet je,' vervolgde hij en bleef plotseling staan, 'weet je dat ik soms uren achtereen achter hem aanloop... als een hond, om geen enkele andere reden dan dat ik hem ongelooflijk haat en hem toch niet uit het gezicht wil verliezen.'

Hij zag nu spierwit; en zijn handen die klam waren van het zweet, had hij zo in elkaar geklemd dat de knokkels wit schenen.

'Je denkt dat ik krankzinnig ben... maar jij kent niet de kracht van de haat. Ik haat hem, grote goden, wat haat ik hem!' En hij siste deze woorden tussen zijn opeengeklemde tanden door.

Mr. Leete knikte goedkeurend.

'Dan heb ik goed nieuws voor je,' zei hij langzaam. 'Kerry zal bloeden.'

'Bloeden?'

De haast dierlijke woede in zijn stem was niet te miskennen. 'Niet op de manier zoals jij bedoelt,' zei mr. Leete gewild grappig, 'maar we zullen hem voor Goulding goed laten betalen. Wij,' herhaalde mr. Leete. 'M'n goeie man, Goulding is van mij... is altijd van mij geweest. Ik heb Goulding opgebouwd uit de resten van Tack en Brighten. Ik heb de mislukking verkocht; het succes heb ik gehouden.'

Weer fronste Zeberlieff de wenkbrauwen.

'En dat weet Kerry niet?' vroeg hij ongelovig.

Mr. Leete schudde zijn hoofd, hij lachte een eigenaardig hoog lachje. Zeberlieff wachtte tot hij uitgelachen was.

'Ik durf er al het geld van heel de wereld om te verwedden dat hij het wel weet,' verklaarde hij en de lach trok weg van mr. Leete's onaantrekkelijk gezicht. 'Hij weet het nu omdat ik het hem verteld heb,' zei hij. 'Hij heeft het altijd geweten,' meende de ander. 'Ik vraag me af welke vuiligheid hij voor jou in petto heeft.'

Hij dacht even na. De actieve geest die de droogte van 1904 voorzien had en gegokt had op de katoenschaarste in 1908 was heel druk bezig.

'Wat zal hij gaan doen?' vroeg hij plotseling. 'Welk plan is hij aan het uitbroeden? Ik weet het niet, hoewel ik lid geweest ben van het syndicaat; de anderen weten het evenmin. Hij heeft het hele plan uitgewerkt en in het Juwelenhuis gedeponeerd. Alleen zijn oog heeft het gezien.'

Leete stond op om zich aan te kleden.

'Als we het wisten, konden we Kerry vermorzelen,' vervolgde Zeberlieff nadenkend. 'Ik heb er een miljoen dollar voor over om zijn plannen te leren kennen.'

Terwijl Leete zich aankleedde, zat de ander met zijn kin op zijn gebalde vuisten naar de straat te kijken. Maar dan veranderde hij van houding om een aantekening te maken.

Toen Leete terugkwam, klaar voor een onderhoud dat hij met King Kerry gearrangeerd had, was Zeberlieff haast opgewekt.

'Ga niet weg voor Gleber komt,' zei hij. En mr. Leete keek spijtig op zijn horloge. Voor hij zich kon excuseren, diende de knecht de man aan op wie Zeberlieff wachtte. Gleber bleek een klein kleurloos mannetje te zijn met een kaal hoofd en met gebaren die wel iets weg hadden van die van een vogel, geheimzinnig bovendien.

'En?'

'De jongedame kwam om tien uur,' vertelde de man. 'Ze heeft eerst tien minuten buiten gewacht en is toen naar binnen gegaan.'

'Hetzelfde meisje dat in Savoy geluncht heeft?' vroeg Zeberlieff en de man knikte.

'Dat is Elsie Marion,' wist Leete te vertellen met een lelijke grijns.

'Een verkoopstertje... is het dus zo'n vent?' Zeberlieff schudde zijn hoofd.

'Hij is een tamelijk goed mensenkenner. Hoe lang is ze gebleven?' vroeg hij de man.

'Toen ik wegging, was zij er nog. Ik geloof dat ze er permanent blijft.'

'Kolder!' snauwde Leete. 'Waarom zou hij een meisje bij zich op kantoor nemen... een winkelkipje?'

Maar Zeberlieff liet duidelijk merken dat hij het met het standpunt van de ander niet eens was.

'Zij is de ideale secretaresse waar hij altijd al naar op zoek geweest is,' verklaarde hij. 'Dat meisje wordt een heel belangrijke factor, Leete... misschien is ze het al.'

Nadenkend beet hij op zijn vinger.

'Als ze het eens wist!' zei hij half in zichzelf.

Leete nam haastig afscheid en kwam na tien minuten op het kantoor van de grote Trust.

Daar was King Kerry en ook miss Marion was er, ze zat achter een rozenhouten bureau dat vol lag met papieren en alles wees erop dat dit haar vaste plaatsje geworden was. 'Ga zitten, mr. Leete,' inviteerde Kerry nadat hij zijn bezoeker met een kort hoofdknikje begroet had. 'En wat is nu uw voorstel?'

Mr. Leete wierp een veelbetekenende blik op Elsie en het meisje rees half op, maar een beweging van Kerry's hand weerhield haar.

'Ik heb voor miss Marion geen zakengeheimen,' verklaarde hij.

De opvliegende mr. Leete trilde van woede. Dat hij, een bekend geldmagnaat, gedwongen werd zich uit te spreken in bijzijn van een winkelmeisje... en nog wel een ontslagen winkelmeisje... was toch wel een heel harde noot om te kraken voor zijn trots.

'Er valt niet veel te zeggen,' antwoordde hij met een vertoon van zorgeloosheid die hij beslist niet voelde.

'Ik heb u al geschreven dat ik de eigenaar ben van Goulding en dat ik een bepaalde prijs in mijn hoofd heb.'

'Voor ik uw andere zaak kocht, hebt u me het feit niet onthuld dat u de leidende geest van Goulding was,' zei Kerry met een lachje. 'U was zelf niet eens aanwezig. Uw advocaat heeft zeker de zaak voor u afgedaan?'

Mr. Leete knikte.

'Ik wist er natuurlijk alles van,' vertelde King Kerry rustig. 'Daarom heb ik juist de goedkopere zaak gekocht. Hoeveel moet u voor uw paradepaardje hebben?'

'Eéneneenkwart miljoen,' antwoordde Leete met grote nadruk. 'Geen penny minder.' King schudde zijn hoofd.

'Uw zaak is er een van de hand in de tand,' zei hij langzaam. 'U betaalt een klein dividend en u hebt geen reserves.'

'We hebben het laatste jaar 150.000 pond winst gemaakt,' antwoordde Leete met een bedaard lachje. 'Precies - iets meer dan 10% van de prijs die u vraagt, maar toch bied ik u niet meer dan 500.000 pond cash.'

Weloverwogen stond mr. Leete van zijn stoel op en trok zijn handschoenen aan.

'Uw aanbod is bespottelijk,' zei hij en dat meende hij inderdaad. King Kerry stond gelijk met hem op.

'Het is iets minder dan de zaak waard is,' gaf hij toe, 'maar ik gun mezelf een marge om me schadeloos te stellen voor

het bedrag dat ik voor Tack en Brighten te veel betaalde.' Hij liep met zijn bezoeker naar de deur. 'Ik zou u graag voor de lunch uitnodigen om de kwestie nog eens te bepraten,' zei hij, 'maar ik moet vanmiddag tot mijn spijt naar Liverpool.'

'En al praatte u nog uren aan een stuk, dan veranderde er nog niets aan mijn vraagprijs,' zei mr. Leete kwaad. 'Uw voorstel is absurd.'

'Voor het jaar om is, zult u er maar al te blij mee zijn,' voorspelde King Kerry en deed de deur achter de op kookpunt zijnde mr. Leete dicht.

Deze riep een taxi aan en kwam razend van woede bij zijn flat. Hermann Zeberlieff luisterde rustig geïnteresseerd naar een verhaal dat erop berekend was tranen te brengen in de ogen van elke speculant.

Die middag liep een opgeruimde jonge verslaggever van de Monitor op zijn gemak door Middlesex Street op zoek naar kopij toen hij een bekend gezicht zag verdwijnen in de 'Am Tag', een vuile kroeg bezocht door mannen van het continent die zichzelf of 'sociaal-democraat' noemen of 'anarchist', maar die ongetwijfeld gevluchte misdadigers zijn, zeer bedreven in hun vak.

De verbaasde verslaggever herkende de man ondanks zijn armoedige kledij, hij volgde hem het café in met de zelfverzekerdheid van de journalist die een interessant geval ruikt.